Mastelijntje's opstand
Ingoyghem
den 27 Aug[ustus] '26
Waarde Heer,
Ik heb met veel belangstelling Uw boek gelezen.
[1] Vooreerst is de stoffelijke uitvoering in orde,— 't geen met een Vlaamschen uitgever eene hooge zeldzaamheid heeten mag!
[2] Waar heeft hij
[3] dit papier vandaan gehaald? — Als geheel is Uwe novelle goed, met enkel eenige "onervarenheid" zal ik maar zeggen.
Zie, ik geef niet gaarne den schoolmeester af, en 't ware mij gemakkelijker daarover te praten dan te schrijven, daarom zal ik mij tot eenige algemeenheden bepalen. Het "geval" in de
Vl[aamsche] novelle is op zich zelf zelden belangrijk (we missen fantazie) maar dat gebrek is te redden door andere hoedanigheden,— de "manier" doet àlles, en uit de kleinste nietigheid is er hooge kunst te halen. 't Geen waar men vooral naar trachten moet, is:
plastische uitbeelding en scheppen van atmosfeer; dat bekomt men niet door "beschrijven" niet door opeenhoopen van details — (vroeger was dit in de mode, en hoe verder de kleinmalerei werd doorgevoerd, hoe artistieker het heette te zijn (ik denk aan
Teirlinck's
Bedrijf van den Kwade)
[4] Neen, het is alleen te bekomen door: de "constructie" zelf, de mise-en-page, de schikking, meteen in de materie, in het onderwerp vallen. Dat hangt alles af van den eersten volzin (waar ik soms maanden lang naar zoek, omdat hij, gelijk in de muziek, de sleutel is waarin het heele stuk geschreven staat) die een synthetisch beeld moet geven van het geheel
[5] — de expositie van den toestand en van de personen — zonder één nutteloos detail, alles bondig en raak, op den man af. Daarop volgt dan de "handeling" — daarmede doet ge wat ge wilt, als er maar gang in steekt,— en dan het "slot" waar de lezer nog eens duidelijk gemaakt wordt: dat er iets "gebeurd" is (de "overgang" hiet
Goethe dit)
[.]
Ziedaar heel het hokus-pokus mijner compositie-leer.
In Uw geval nu zou ik aangevangen hebben met een bondig stuk beschrijving en dialoog (atmosfeer: zaal
v[an] oudmannenhuis-in-de-eeuwigheid - toestand Mastelijntje in die omgeving; waarop dan volgt, als contrast —
Mastel[ijntje] na 't ontvangen van den brief (dè gebeurtenis inleiden): uitzicht mogelijkheid om uit die omgeving verlost te geraken, 1°. van den kant der Peekes, 2°. van den kant
v[an] Mastel[ijntje] zelf.
[6]
En zoo voor de rest. Ik zal U zeggen: er is in Uw werk nog te veel detail-om-het-detail — nu lijkt dat ouderwetsch: — en ook niet genoeg: de angstvallige zorg in de keus naar het "juiste" woord — 't geen van overwegend belang is. Alzoo zijn in den eersten volzin te veroordeelen: de woorden, ronde, lachend, geurig, en is een deel van den volzin foutief omdat "wanneer hij 't venster opende" achteraan komt. Het windeke kàn
M[astelijntje] niet tegenwaaien eer het venster open is!
[7] Op zulke dingen moet men vooral letten; dàt heet ik "stijl".
Doch ik zeg nog eens: op zich zelf is het goed, er ontbreekt enkel nog wat vakkennis, en die bekomt men vanzelf..... met werken!
Met genegen groet
Uw
(handtekening Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Het gaat hier om Goossens' eerste novelle,
Mastelijntje's opstand.
