X  

 1 
„ U vreest waarschijnlijk dat ze zich thuis ongerust zouden maken ? ” hernam de heer. 
 2 
Ik glimlachte vrij lucht
 3 
„Och nee. De kinderen zijn al lang slapen en mijn vrouw is wat je een kameraad kunt heten. Die begrijpt me wel, als ik soms wat uitblijf, door confraters of zo. Ik ben namelijk een beetje auteur, moet u weten. Mag ik me even voorstellen ? ”  
 4 
„Heel aangenaam”, zei de heer nadat ik mijn naam had genoemd en drukte mij de hand. „Ik ben hoogleraar in ruste. Mijn naam is Hernhutter.”  
 5 
Een geleerde, ik dacht het wel !Die oude heer had bepaald niets anders kunnen zijn. En zijn naam paste hem ook wonderwel. Waarom, was me niet onmiddellijk duidelijk, hoewel me voorstond die reeds gehoord te hebben. Sedert heb ik het nagekeken en is me weer alles in het geheugen gekomen : Herrnhut, in Opper-Lausitz, waar de Moravische Broederschap, die reeds dagtekende uit de XVe eeuw, in 1722 op het riddergoed van graaf von Zinzendorf een wijkplaats vond... 
 6 
Eenvoudige, beminnelijke Christenen waren die Hernhutters, die groter waarde hechtten aan een reine levenswandel dan aan talent en succes. Wie zich van hen aan overtredingen schuldig maakte, vermaanden zij eerst liefderijk, alvorens hem van het avondmaal en uit hun gemeente te verwijderen. De martelaarsdood die Jan Hus in 1415 op de brandstapel is gestorven, was een der gedenkdagen die zij plechtig vierden. 
 7 
Van hun eigen leden werd het overlijden met bazuingeschal van de toren aangekondigd. Rouw droegen zij niet en het stoffelijk overschot van hun afgestorvenen brachten zij in een lichtgeverfde kist naar het sierlijk aangelegde kerkhof. De Paasmorgen verenigde hen allen op dat laatste rustoord, om zich in de hoop der opstanding te verblijden. 
 8 
Later hebben de Broeders ook te Zeist een gemeente gesticht, evenals in de verst uit elkaar verspreide steden van het Europese vasteland, terwijl hun zendelingen in alle werelddelen doorgedrongen zijn, onder de negers, de Indianen, de Australiërs, ja, zelfs tot in Tibet... 
 9 
Professor Hernhutter... ’s Heren Hoede... ! Hoe ouder ik word, hoe vaster ik ben gaan geloven dat ieder van ons inderdaad de naam draagt die hij verdient. (Jammer genoeg heb ik van de mijne nog altijd de ware etymologie niet kunnen uitvorsen.) En weer eens wees die naam in Oostelijke richting – naar Bohemen, met zijn gouden poorten op het Morgenland – of inderdaad alle merkwaardige, alle wonderbaarlijke dingen daarvandaan moeten komen.