<>

1914-12-04 (1 bericht)

> | Vrijdag 4 december '14.
Te Ans was een trein met duitsche soldaten ontriggeld [48]
[48]'Ontriggeld': ontspoord.
. In gezelschap lachte een Gentsche juffrouw der hooge burgerij er lustig over. Het werd geweten. Ze werd ontboden op de commandantur, onderhoord en bleef gevangen gedurende eenige uren, toen werd ze losgelaten. De invrijheidsstelling luidens haar verslag, gebeurde niet, omdat de zaak van geen belang, maar, omdat ze [49]
[49]Boven 'ze' schreef Loveling: 'haar schuld'.
niet klaar genoeg bewezen was.
Een rijke boer, wonend op een groote pachthoeve te Cruishautem, kreeg ook officieren en soldaten te logeeren. In het begin boezemden ze, vooral aan de vrouw en de dochters, wantrouwen in. Doch uit ontzag werden ze voorkomend behandeld. Allengs veranderde de vrees in een soort van sympathie.
De soldaten waren onberispelijk in hun gedrag en de officieren bezaten de gave der beminnelijkheid in hooge mate: ze waren bescheiden in hun eischen en bezaten die kiesche hoffelijkheid, welke voorname beschaving medebrengt.
Telkens de huisgenooten van hen spraken was het met lof: "Alles wat men de Duitschers ten laste legt, is onwaar, beleefder, innemender lieden bestaan er niet."
Van hun kant bleven de bezetters niet te kort in voorkomendheid: de pachter en de dochters moesten met hen aan den disch zitten en wederzijdsche sympathie werd ten overvloede uitgedrukt.
Aldus kwam na weken verblijf de dag van 't vertrek naar 't front: "Gute Leute, schonen, schonen," werd er op het ingangshek der hoeve aangeplakt.
En nu trad de hoogste in graad der officieren op den boer toe en sprak: "Span de sjees in."
"Waarom?" vroeg de verwonderde man.
"Omdat ge mede moet," tot hiertoe nog vriendelijk gezegd.
"Verklaar mij dan toch om welke reden?"
De vroeger gehoorde geschiedenissen van willekeurige opeisching ontwaakten vaag-beangstigend in zijn brein.
De vrouwen begonnen te beven.
"Gehoorzaam!" zei de officier kortaf op gansch veranderden toon van barschheid en hij trok een revolver uit.
Het bloed steeg den stuggen pachter naar het gezicht en den hals. Driest bood hij het hoofd aan den terger, stout door verontwaardiging.
"Ik doe het niet, ik span niet in zonder te weten waarom, ik ga niet mede, ik ben te mijnent en ik blijf er."
"Dat zullen wij zien," sprak de gebieder; ik tel tot drie, bedenk u goed, blijft ge weigeren, zoo is 't gedaan met u."
Hij richtte de draaipistool naar de borst van den boer, die doodsbleek thans doch steeds koppig voor hem stond en wachtte eene wijle. Hij scheen zelf te aarzelen tegenover zooveel onwrikbaarheid, toen zei hij:
"Een, twee," en draalde weder.
De knechts hadden staan kijken en luisteren wat verder aan een staldeur. De jongste, nog niet gansch volwassen, wat de landbouwers "een dubbelen koeier" noemen sprong vooruit:
"Laat af!" zei hij aan den officier, en tot zijn meester gewend: "Baas, ik ben niet schuw, ik zal inspannen en meetrekken."
De officier, zijn zedelijke nederlaag verheimelijkend en waarschijnlijk zelf vervaard opziende tegen het uitvoeren van zijn roekelooze bedreiging, liet het wapen zakken en stelde zich aan als in zijn schik met het voorstel, dat er geen afscheidsgroeten en handdrukken meer gewisseld werden spreekt van zelf. En allen vertrokken, nageoogd door de onstelde landbouwers. De menner moest voor de gelederen rijden...
Diep bekommerd over het lot van den jongen redder wachtten ze op de hoeve heel den dag en den slapeloozen nacht, hopend en vreezend. Eindelijk daagde hij op. Welk een gejubel, welke welkomstgroeten!
En hij verhaalde het volgende: uren ver gebeurde er niets, maar op zekeren weg begon het uit onzichtbare schuilhoeken kogels op den stoet te regenen. Dit was zijn redding: met levensgevaar sprong hij uit het langs alle kanten zwenkend rijtuig, vluchtte achter een elskant, verschool zich in droge slooten en bracht den nacht door achter een houtmijt.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1914
<<december>>
ZoMaDiWoDoVrZa
  12345
6789101112
13141516171819
20212223242526
2728293031  
       
logo CTB