Gaarne antwoord ik U dadelijk op Uw schrijven van 29 dezer.[1]

Het is volstrekt niet mijn bedoeling het werk, zooals U het noemt "in de kartons te stoppen" integendeel ik waardeer het zeer, dat U zich bereid verklaard heeft eenige deeltjes voor mijn Fonds te willen schrijven.

Het is echter de bedoeling geweest, dat het werkje in het najaar zal uitkomen. Zooals U weet was eerst verleden najaar vastgesteld, maar daar ik de copie toen niet in mijn bezit had werd de tijd van uitgave gesteld op najaar 1924.

Het manuscript is dan ook reeds in handen van den zetter; ik heb geschreven omgaand proeven toe te zenden, zoodat ik die binnen kort verwachten kan.[2]

Het spijt mij zeer dezen brief ontvangen te hebben, daar ik wer[2]kelijk blij ben Uw naam in mijn Fonds-Catalogus op te kunnen nemen.