<>

1914-08-26 (1 bericht)

> | Woensdag 26 Augustus.
Berichten van gesneuvelden komen officieël aan. Schaarsch zijn ze echter, vele namen — zegt men — worden verzwegen om het volk niet te verontrusten.
Onder degenen, die het eerst vielen, is de kapitein-commandant uit mijn straat, die bij het heengaan — was het een voorgevoel? — zoo luide riep: "Adieu, adieu à vous tous," en niet "au revoir!"
En dat doet levendiger denken aan hen van wie geen bericht komt.
Ik ga bij een vriendin, die een schoonzoon — luitenant bij 't vierde lansiers — in het leger heeft.
"Nieuws?" vraag ik aarzelend, bevreesd voor het antwoord.
"Niets," zegt ze, "niets," hoofdschuddend, en een pooze stilte volgt.
Het is nu twee weken, dat haar dochter de laatste postkaart kreeg. Hij schreef haar anders alle dagen. "Zulk een gelukkig huwelijk!..."
"Correspondences komen moeielijk en met vertraging toe," poog ik te bemoedigen.
"Hij zal dood zijn... hij zal voorzeker dood zijn," murmelt ze. En toen: "Ge moest mijn meisje zien: ze spreekt niet, ze klaagt niet; ze zit daar als wezenloos voor zich in de leemte te staren, een echt jammerbeeld."
In fantazij ga ik drie jaar achteruit: wij waren op het buiten van mijn gastvrouw, hadden er gedineerd. Nu zaten we op het grasplein, een heel gezelschap, in kring geschaard.
Hij was er ook: een flinke luitenant, Waal van geboorte. Het meisje, weldra zijn verloofde, had bij het uittreden van het huis wat gedraald met hem.
De beiden wandelden langs de kromme parkpaden niet verre van ons. Ik zie ze nog: hij in het blauwachtig grijs, met de goud- en zilveren tresversiersels boven den diepblauwen omslag van zijn mouwen — de kleur van 't vierde regiment lansiers — met de rechte zwarte streep langs zijn broek, die broek berekend voor het paardrijden, nagenoeg de helft beslagen met zwart leder, dat bij elken stap in eigenaardige, stijve plooien optrok met kleine kraakjes, begeleid door een rinkeling van sporen en degen.
Zij rank, heel in 't rose, met zichtbare overgave van gansch haar wezen, glorievol van geluk, glimlachend naar hem opkijkend...
Plichtshalve moest hij vroeg afscheid nemen.
Weldra verscheen zijn ordonnans met een à la flèche bespannen rijtuig. [12]
[12]Wanneer paarden 'en fleche' worden gespannen, lopen ze achter elkaar.
De paarden blonken in de zon.
Hij kwam buigend ons aller handen drukken, wipte op den bok, en heenrijdend met de teugels vast, sloeg hij, omkijkend, nog eens aan met den ernst des soldaats en den diep-zelfbewusten, tragen zwier van den hoog-beschaafde.
In een oogwenk was heel dat tooneel voor mij opgestaan.
Een geweldige belklank die heel het huis dreunen en ons sidderen doet... en kort daarop stormt de dochter binnen, een jonge, slanke figuur. Ze is bloedrood, nat bekreten, de blonde haren kroesen verwilderd uit het klein hoedje en:
"Mama, mama," krijt ze als waanzinnig, terwijl ze de armen om haar moeders hals slaat, "mama, gered, hij leeft!"
En wij verademen, en ietwat tot bedaren gekomen, vertelt ze, steeds zenuwachtig bevend, dat ze het nieuws heeft van een zijner kameraden, die naast hem stond in den strijd tusschen Diest en Jodoigne; dat zijn paard onder hem was doodgeschoten, dat hij, gevallen, licht bezeerd zich met de terugwijkenden niet redden kon en krijgsgevangen werd genomen. En de twee vrouwen lachen elkander verrukt aan bij de nochtans zoo zorgwekkende tijding, dat hun dierbare niet gesneuveld, dat hij enkel in 'soorsp.: s vijands macht is!
