<Resultaat 34 van 2050

>

p1
Wel Eerwaarde Zeer Geleerde Heer!

Uw geacht schrijven van lichtmisavond was mij hoogst welkom en aangenaam. Ik heb, dadelijk, lastgegeven U en uwe leerlingen de gevraagde almanakken te zenden. Het stel bij elkander nemende, is de prijs minder, en dat heeft mij moed gegeven den uitgever de waarschijnlijkheid bij te stemmen, dat er vijf, niet een stel bedoeld zij.

't Is mij een aanmoedigend bericht, dat de vlaamsche jongelingschap zulke goede uitzichten opent voor de bevordering van vaderlandsche taal, kunst, zeden en Godsdienst. Ik zou het zeer betreuren, indien het denkbeeld veldwon, dat men, door de aankweeking der fransquiljonnerie onder het vlaamsche en brabantsche volk, 't Protestantismus het beste bestrijden kon. Men mag bedenken, dat men daarmede de deur niet sluit voor de vrijmetselarij en dat mannen als: Roussel en Monod niet minder gevaarlijk zijn met hunne fransche boeken dan onze dominees met hunne leerredenen.

Hooggeachte Professor! Geloof mij: ik ken den stijl en p2trant onzer predikanten en tamelijk wel den geest der Vlamingen: en ik ben zeker, dat de vlaamsche katholieken niets van den hollandsch protestantschen invloed te vreezen hebben: daartoe zijn de hollandsche protestantsche traktaatjens veel te vervelend. Daarbij bedenke men 1°, dat men door het nederlandsche gevoel en de nederlandsche taal in Belgiën te verwaarlozen het geheele schoone katholieke verleden der Vlamingen - dat een neêrlandsch verleden was, - op den achtergrond en uit het gezicht stelt; 2°, dat het katholieke element hier in Holland, en dat zich van nederlandsche vormen in alles bedient, lang niet te minachten valt. Wij zijn, Goddank, twee vijfden van de bevolking; hier, in Amsterdam, zijn we 55.000 zielen sterk en we hebben 18 vertegenwoordigers in de 2e Kamer. Het hindert mij dus altijd zeer als ik (bijv. den Zeer Eerw. Heer De Haerne) altijd over Holland hoor spreken alsof daarvandaan niets dan Protestantismus te wachten was, en of onze gemeenschappelijke oud nederlandsche taal slechts een voertuig kon zijn van kettersche en ongodistische denkbeelden. Op de taal komt het niet aan; en op de achterlijkheid der vlaamsche letterkunde ook niet, dat is geen waarborg voor het behoud van de Godsdienst der p3vaderen: maar op de scherping van echt nederlandsche wapens, om daarmeê het nederlandsch en fransch rationalisme, beide, te keer te gaan.

Ik zie met vreugde, dat UwZEerw. mede ijvert voor den bloei onzer nederlandsche nationaliteit in al haren omvang - met taal, kunst, en wat er aan vast is. Laat ons dat voortzetten! We hebben aan onze, katholieke, zijde een verleden in Noord- en Zuid van acht of negen eeuwen; daarbij komt, in Belgiën, de eeuw van Rubbens, Poirters en anderen, in Holland de heldenfiguur van Vondel, met velen die hem omringden: en we hebben nu de katholieke restauratie sedert 1798. Laten we dat schoone nederlandsche katholieke element bearbeiden en trachten nu en dan een vaan onzer kerk te planten op de wallen der kalvinisitische en deïstische metropolen.

Gaarne zal ik van uw verlof gebruik maken - om U nu en dan berichten enz. ter verspreiding door de leerlingen toe te zenden, en met hoogachting en dankbaarheid teeken ik mij

Uw vriend en dienaar in Christo
J.A. Alberdingk Thijm
Amsterdam des feestdaags van den kunstrijken schilder, den H. Lazarus (23 feb.), 1858

Register

Correspondenten

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift Dietsche Warande, waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij van België niet hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap Met Tyd en Vlyt. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad De Tijd. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift Dietsche Warande, waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij van België niet hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap Met Tyd en Vlyt. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad De Tijd. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamAmsterdam

