8  

 1 
zo belandde ik in de eerste der eersteklassewagens Daar voert geen gangpad meer dwars door het midden van de coupé, aangezien de kussenbanken zich maar aan één kant van het rijtuig bevinden, twee aan twee achter de glazen afscheidingen. De doorgang loopt daarlangs, aan de andere zijde van de wagon. 
 2 
Ik stelde dadelijk vast dat ook in die compartimenten, evenals op de gang trouwens, niet het minste licht aan was. Ik kreeg echter geen tijd om een blik door de glazen coupédeurtjes te werpen: ginds, aan het andere eind van de gang, had ik iemand ontdekt!  
 3 
Hoe schaars het avondlicht ook werd, het had volstaan om mij een gestalte te laten onderscheiden, die bij een blijkbaar geopend portierraam stond, want zij leunde er een weinig met de ellebogen uit. Ter hoogte van het hoofd, op een heel kleine afstand ervan, zat een vurig puntje. Iemand die rookte! Bijna jubelend liep ik op dat wakende wezen af. 
 4 
Het bleek een heer te zijn, in een lange, donkere overjas en met een dito ronde hoed op; een al bejaarde heer die rustig zijn sigaar rookte in de wind, terwijl hij naar buiten had staan staren. Zijn baard was grijs, en dadelijk voelde ik iets heel innemends dat van die man uitging, een zachte voornaamheid en een stille wijsheid. 
 5 
Het snijdende was weg uit mij: alleen de frisse, bevleugelde stemming bleef over, met een kleine wonde misschien, maar die aangenaam stak: de prikkeling van het ‘avontuur’, in de veilige aanwezigheid van zulk een vaderlijk reisgezel. 

Zoek / Exporteer

Zoek


Exporteer

Inhoudsopgave