Leopold I laan, 107
< | Resultaat 1113 van 2531 | > |
---|
Darciel, Elsa (° Sint-Amandsberg, 1903-04-12 - ✝ Hofstade, 1998-02-08)
Pseudoniem van: Elza Dewette (Sint-Amandsberg, 12.04.1903 - Hofstade, 08.02.1998).
Musica.
Elsa Dewette stamde uit een muzikale familie en nam pianolessen bij een leerlinge van Johannes Brahms. Na de Eerste Wereldoorlog, die Dewette als vluchtelinge in Londen doorbracht, ging ze in 1919 naar de Academie voor Schone Kunsten te Brussel, waar ze prijzen behaalde in schilderen en kostuumtekenen. Dewette werd echter door directeur Victor Horta voor het einde van haar studie aan de deur gezet vanwege haar flamingantische houding; ze had namelijk weet gekregen van een complot tegen academiedocent August Vermeylen, die voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit ageerde en dat aan de bijeengetrommelde pers meegedeeld (onderwijs). In 1924 werd ze voor zes jaar tekenares bij Het Rijk der Vrouw, maar al die tijd koesterde ze, sedert haar contacten (1922-) met de Iers-Amerikaanse danslegende Isadora Duncan, plannen voor een eigen dansschool. In 1930 was het zover en opende ze in Elsene haar school voor Euritmie, die harmonie tussen geest en lichaam nastreefde. Darciel trad vanaf 1932 naar buiten met haar dansgroep en creëerde meer dan 35 grote balletten of euritmische spelen rond Vlaamse themata. Dat waren onder meer de Legende van Heer Halewyn met 15de- en 16de-eeuwse muziek en kostuums naar Hans Memling en Dirk Bouts, of De Verloren Zoon, gedanst op muziek van Peter Benoit, Paul Gilson en Edgar Tinel met kostuums naar Pieter Breughel. Op 23 april 1938 trad Darciel ook op ter gelegenheid van de Vlaamsche Wetenschappelijke Congressen. Met dat al zag ze haar doel bereikt, namelijk "het Vlaamsche volk bekend maken met een moderne, zelfstandige danskunst, die haar inspiratie en haar uitdrukkingsmiddelen zoekt in de ziel en in de kunsttradities van het Vlaamsche volk zelf". Op haar nieuwe rondreis in 1938-1939 behoorde tot haar repertoire onder meer De Spiegel van Maskeroen, op muziek van Engelbert Humperdinck, Liszt en Bach met kostuums naar Rembrandt en Rubens, en het dierenepos De Verliefde Leeuw op muziek van Benoit, Gilson en oude volkswijzen. Op 30 april 1939 hield Darciel te Gent, voor de Katholieke Universitaire Vrouwenvereeniging en op 28 november te Antwerpen, voor de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen, een lezing over "een Vlaamsche Danskunst", die in 1941 nagenoeg ongewijzigd werd uitgegeven. "Als kind van het Vlaamsche volk" hunkerde ze ernaar, "voor het Vlaamsche publiek te verschijnen met werken doordrenkt van Vlaamschen geest (...) die zouden bijdragen tot zijn culturele verheffing" en zo Vlaanderens culturele achterstand zou inhalen. Een van haar laatste vooroorlogse triomfen beleefde ze met het Vredesspel, dat in 1939 te Kortrijk (waar ze lesgaf aan het Onze-Lieve-Vrouw-Vlaanderen-lyceum) met 1500 uitvoerders tien dagen werd uitgevoerd. Tijdens de oorlog kon ze wegens reisverbod geen voorstellingen meer geven buiten Brussel. Voornaamste creatie uit die tijd was Tijl Uilenspiegel, op muziek van R. Strauss; dit werk werd talloze malen uitgevoerd in 1944. Na de oorlog richtte ze te Elsene een nieuwe dansgroep op. Ook werd ze vanaf 1951 de eerste Vlaamse choreografe van de Vlaamse Televisie (gevraagd door Jan Boon, met wie ze reeds bekend was uit de tijd van het Vlaamsch Volkstoneel); ze bleef als dusdanig tot 1965 verbonden aan de Belgische Radio- en Televisieomroep. In 1961 kreeg ze als eerste vrouw een televisie-oscar, waarmee zowel haar hele oeuvre als in het bijzonder Het Hemelhuis, een choreografische evocatie van liederen van Emiel Hullebroeck, werd onderscheiden. Ten slotte doceerde Dewitte nog, van 1958 tot 1969, bewegingsleer aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel. Na haar pensioen haalde ze nog een diploma-Engels en onderwees die taal aan Europese ambtenaren.
