<Resultaat 1116 van 2531

>

FRANK·LATEUR
Waarde Juffrouw,
In Gent heb ik Prof[essor] Baur ontmoet alsook Prof[essor] Verdeyen en Lode Monteyne — die alle drie aangenomen hebben. Gij hoeft hun nu nog enkel te zeggen wàt Gij van hen verwacht — d[octo]r Grauls was er niet. Ik hoef U niet te zeggen dat het reisplan v[oo]r Holland hier met geestdrift werd onthaald. We regelen het dan wel verder, en nader.[1]
Met minzamen
groet.
(paraaf Stijn Streuvels)
VICHTE 6.8.38

 

Annotations

[1] Geen informatie.

Register

Naam - persoon

Baur, Frank (° Vilvoorde, - ✝ Waasmunster, 1969-01-09)

Vlaams literair historicus en hoogleraar te Gent (Rijksuniversiteit).

Al aan het Oostendse atheneum ontpopte Baur zich als flamingant, wat hij heel zijn leven zou blijven. Ook toen al bleek zijn grote interesse voor literatuur. Hij las veel en begon ook zelf te schrijven (o.a. Nieuwe Krachten, 1904). Hij ondertekende zijn literaire werken met het anagram Aran Burfs. In 1911 begon Baur Germaanse Filologie aan de Leuvense universiteit. Zijn studies werden onderbroken door de oorlog, in 1919 zette hij ze verder. Hij promoveerde en ging in 1927 aan de Gentse universiteit werken. Aan de Gentse faculteit der wijsbegeerte en letteren werd hij belast met de verklaring van moderne Nederlandse auteurs en de encyclopedie van de Germaanse taalwetenschap.

Hij leidde het standaardwerk Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden (7 delen, 1939-1952), waarvoor hij een goed gedocumenteerde inleiding schreef: De literatuur, haar historiographie en methodes. Maar hij maakte vooral naam met zijn edities van en studies over Guido Gezelle, van wiens werk hij de meest vooraanstaande kenner was. Verder was Baur ook senator en hoofdredacteur van de Katholieke Encyclopedie.

Grauls, Jan (° Hasselt, 1887-04-19 - ✝ Astene, 1960-02-05)

Vlaams filoloog.

Jan Grauls was directeur-generaal van het middelbaar onderwijs, gouverneur van de provincie Antwerpen (1940-1942) en burgemeester van Brussel (1942-1944). Zijn belangstelling ging hoofdzakelijk uit naar de etymologie en de historiek van woorden, namen en gezegden. Zijn Uitstapjes naar het Walenland (1932-1936) vormen een belangrijke wetenschappelijke bijdrage tot de kennis van de Vlaams-Waalse dialect-interferenties. In geschriften en voordrachten ijverde hij ook voor een zuiver, beschaafd taalgebruik.

Grauls, Jan (° 1887 - ✝ 1960)

Filoloog en ambtenaar. In 1911 trad hij in dienst bij het ministerie van Landbouw en Openbare Werken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef hij met Ernest Claes in Le Havre. Van 1940 tot 1942 zou hij gouverneur worden van de provincie Antwerpen, daarna was hij twee jaar oorlogsburgemeester van Groot-Brussel.

Monteyne, Lode (° Antwerpen, 1886-06-21 - ✝ Berchem-Antwerpen, 1959-11-12)

Vlaams schrijver.

Lode Monteyne was leraar (1907-1939) te Antwerpen en van 1933 tot 1951 hoogleraar in de toneelgeschiedenis aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium, eveneens te Antwerpen. Hij debuteerde met laat-naturalistische verhalen en romans, publiceerde verdienstelijke essays, o.a. over Charles de Coster en de Sabbes, maar was vooral een autoriteit als toneelcriticus en -historicus. Laatstgenoemde activiteit sloot hij af met de grote synthese Drama en toneel van Oost en West door de tijden heen (1949). Van 1923 tot 1940 was hij hoofdredacteur van het weekblad Het Tooneel.

Verdeyen, René (° Zoutleeuw, 1883-08-31 - ✝ Luik, 1949-10-09)

Vlaams filoloog en lexicograaf.

Hij promoveerde in 1904 aan de Gentse universiteit tot doctor in de Germaanse filologie. Verdeyen was leraar aan de athenea te Gent, Brussel, Oostende, Elsene, van eind 1919 af docent voor neerlandistiek aan de Luikse universiteit als opvolger van F.J. Van Veerdeghem en in 1924 gewoon hoogleraar. Van 1921 tot 1943 doceerde hij Nederlands aan de rijksnormaalschool voor meisjes te Luik. Hij was lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en van de Académie royale de Belgique. In de periode tussen de twee wereldoorlogen was zijn intense wetenschappelijke activiteit vooral gericht op het literair-historisch onderzoek, waarin hij pioniersarbeid verrichtte. Hij werkte mee aan de zesde druk van het woordenboek van Van Dale en aan een aantal heruitgaven van M.J. Koenens Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal, waarin hij de Zuid-Nederlandse elementen beschreef. Hij legde de grondslag voor de geschiedenis van de lexicografie van de Nederlanden in de 16de eeuw en de 17de eeuw. Een ereplaats daarin verdient de uitgave van het Naembouck van 1562. Tweede druk van het Nederlands-Frans Woordenboek van Joost Lambrecht (Luik, 1945). Verdeyen was lid van de op 18 september 1923 opgerichte Centrale commissie voor de Nederlandse rechtstaal en bestuurstaal in België, die een belangrijke bijdrage leverde tot de totstandkoming van de Nederlandse rechtstaal. Daaruit is een Frans-Nederlands (en omgekeerd) Juridisch Woordenboek ontstaan, dat postuum door zijn leerling J. Moors werd uitgegeven (Brussel, 1953). Zijn Luikse collega's bestempelden hem als l'ambassadeur des lettres flamandes en Wallonie. Hij heeft het onderwijs van het Nederlands aan de Luikse universiteit, gesticht door Van Veerdeghem, tot grote ontplooiing gebracht.