"Weet gij wel, dames, wat het beteekent krijgsgevangene in Duitschland te zijn?" Met gruwel dacht ik het, maar sprak geen woord.
In den zomer van het jaar 1888 verbleef ik eens te Lingen in het voormalig koninkrijk Hannover dat sinds 1866 op briefadressen en officieële papieren Provinz Hannover heeten moet: iets waarover de Duitschers zich niet beklagen en zelfs fier zijn: op "die Einheit und die Grösse Deutschlands."
Tusschen de stad en de brug over de Ems, die daar reeds breed is, niet verre meer van hare monding in den Dollart loopt een soort van lange dijkweg met reeksen hooge boomen. Beneden dien weg liggen uigestrekte, malschgroene weiden.
Op een regenachtige dag, tegen den avond, wandelde ik eens met mijn gastvrouw, tevens mijn nicht, langs dien dijk. Boven een lage, gele streep van klaarte hingen in 't Westen zware, zwarte wolken en aan onze linkerhand dreef over de weide een wollig, grijsachtig nevelfloers. Er lag iets van weemoed zonder oorzaak over ons. — Wie kent niet die onbepaald-neerslachtige stemming, welk een sombere, windlooze avond teweegbrengen kan?
Achteloos waarden mijn blikken over die dieper liggende verten, waar lucht en grond, wazig en kleurloos ineen versmolten...
"Zie," zei ik, "dat heeft reeds iets herfstachtigs, het doet aan den naderenden winter denken."
"Herfst en winter," die woorden, sprak mijn gezellin, als tot haar zelve, "wat wekken ze, telkens ik hier voorbijga, herinneringen in mij op: dàar was het," en zij wees met de hand naar beneden, "na den veldslag van Sedan, [13]
[13]Op 1 september 1870 werden de Fransen door Pruisen verslagen bij Sedan. Keizer Napoleon III werd gevangen genomen, zijn machtspositie beëindigd. In Parijs werd even later de republiek uitgeroepen. De eerste fase van de Frans-Duitse oorlog werd hiermee afgesloten.
dat duizenden fransche krijgsgevangenen gekampeerd waren."
"In die lage gronden, in die vochtigheid?" vroeg ik ongeloovig.
Maar ze scheen mij niet te hooren.
"Daar," zei ze nog eens, "in die weiden waren legerhutten opgebouwd, achter beschotten rondom heel dat uitgestrekt vierkant; en dàar leefden die rampzaligen maanden en maanden lang in koude, regen, mist, sneeuw en vorst; bij plaatsen lagen ze op den soppigen grond, gebrek lijdend van allen aard. Ze werden streng bewaakt, achter slot ingesperd. Ze mochten er niet uit komen; geen onzer heeft ooit, tijdens hun verblijf alhier, een fransch soldaat gezien.
Weldra werd het geweten, dat hevige typhus achter die beschotten woedde, geen mensch, die nog — tenzij door de omstandigheden gedwongen — deze baan durfde betreden.
En al kregen wij de gevangenen nooit te bezien, toch zagen wij iets onvergetelijks van hen; want elken dag bij schemeruur trokken de naar 't graf gedragen kisten in lange... O zoo lange reeksen onze villa voorbij..." en haar gelaat, steeds zoo opgewekt, was verbleekt en in haar verbijsterde blikken scheen nog het visioen van die akeligheden bewaard te zijn gebleven.
Het was een duitsche vouw, die dit verhaalde. Ze leeft nog, nu heeft ze zelve drie zonen in den strijd...
Op het kerkhof van dat bewust stedeken heeft het fransch Staatsbestuur een groote zuil laten oprichten ten aandenken der aldaar overleden strijders, waarop het aan de "très nombreux braves de France, morts pour la patrie," hulde brengt.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1914
<<augustus>>
ZoMaDiWoDoVrZa
      1
2345678
9101112131415
16171819202122
23242526272829
3031     
logo CTB