Ivanovsky, Elisabeth (° Kisjinev [Rusland], 1910)
Schilderes en graveerster.
Ivanovsky begon haar artistieke loopbaan als leerlinge aan de Academie in het Russische Kitchineff. In 1932 verliet ze haar land en kwam naar België waar zij zich in het Instituut voor decoratieve kunsten (Ter Kameren) inschreef. Gedurende drie jaar volgde ze de lessen van Joris Minne (verluchting) en van Herman Teirlinck (theaterdecors, kostumering). De Franstalige romanschrijver en dichter Franz Hellens, lid van de jury in 1934, merkte haar buiten-gewoon talent op, stelde zijn huis voor haar open, betrok haar bij zijn werk als schrijver en vroeg haar beelden te scheppen bij enkele van zijn boeken, o.m. Bass Bassina Boulou. Dankzij Hellens kwam Elisabeth Ivanovsky in contact met de toenmalige Belgische literaire wereld. Ze ontmoette de Waalse dichter René Meurant, met wie ze trouwde, en sommige leden van het 'Front littéraire de Gauche'. Verschillende Franstalige schrijvers deden een beroep op haar; onder hen: Marcel Lecomte, Armand Bernier, Danièl Gillès, Géo Libbrecht. Ook enkele Vlaamse schrijvers, zoals Stijn Streuvels en Ernest Claes, vroegen haar hun boeken te verluchten. Voor de Belgische "Editions des Artistes" verwezenlijkte zij, tussen 1940 en 1950, een reeks miniatuurboekjes die een buitengewoon succes kenden onder de benaming Pomme d'Api. Na de oorlog illustreerde ze voornamelijk boeken voor de jeugd en in het bijzonder boeken voor kleine kinderen van wie ze de dagelijkse wereld teder, lyrisch en met zin voor humor beschrijft. Elisabeth Ivanovsky wordt vandaag terecht beschouwd als de deken van de boekverluchting in de Franse Gemeenschap.
Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Streuvels, Stijn (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.
Desclée De Brouwer
De uitgeverij Desclée De Brouwer was gevestigd aan de Houtkaai te Brugge. Henri Desclée (1830-1917) en zijn broer Jules (1833-1911) waren afkomstig uit Doornik, waar zij in 1874 samen met een vennoot de drukkerij-uitgeverij Desclée-Lefèbvre/St. Jean l'Evangéliste hadden gesticht, die uitsluitend liturgische publicaties op de markt bracht. Beide waren ze gehuwd met een zus van de Bruggeling Alphonse De Brouwer (1850-1937), met wie zij in Brugge een nieuwe drukkerij (Sint-Augustinus) annex uitgeverij (Desclée De Brouwer) oprichtten. In 1883 werd de zaak uitgebouwd tot een commanditaire vennootschap. In 1896 trok Alphonse De Brouwer zich uit de zaak terug, maar hij bleef ter beschikking wanneer op hem een beroep werd gedaan. Door Etienne Desclée de Maredsous en Paul De Brouwer, opvolgers van de stichters, werd na de Eerste Wereldoorlog een filiaal van de uitgeverij opgericht in Parijs onder leiding van de Nederlandse schrijver Pieter van der Meer de Walcheren. In Brugge werd sporadisch werk in het Nederlands uitgegeven.
In 1941 kreeg een Nederlandstalige afdeling steeds meer vorm en verschenen meer Nederlandstalige uitgaven onder invloed van Jan François. Voorzichtigheidshalve werden deze uitgaven gepubliceerd onder de naam 'De Kinkhoren', een eigen imprint voor Nederlandstalige uitgaven. In 1943 verwoestte een grote brand het hele bedrijf. De Sint-Augustinusdrukkerij was niet meer bruikbaar. De Kinkhoren verhuisde naar Brussel. In 1950 kwam het bedrijf terug naar Brugge en viel de aparte imprint voor Nederlandstalige uitgaven weg. Alleen de naam Desclée De Brouwer werd nog gebruikt. In 1970 veranderde de naam nog eens. Na de overname van N.V. Orbis Boekhandel werd de naam vervangen door Orion.