<>

1914-09-10 (1 bericht)

> | Donderdag, 10 September.
Het is stikkend heet. Felle zonneschijn. In het Stadspark, dat ik doorkruis, zitten op alle banken voortgevluchten, vrouwen met zuigelingen op den schoot; elders een man met het hoofd gebogen en de handen op de knieën gekruist, omringd van vijf kinderen, waarvan het kleinste nauwelijks alleen loopen kan. Een jonge werkvrouw breitoorsp.: breidt aan een nieuwopgezette kous.
Het klinkt zoo ongewoon, de vreemde, vlaamsche streekspraken hier zoo verschillend en algemeen door al die menschen te hooren gebruiken.
Dicht bij den vijver ligt een groote waterplas in 't midden van een breede laan. Hoe die daar komt is onbegrijpelijk in deze kraakdroge atmosfeer. Maar de kinderen hebben zich daar niet over bekommerd en hem benuttigd dadelijk tot hun vermaak. Het is een doodarm hoopje, barvoets, blootshoofds; met volle handen grijpen ze zand en kiezel en ploffen ze het neder in het nat, zoodat dit in stralen opschiet; ze hebben veel pret, als er druppels op hun kameraadjes terecht komen. Luidruchtig is 't gejubel van die onzaligen, welke heden misschien nog over den grooten plas naar Engeland zullen moeten.
"Waarheen?" vraagt een politiedienaar aan een vrouw met een boersch voorkomen, die den weg schijnt te zoeken.
"Naar Engeland, meneer."
Wij zijn er niet aan gewend buitenlieden van een reis naar Engeland te hooren spreeken.
Verleden nacht om twee uur: "hoe, hoe, hoe!" snorde het boven mijn huis. Ik stond op. Er was zilverwitte maneschijn. Niets was te zien, ondanks mijn leunen door het raam... en het hoe, hoe hoe verzwakte reeds en hield weldra op in de verte. Dat gerucht bleef onverdrijfbaar in mijn oor... het snorde halsstarrig voort.
Om vijf uur scheen het waarlijk werkelijkheid. Ja, aan alle deuren stonden menschen in de lucht te kijken. Het was dan toch geen zinsbedrog geweest. Een plof weerknalt en nog een... Waren het bommen of was het afweergeschut naar den zeppelin?
Ja, bommen zijn op de stad geworpen: een te St. Amandsberg, een andere op een paar honderd meters van mijn straat op een cementfabriek. Wonder, dat de knallen zoo licht waren!
De verkoop van sterke dranken is wettelijk verboden.
Het volk is woedend op de Duitschers, ondanks al de waarschuwingen van den Burgemeester kalm te blijven, geen gewelddaden tegen den indringer te wagen: "Laat ze maar komen," zeggen velen, de vuisten ballend, "wij zullen toonen, wie we zijn."
Daardoor groote, misschien ongegronde vrees bij de stadgenooten.
Een wisselaar zei mij: "Laat niets in uw brandkast op de Bank. Een bom kan een gebouw doen springen en gebeurt het niet, waarschijnlijk ontstaat er opstand na den oorlog, het eerste wat gebeurt, is het plunderen van de banken door het gepeupel."
Anderen zeiden mij: "Draag en laat alles van waarde op de Bank. Het is veiliger dan thuis."
Driemaal nam ik alles weg, driemaal droeg ik alles weder. Nu blijft het er voorgoed, wat er ook mede gebeuren moge. Sedert veertien dagen stond een groote valies gereed voor een mogelijke vlucht. Mijn logee zag ze bij toeval: "Niet practisch," zei ze, die ondervinding van ontvlieden heeft.
"Met iets van dien omvang zoudt ge nooit geraken door ontstuimige scharen, die hun leven te redden zoeken."
En nu staat een klein handzakje met niets dan het hoogstnoodige te wachten op een steeds te vreezen, gedwongen uitwijking.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1914
<<september>>
ZoMaDiWoDoVrZa
  12345
6789101112
13141516171819
20212223242526
27282930   
       
logo CTB