<Resultaat 157 van 2531

>

FRANK LATEUR
INGOYGHEM
Waarde Heer De Bock,
Ik zou het moeten herlezen, maar ik herinner mij niet dat het stuk over Vrouwe Courtmans[1] zoo merkwaardig was,— ik heb het destijds op bestelling, voor de academie opgetimmerd! Gij kunt er gerust het gewenschte paar bladzijden uit overnemen voor Uw tijdschrift.[2] Ik zou ten andere niet ongenegen zijn de bespreking van de werken in de nieuwe uitgaaf op mij te nemen,— maar daarvoor zou ik ze eerst moeten lezen; liefst zou ik een klein artikel schrijven over elk een der boeken in 't bijzonder.[3] Dit in afwachting van eene verdere bijdrage voor Boek-&-Bibliotheekwezen.[4] Ik zou reeds de beloofde studie geschreven hebben, doch met Land & Leven in Vlaanderen heb ik veel meer werk gehad dan ik meende,[5] en nu moeten nog twee bijdragen voor andere tijdschriften geleverd worden, die van overlang toegezegd zijn. Met Uw voorstel om het Courtmans-stuk in de Clio-Bibliotheek op te nemen, aan bedoelde voorwaarden, ga ik akkoord. Doch eerst wil ik den tekst nog eens herzien.[6]
Ik hoop dat Gij de rest met Colin effenspeelt.[7]
Hoogachtend
(handtekening Stijn Streuvels)

Annotations

[1] D.i. Streuvels' inaugurale rede 'Over Vrouwe Courtmans'.
[3] Cf. De Bocks vraag in zijn brief aan Streuvels van 8 december 1923. Cf. antwoord van De Bock op 17 december 1923.
[4] Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen (later voortgezet als: Het boek). Vermoedelijk bedoelt Streuvels hier de Bibliotheekgids, waarvoor De Bock reeds meerdere malen Streuvels' medewerking vroeg.
[5] In een brief aan Dirk Coster van 27 juli 1922 deelde Streuvels mee dat Land en Leven in Vlaanderen reeds in het najaar 1922 had moeten verschijnen, maar dat de uitgever de publicatie ervan had uitgesteld. Daarop gooi ik het hele ding (dat dodelijk vervelend werk was!) van mijn tafel en val nu ventre-à-terre aan Prutske, dat me al sedert lang aanlokte als echt... zomerwerk. geciteerd in L. Schepens, Kroniek van Stijn Streuvels, p. 77.
Uiteindelijk verscheen Land en leven in Vlaanderen in 1923 bij de Amsterdamse firma Veen. R. Roemans en H. Van Assche, Bibliografie van Stijn Streuvels, p. 46
[6] Cf. De Bocks vraag in zijn brief aan Streuvels van 8 december 1923. De Bock beloofde voor enkele honderden exemplaren een honorarium van 100 fr. Cf. verder de brieven van De Bock aan Streuvels van 3 en 16 juni 1924.
[7] Cf. De Bocks mededeling in zijn brief aan Streuvels van 8 december 1923 in verband met de vertaling van één van Streuvels' werken. Cf. verder de brief van De Bock aan Streuvels van 21 december 1923.

Register

Naam - persoon

Colin, Paul (° Brussel, 1895-10-22 - ✝ Brussel, 1943-04-15)

Journalist en kunsthistoricus. Doctor in de geschiedenis.

Stichtte in maart 1919 het tweemaandelijkse tijdschrift L'Art libre, een geestesgenoot van de Clarté-groepen. Nam in de jaren '20 de leiding waar van de Brusselse kunstgalerij Georges Giroux, en wijdde zich aan de studie van de schilderkunst waaraan hij diverse publicaties wijdde. In 1923 werd hij mededirecteur van het in Parijs verschijnende tijdschrift Europe. Eind 1934 begon hij de publicatie van het rechtse politieke weekblad Cassandre, dat Streuvels zijn Nobelprijskandidatuur verdedigde. In mei 1940 werd hij in Frankrijk als verdachte gearresteerd en gedurende drie maanden in een kamp vastgehouden. Terug in België richtte hij Le Nouveau Journal op, een dagblad dat de collaboratie met Duitsland verdedigde. Gaandeweg kwamen Colin en zijn bladen steeds meer in het rexistische vaarwater terecht en groeide hij uit tot een van de meest betwiste intellectuele boegbeelden van de Frans-Belgische collaboratie. Hij werd op 14 april 1943 door het verzet neergeschoten. Het was een der meest ophefmakende aanslagen uit de bezettingstijd.

Courtmans-Berchmans, Johanna D. (° Oudegem, 1811-09-06 - ✝ Maldegem, 1890-09-22)

Schrijfster.

