<>

1914-08-21 (1 bericht)

> | Vrijdag 21 Augustus.
Twee begijntjes hebben bij mij aangebeld: de eene is mijn nicht: van Conventoverste is zij onlangs bevorderd tot den rang van Gezelnede: dat is raadgeefster van de Grootjuffrouw van 't Begijnhof. Er zijn slechts twee Gezelneden.
Zonder eerewacht — bestaande uit een begijntje — mogen de Gezelneden op de straat niet verschijnen.
Daarom is mijn nicht vergezeld door een mij onbekende. Zij leggen hun zwarte, bij middel van baleinen wijd openstaande faliën, op stoelen en zitten in hun krakende, witte sluiers van linnengoed, de eene zwartgerokt, de andere in donkerblauw, een feesttooi, dien ze voortaan steeds dragen moet uit hoofde harer waardigheid.
Het komt mij voor, dat geen menschenaangezicht zoo kalm, zoo vredelievend, zoo stil-gelukkig — en tevens zoo blij-opgewekt — kan wezen als dat van een begijntje.
Nu zijn de mondhoeken pijnlijk naar omlaag getrokken. De oogen staan verschrikt en de lippen hebben een siddering.
En zij vertellen van al den nood; want in de Conventen, en in de bijzondere huizen, door begijnen bewoond, zijn uitwijkelingen onder dak genomen.
Gisteren avond kwam in het Convent van Onze-lieve Vrouw ter Bloemen, waar de eene woont en waar de andere overste is geweest, de broeder van eene der zusters aan, gevlucht uit Diest. Hij had vijf kinderen mede. Het kleinste twee jaar oud droeg hij op den arm.
Hij bleef er vernachten: familieleden mogen dat doen in het Hof. Zij hadden enkel de kleederen, die ze aanhadden, zoo haastig waren ze door 't noodlot uit hun huis gejaagd. Zijn stallen, zijn schuur stonden in brand. Vervaarlijk hoorden ze 't geloei der verzengende koeien, terwijl ze over den boomgaard naar de straat liepen.
Die man is elders een onderkomen gaan zoeken.
De vijf kinderen blijven tot last van 't Convent, waarvan de bewoonsters een dertigtal uitmaken.
"Het was zoo triestig om aan te zien," vertelde het vreemd begijntje, terwijl een traan in den hoek van haar ooglid blonk en haar stem stokte, "hoe het voorlaatste kind, een meisje, haar popje in den arm hield, het eenig geredde stuk van al wat ze bezaten."
Gansche dagen trekken de begijnen pluk. [9]
[9]'Pluk trekken': wellicht wordt hiermee bedoeld dat zij katoen uiteentrokken om watten te maken, waarmee wonden konden worden gestelpt. Ook tot draden uiteengehaald weefsel om verbandmiddel te maken noemt men 'pluksel'.
Ieder uitgezocht of gekregen stuk laken, elke reep wollegoed wordtoorsp.: worden — zelfs uit meer brokken saamgeflanstoorsp.: uit meer brokken saamgeflansd — versneden en vernaaid tot sokken voor herstellende kranken.
"Ge moest zien, hoe welkom die giften in de ambulances zijn!" zei ze.
"Wat zal er van ons zelven geworden?" was ook de kommervolle vraag der andere. "Het meerendeel der onzen leven van handenarbeid: naaien, stoppen, borduren, kantmaken. Er is geen werk meer, ten minste geen betaald werk."
"Wie in beteren doen is," zegt de andere, "en een huur [10]
[10]'Een huur': een huurhuis.
of land verhuurt, zal niet betaald worden! Zullen aandeelen en waarden nog wat opbrengen?... Wat zal er van onszelven geworden?"
En terwijl ik aldus luister naar al die bedenkelijke vooruitzichten met tusschenpoozen van algemeene, radelooze stilzwijgendheid, schalt met brio pianospel aan den anderen kant van den scheidsmuur onzer buurhuizen...
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1914
<<augustus>>
ZoMaDiWoDoVrZa
      1
2345678
9101112131415
16171819202122
23242526272829
3031     
logo CTB