Titelbeschrijving eerste druk: Korneel Goossens, Mastelijntje's opstand. Mechelen, Laurent, 1926. Karla De Ceulener, Korneel Goossens en uitgeverij Het Kompas, p. 115
[2]
Mastelijntje's opstand is een klein, verzorgd boekje van 16 x 12,3 cm. Het papier is redelijk dik. Boven en onder de tekst is een rood lijntje gedrukt, wat een verzorgde indruk achterlaat.
Nederland had een grotere voorsprong m.b.t. het uitgeverswezen dan Vlaanderen, waar er gebrek was aan een commercieel uitgebouwd en technisch hoogstaand uitgevers- en boekhandelsbedrijf. Streuvels was trouwens niet de enige die met zijn werk over de landsgrenzen heen trok. Zo publiceerden Herman Teirlinck, Karel Van de Woestijne en August Vermeylen bij C.A.J. Van Dishoeck; Cyriel Buysse bij Holkema & Warendorff; Ernest Claes bij de Wereldbibliotheek en Felix Timmermans bij Van Kampen. A. Dhaens, De auteur Stijn Streuvels in de periode 1900-1919, p. 19
Pas in 1930 zou Streuvels' opstel 'Ervaringen van een schrijver die zijn boeken zelf drukte' verschijnen, waarin hij schreef: [...] Of wilt gij de ervaringen kennen van een schrijver, opgedaan met Vlaamse uitgevers en drukkers? Over dit laatste onderwerp heb ik een heel boek "ervaringen" persklaar gereed liggen, dat als antwoord dienen zal op het verwijt dat hier soms in de pers opduikt tegen auteurs die in Holland uitgeven. L. Schepens, Uit lust-met-de-penne, p. 271 Verscheen oorspronkelijk in Het boek in Vlaanderen (1930), p. 24-27.
Bij het samenstellen van de Kroniek van Stijn Streuvels (1971) en de inventarisatie van het Lijsternest (1978) vond L. Schepens er een niet gedateerd handschrift terug, getiteld 'Onze Vlaamsche Drukkers'; dit artikel werd waarschijnlijk nooit gepubliceerd. L. Schepens, Kroniek van Stijn Streuvels, p. 91
[3]
Goossens' eerste novelle
Mastelijntje's opstand verscheen in 1926 bij de firma Laurent te Mechelen.
[4]
Titelbeschrijving eerste druk: Herman Teirlinck,
't Bedrijf van den Kwade. Bussum, 1904.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1972-1973, p. 208-221
[5]
Dat Goossens Streuvels' raadgevingen niet in de wind sloeg, merken we in een interview dat Goossens in 1942 gaf aan Bert Ranke voor
Laagland. Daar antwoordt hij op de vraag hoe het mogelijk is om
gelijktijdig in twee zoo volledig verschillende toonaarden te werken?:
Dat is de eerste zin die dat doet. Zooals die is, wordt het hele boek. Bert Ranke, 'Schrijvers praten over hun werk', in: Laagland, 1942
[6]
De hoofdfiguur Mastelijntje is een oud mannetje ('Peeke') dat in een bejaardentehuis verblijft. Hij treurt daar in eenzaamheid en zonder enige vrijheid. Op een dag krijgt hij - totaal onverwacht - een erfdeel in handen van een gestorven broer. Wanneer de som hem door de notaris wordt uitbetaald, besluit hij in 'opstand' te komen. Tegen alle regels in gaat hij zich die avond bedrinken in de kroegen van Mechelen samen met enkele bejaarde vrouwen die hij toevallig ontmoet. Wanneer hij laat in de nacht uiteindelijk terug op zijn kamertje geraakt, krijgt hij plots een beroerte en sterft, terwijl zijn muziekdoos het lied van de opstand, de 'Marseillaise' speelt.
Karla De Ceulener, Korneel Goossens en uitgeverij Het Kompas, p. 12
[7]
De eerste zin uit
Mastelijntje's opstand luidt:
Toen Mastelijntje het gordijn opentrok rolde 't zonlicht lachend binnen, en als een geurig windeken waaide de morgenlucht hem tegen wanneer hij 't venster opende.