<Resultaat 73 van 2531

>

Sehr verehrter Herr Streuvels!
Von Ihnen nach langen Jahren wieder ein Lebenszeichen zu erhalten,[1] und dazu noch in Gestalt des Buches, das ich selbst habe entstehen sehen, war mir höchst erfreulich, und ich danke Ihnen aufrichtig dafür.[2] Ich fand Ihre Sendung gestern Abend vor, als ich von einer längeren Reise nach Italien zurückkehrte, und dadurch bitte ich Sie meinen verspäteten Dank zu erklären und zu entschuldigen. Ich brauche nicht zu sagen, wie sehr ich auf die Lektüre der Genoveva, die ich mir für die ersten ruhigeren Wage vorgenommen habe, gespannt bin. Zunächst habe ich mich nur an dem Aeusseren des Buches erfreut, das ich im höchsten Masse gelungen finde. Die Zeichnungen von Fonteyne sind wirklich ausgezeichnet.[3] Vom allgemeinen lassen Sie mich schweigen. Die Welt ist dem Frieden ferner wie je, und es ist nicht abzusehen, wann der Nebel des Wahnsinns, der über ihr liegt, sich zerstreuen wird. Inzwischen lassen Sie uns jeder an seinem Teile weiter wirken.
Hoffentlich geht es Ihnen und den Ihrigen wohl. Wie lebhaft steht mir Ihr Haus und alles einzelne daran und darin vor Augen!
In aufrichtiger Verehrung
der Ihrige
(handtekening Anton Kippenberg)
Herrn Stijn Streuvels.
Ingoyghem
(Belgien).

LEIPZIG 2.11.21
Herrn Stijn Streuvels,
Jngoyghem (Belgien).
 

Annotations

[1] De laatste brief van Streuvels aan Kippenberg dateerde van 22 mei 1920.
[2] Streuvels bezorgde Anton Kippenberg een exepmplaar van De schoone en stichtelijke historie van Genoveva van Brabant. Op 27 februari en 24 april 1929 hield Stijn Streuvels een lezing in de Academie 'Over Genoveva van Brabant', gepubliceerd in de Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1929, pp. 171-201. Streuvels behandelde de verschillende bewerkingen van de Genoveva-legende, nadat hij uiteengezet had hoe hij tot het schrijven kwam van dit werk waarvan hij getuigde: Nooit aan een boek heb ik met zulk genoegen als aan die Genoveva bezig geweest en mij in het onderwerp zo ingeleefd! Ingoyghem II, p. 22. Eens dat ik het plan had opgevat eene reeks oude volksboekjes te herwerken en uit te geven, sprak het vanzelf dat de legende van Genoveva een der eerste in aanmerking komen zou... Ik wilde vooreerst de teksten van al die verschillende uitgaven vergelijken, om er een definitieve tekst voor mijne uitgaaf uit samen te stellen. (...) Nu ik mijn materiaal volledig bij elkaar had, werd mijne nieuwsgierigheid getrokken naar 't geen over de legende van Genoveva geschreven was. (...) Die ontdekking [nl. dat het verhaal speelt in 't begin der VIIIe eeuw, de Merovingische tijd] zette mij aan het onderwerp nog meer uit te diepen, en mijn verhaal zooveel mogelijk in dit tijdstip te situeeren. Dit bracht er mij toe opzoekingen te beginnen van kultuurhistorischen aard... Het herschrijven van de legende in vorm van een eenvoudig volksboekje was geheel op het achterplan geschoven, en in mijne verbeelding kreeg het ontwerp veel breeder afmetingen, het opzet om het heele verhaal kultuurhistorisch in te kleeden en in dien zin te bewerken. (...) Alzoo had ik een 500 boekdeelen bij elkaar die handelden over dit onderwerp. Ik zou er mij nooit zoo diep in ondergedompeld hebben, en het opzet zou misschien wel tot een vroom besluit gebleven zijn, maar toen kwam de oorlog. Vier jaar volledig afgezonderd van de wereld, alle maatschappelijke betrekkingen stopgezet, zonder iets dat in den naasten tijd eene uitkomst vermoeden liet. Dit waren inderdaad zooveel gunstige factoren die aanzetten moesten om een werk van grooten omvang te ondernemen en met alle geduld uit te voeren. Het zich inwerken in het onbekende van een tijdstip uit het verre verleden, was dan nog het beste middel om de leelijkheid van den tegenwoordigen tijd te vergeten, met al 't geen er op de wereld gebeurde. Verslagen en Mededeelingen..., 1929, pp. 171-173. R. Roemans en H. Van Assche, Bibliografie van Stijn Streuvels, p. 176-177.
[3] Cf. antwoord van Streuvels in zijn brief aan Kippenberg van 13 november 1921.

Register

Naam - persoon

Fonteyne, Jules (° Brugge, 1878-07-22 - ✝ Brugge, 1964-08-11)

Tekenaar - schilder.

