<>

1916-01-23 (1 bericht)

> | Zondag 23 januari '16
Om half drie bezocht ik het Gemeente Kerkhof buiten de brugsche poort. De hemel hangt zwaar van wolken, waardoor de zon poogt door te breken, wat ze slechts hier en daar, voor een oogwenk uitpiepend, — kan doen.
Gedonder tusschen west en noord. Zou er een winteronweder opkomen, de hemel is zoo zwart?...
Daar ligt het uitgestrekt doodenveld, het groote grasplein, omringd van monumenten heel omgespit, bruingetaande grond, nieuw leven wekkend zaad verbeidend. En altijd door het gedaver daarboven, waarvan de weergalm de grafzuilen doordreunt.
Het onweer, dat meer en meer opkomt?... Neen toch, de hemel is eensklaps opgeklaard en de winterzonnestralen schieten hun zacht geschitter tusschen de kruinen der grootgeworden boomen in schuldelooze pijlen door.
Het is kanongedonder... en nu ga ik langs het kerkhofgedeelte met al gelijke houten kruiskens op de rustplaatsen der gesneuvelden. Aan vele zijn witte porseleinen of gleiswerk-kronen gehangen. Door de beweging van het voortstappen geven ze een illusie van te wemelen als de stammen van een dennenbosch voor het oog van een wandelaar.
De vernielingstonen doorrollen nog immer het zwerk. En het vers van Theodoor van Rijswijck schiet mij te binnen:
"Riep ginder de echo niet?...

O Kaïn, zeg waar gij uw broeder liet."

Ik treed mijn toekomstig graf voorbij, wat hooger liggend dan de weg, de breedste van den doodenakker, de sierlijk-bochtige: niets dan een sarcophaag. Ik moet er telkens naar zoeken, al staan de monumenten er met een betrekkelijk groote tusschenruimte. Hij staat daar zoo gewenscht onder de hooge boomen op een der schoonste plaatsen van het kerkhof. Het is een voldoening te denken, dat alles kant en klaar is tegen uw overlijden en niemand last van onderhandelen hebben zal. Sterven kan men overal, maar de aangewezen plek voor 't graf is toch de waarschijnlijkste.
De tijd heeft reeds zijn stil geweld uitgeoefend op den hardsteen, hij lijkt ruiger, donkerder grijs en mijn naamletters worden onduidelijk.
Een jonge nicht van mij zei eens: "Telkens ik over een kerkhof ga, denk ik, dat ze daar toch zoo goed liggen!"
Zou dat wel waar wezen?... Ze ligt er zelve nu. Ik zou toch graag leven tot na het sluiten van den vrede.
Ik had deze week een smartlijken indruk. Er hoefde iets veranderd te worden aan het kiekenskot. De schrijnwerker-meubelmaker kwam het doen. Het regende. Hij stond kletsnat.
"Waarom scheidt ge er toch niet uit in zulk weer?" vroeg ik tot bij hem gegaan zijnde. Hij keek eens even terzijde op zijn glimmenden; druipenden schouder en zei effen af:
"Het hindert mij niet, ik ben er aan gewend."
"Regent het in uw werkhuis?" hernam ik, meenend, dat hij schertste.
"Mijn werkhuis staat opgesloten. Ik ben aardewerker aan de darsen [178]
[178]'Dars' (cf. Sp. 'dársena'): open dok.
," berichtte hij, "sedert meer dan een jaar."
Een kundige meubelmaker, steeds overlast met bestellingen, een deftige klein-burger tot den rang van delver zavelvoerder afgedaald!
De Duitschers kunnen soms aardig-gemoedelijk wezen. Mijn meid trad voorbij een ingang der kazerne, waar een schildwacht aan het zwart, wit en rood geschilderd hokje staat. Het was een jonge knaap. Hij hield een kattejong in den arm en streelde het. Zij droeg een kruik melk.
"Als 't u belieft," bad hij, guitig haar het katje toestekend, als een moeder, die melk vraagt voor haar kind.
Sprakeloos had ze zich voorbij gehaast. De Duitsche soldaten vinden weinig bijval, als het fatsoenlijke meisjes geldt.
Heimelijk komt uit Holland het nieuws, dat de duitsche Keizer erg krank is. Hij zou aan kanker lijden en een heelkundige bewerking hebben ondergaan. Geen gezondheids-bulletins verschijnen om de bevolking niet te verontrusten. Van dien kanker is immers sinds lang spraak. Er wordt verzekerd, dat hier in het Casino — waar eertijds bloemententoonstelling was, een vierhonderdtaloorsp.: vierhondertal krankzinnige, duitsche officieren geherbergd zijn.
Onlangs is de koning van Beieren in Gent geweest; groote parade op het St.-Pietersplein, waar hij de troepen in oogenschouw nam en toesprak.
Opnieuw allerlei vertelsels: de duitsche regimenten te Wervicq hebben op elkaar geschoten. Würtemburgers, die te Deinze ingekwartierd waren, moesten voor aankomende Pruisen hun bedden afstaan en de eerste bezitters werden op stroo gelegd. Groot misnoegen bij de Würtemburgers.
Te Meigem hadden in de bovenherbergzaal, waar de muziek maatschappij hare repetities hield, negen en vijftig soldaten nachtverblijf gekozen, weldra moesten ze naar 't front. Korte dagen daarop had de kastelein gelegenheid nieuws van hen te vernemen, negen waren er reeds dood.
Het wordt geweten, dat de vermoorde man te Schaarbeek, dezelfde was, die miss Cavell voor het gerecht dagen deed.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<januari>>
ZoMaDiWoDoVrZa
      1
2345678
9101112131415
16171819202122
23242526272829
3031     
logo CTB