Johanna Berchmans was gehuwd met J.B. Courtmans, leraar en auteur van schoolboeken. Na zijn dood in 1856 richtte zij in Maldegem een kostschool op, die zij ondanks felle katholieke tegenwerking in stand wist te houden. Aanvankelijk schreef zij gedichten, toneelstukken en schetsen. Maar de strijd tegen haar omgeving bracht haar er toe om vanaf 1860 een hele reeks tendensverhalen en romans te schrijven. Haar romans en novellen waren geïnspireerd door het plattelandsleven (hoofdzakelijk in het Meetjesland), de verfransing en de schoolstrijd. Ze schreef over de sociale crisis en de mensonterende levensomstandigheden van de landbouwers en landarbeiders. De sociale inslag en de kritiek op de tijdsomstandigheden geven haar werk documentaire waarde. In haar roman Bertha Baldwin greep ze terug naar het roemrijke Vlaamse Verleden en wou ze Consciences Leeuw van Vlaanderen een vrouwelijke tegenhanger geven. Het Geschenk van den Jager, over de tegenstelling tussen het plattelands- en fabrieksleven, werd in 1865 met de vijfjaarlijkse staatsprijs voor Nederlandse letterkunde bekroond.

De Bock, Eugène (° Borgerhout, 1889-04-23 - ✝ Schoten, 1981-07-22)

Uitgever.

Was de zoon van een onderwijzer. De Bock studeerde aan het Antwerpse atheneum, werkte van 1907 tot 1912 op een handelskantoor, van 1912 tot het eind van de oorlog op de Antwerpse Stadsbibliotheek en was sedert 1919 als uitgever werkzaam. Op het atheneum was De Bock redacteur van De Goedendag; vanwege een artikel over de verfransing van het onderwijs werd hij in 1907 van de school verwijderd. Jeugdvrienden waren Antoon Jacob, Leo Picard en Herman Vos. Het flamingantische Antwerpse milieu waarin De Bock aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog verkeerde, staat getekend in zijn sleutelroman Jeugd in de Stad (1918). De Bock, die in de turnbeweging actief was en in 1910 in Albert Verweys tijdschrift De Beweging opstellen over gymnastiek publiceerde, debuteerde in 1912 met een rehabiliterend boek over Hendrik Conscience, wiens eeuwfeest dat jaar te Antwerpen gevierd werd met een grootse tentoonstelling, waarin De Bock een belangrijk aandeel had. In 1913 richtte hij met Jacob, August Borms en anderen de Vereeniging voor Beschaafde Nederlandsche Uitspraak op, waarvan Jacob voorzitter en De Bock secretaris werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij Antwerps correspondent van De Vlaamsche Post (Picard, Gent) en Het Vaderland (Den Haag); in 1918 was hij redactiesecretaris van het gematigd-activistische tijdschrift De Stroom. Om zijn activistische overtuiging werd hij na de oorlog uit de gemeentelijke dienst verwijderd. In 1919 startte De Bock met wat zijn levenswerk zou worden: de uitgeverij De Sikkel. In 1920 stichtte hij met Vos en andere uit het activisme komende jongeren het tijdschrift Ruimte (1920-1921), dat door hem werd uitgegeven. In 1929 was hij medestichter van de Vereniging ter bevordering van het Vlaamse Boekwezen. De Bock, die als uitgever engagement paarde aan eruditie en goede smaak, was zelf een belangrijk kenner van Conscience en van de herlevende Vlaamse literatuur en beweging in de tweede helft van de 18de en de eerste helft van de 19de eeuw. Daarnaast ging zijn belangstelling naar de rederijkers (Colijn van Rijssele, 1958; Johan Baptist Houwaert, 1960) en naar de geschiedenis van boek en boekhandel. Zijn arbeid op historisch terrein werd in 1949 bekroond door een grote synthese van kunst en cultuur van de Nederlanden.

Titel - werken van Streuvels

Streuvels, Stijn, Land en leven in Vlaanderen (1923). [studie]
[Eerste druk], Amsterdam, L.J. Veen, [1923], 359 + [I] p., 23 x 18 cm.
Inhoud:
Extra info:
Met tal van illustraties.
Streuvels, Stijn, Land en leven in Vlaanderen (1923).
Druk

Naam - instituut/vereniging

Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde

De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, met zetel te Gent (vanaf 1972 Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde) werd bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1886 opgericht en was de eerste officiële instelling (een genootschap van maximaal dertig leden), die speciaal in het leven werd geroepen om de (studie van de) Nederlandse taal- en letterkunde in België te bevorderen.