Nadat Jules Fonteyne in 1897 als primus aan de Brugse Academie afstudeerde, kreeg hij zijn verdere opleiding in Brussel en aan het Hoger Instituut van Antwerpen, waar hij de prijs behaalde voor graveerkunst. Hij reveleerde als grafisch kunstenaar met zijn eenvoudige illustraties voor het Kerstekind van Stijn Streuvels (1910). In oktober 1914 vertrok hij met zijn familie naar Engeland, waar hij onder invloed van de Prerafaëlieten kwam te staan. Na de oorlog keerde hij terug naar België en tekende er veel kerkmeubels voor de opnieuw opgebouwde kerken. In 1920 werd hij als leraar in de toegepaste kunsten aangesteld aan de Academie. In 1924 werd hij er directeur. Fonteyne manifesteerde zich vooral als etser-tekenaar. Van zijn hand zijn talrijke affiches, prentkaarten en portretten (o.a. een aantal potloodtekeningen en een profieltekening in 1912 van Streuvels, van Jozef Dochy, van Karel de Flou,...) bewaard. Hij vervaardigde ex-librissen en illustreerde talrijke boeken, o.a. van Streuvels (Het Glorierijke Licht en Morgenstond, Sint Jan, De Boomen, Vertelsels van Gokkel en Hinkel; De schoone en stichtelijke historie van Genoveva van Brabant).Zijn tekeningen zijn altijd voluit figuratief en af en toe zelfs suggestief. Bij voorkeur heeft hij in zijn tekeningen de volkse mens geportretteerd zoals hij die in het Brugge van zijn tijd kon observeren.

Streuvels, Stijn (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)

Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Titel - werken van Streuvels

Streuvels, Stijn, Genoveva van Brabant (1919). [bewerking]
Streuvels, Stijn, Genoveva van Brabant (1919).
Voorpublicatie
  • Eerste hoofdstuk - Vlaamsche Arbeid, XIV-XV, 1919-1920, p. 8-12 (november 1919).
  • [De ontmoeting van Genoveva en Siegfried] - De Gids, LXXXIII, 1919, dl. 2, p. 257-277 (mei) = Boek I, hoofdstuk XVI.
  • Genoveva's bruidloop - Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, XXX, 1920, dl. 59, p. 321-328 (mei) = Boek II, p. 1-15.
  • Genoveva op de Hooge Semmer - De Gids, LXXXIV, 1920, dl. 2, p. 226-241 (mei) = Boek II, p. 15-33.
Druk
  • [Eerste druk], Eerste deel, Amsterdam, L.J. Veen, [1919], [VIII] + 261 + [III] p., 21,7 x 17,4 cm; Tweede deel, Amsterdam, L.J. Veen, [1920], [IV] + 216 p., 21,7 x 17,4 cm.
  • [Tweede druk], in: Stijn Streuvels' Volledige Werken. Deel VIII., Kortrijk, 't Leieschip, [1952], 536 + [IV] p.
Streuvels, Stijn, De schoone en stichtelijke historie van Genoveva van Brabant (1921). [bewerking]
[Eerste druk], Leuven, Uitgave van de Sam. Venn. 'De Vlaamsche Boekenhalle', ten jare O.H. MDCCCCXXI, 95 + [I] p., 21,1 x 16,7 cm. Streuvels' Volksboeken
Extra info:
Met teekeningen versierd door Jules Fonteyne.
Streuvels, Stijn, De schoone en stichtelijke historie van Genoveva van Brabant (1921).
Voorpublicatie
  • Het Vlaamsche Land, II, 1921, nr. 42 t.e.m. 50 (15 januari t.e.m. 12 maart).
Druk
  • [Eerste druk], Leuven, Uitgave van de Sam. Venn. 'De Vlaamsche Boekenhalle', ten jare O.H. MDCCCCXXI, 95 + [I] p., 21,1 x 16,7 cm. Streuvels' Volksboeken
  • [Eerste druk], Amsterdam, L.J. Veen, [1921], 95 + [I] p., 21,1 x 16,7 cm. Streuvels' Volksboeken
  • [Tweede druk], Kortrijk, 't Leieschip, [1951], 95 + [I] p., 22 x 17,4 cm.
  • Derde druk, [Brugge], Desclée de Brouwer, [1956], 103 + [I] p., 24,3 x 17,8 cm.
Streuvels, Stijn, Ingoyghem II, 1914-1940 (1957). [bio]
[Eerste druk], [Brugge], Desclée De Brouwer, [1957], 206 + [II] p., 20 x 13,3 cm.
Streuvels, Stijn, Ingoyghem II, 1914-1940 (1957).
Voorpublicatie
  • [Academische toespraak bij de benoeming tot Doctor honoris causa aan de Universiteit te Leuven], verschenen in het extra nummer van Ons Leven, 17 november 1937.
  • [Academische toespraak bij de benoeming tot Doctor honoris causa aan de Universiteit te Leuven], Nieuw Vlaanderen, III, 1937, nr. 49 (= 4 december), onder de titel: Wat ik in mijn werk heb uitgebeeld.
  • [Pastorale] - Dietsche Warande en Belfort, LIII, 1953, p. 14-18 (januari), gedat. November 1952.
  • [De gevarenis van Djooske Dekkers] - Dietsche Warande en Belfort, LVII, 1957, p. 65-68 (januari).
Druk
  • [Eerste druk], [Brugge], Desclée De Brouwer, [1957], 206 + [II] p., 20 x 13,3 cm.
  • [Tweede druk], in: Volledig werk. Deel IV. Brugge-Utrecht: Uitgeverij Orion, N.V. Desclée De Brouwer, [1973], p. 1333-1503.