Naam - persoon

NaamAlberdingk Thijm, Josephus Albertus; Egbertus Negovagus.
Datums° Amsterdam, 13/08/1820 - ✝ Amsterdam, 17/03/1889
GeslachtMannelijk
Beroephoogleraar; dichter; auteur; kunstcriticus; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioJozef Alberdingk Thijm was de oudste zoon van Joannes Alberdingk, koopman in Amsterdam, en Catharina Thijm. De twee familienamen werden bij KB van 20/01/1834 samengevoegd. Aanvankelijk kocht Alberdingk Thijms vader voor hem een handelszaak van koloniale voedingswaren. In 1851 nam Joseph het initiatief voor de Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken (1852-1888) en in 1855 stichtte hij het tijdschrift Dietsche Warande, waarin hij zelf ook publiceerde onder verschillende pseudoniemen. In beide tijdschriften en uit zijn contacten met Gezelle blijkt zijn interesse voor Vlaanderen, hoewel hij van België niet hield. De eerste contacten met Gezelle startten in de Roeselaarse periode: in 1855 waren ze beiden corresponderende leden van het Leuvense genootschap Met Tyd en Vlyt. In 1863 nam hij de drukkerij Van Langenhuysen over en werd hij de uitgever van het katholieke dagblad De Tijd. Op 04/12/1876 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis en esthetica aan de rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam. Hij werd samen met Gezelle in 1887 eredoctor aan de Leuvense universiteit en in datzelfde jaar ook buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als auteur schreef hij ook gedichten en historische novellen.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Haerne, Désiré
Datums° leper, 04/07/1804 - ✝ St.-Joost-ten-Node, 22/03/1890
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; inspecteur onderwijs; leraar; onderpastoor; rector; volksvertegenwoordiger
BioDésiré Dehaerne, zoon van Petrus-Antonius-Andreas Dehaerne en Sophia-Catherina Van der Ghote, was leerling aan het college te leper en aan het grootseminarie te Gent. Hij ontving zijn priesterwijding te Doornik op 06/06/1828. Hij was achtereenvolgens leraar aan het Regiscollege te Gent en aan het college te Kortrijk (01/08/1824), onderpastoor te Moorslede (27/03/1829) en retoricaleraar aan het kleinseminarie te Roeselare (16/01/1830). Wegens zijn verzet tegen de Nederlandse bewindslieden werd hij door de Gentse bisschop als leraar ontslagen (22/03/1830). Hij was daarna onderpastoor van de Sint-Jacobsparochie te Brugge (26/07/1830-05/09/1831), lid van het Nationaal Congres voor het arrondissement Roeselare (03/11/1830), volksvertegenwoordiger voor de arrondissementen Roeselare (29/08/1831-23/04/1833) en Kortrijk (29/02/1844-22/03/1890), retoricaleraar van het pas opgerichte St.-Amandscollege te Kortrijk (okt. 1833-1844), diocesaan hoofdinspecteur (1852) en rector van het Engels Seminarie te Brugge (08/07/1869-6/08/1873). Hij zette zich in voor het onderwijs voor doofstommen en blinden. Hij was directeur van de zusters van Liefde, Instituut voor Doofstommen en Blinden te Brussel (1858-1869), directeur en medestichter van het Katholiek Instituut voor Doofstommen Handsworth Woodhouse (1870) en directeur en medestichter van het Katholiek Instituut voor Doofstommen Boston Spa (1883). Hij was een voorstander van de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs. Gezelle schreef het gedicht 'De Haerne, al wierd ik blind, nog nauwelijks geboren' voor de inhuldiging van het standbeeld van De Haerne te Kortrijk. Gezelle maakte ook de tekst voor zijn gedenksteen: 'Blijve in 't Vlaamsch uw' naam niet ongemeld'.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVan Langenhuysen, Caspar Lambertus
Datums° s-Hertogenbosch, 05/06/1802 - ✝ Amsterdam, 19/05/1859
GeslachtMannelijk
Beroepboekhandelaar; uitgever
VerblijfplaatsNederland
BioC.L. Van Langenhuysen vestigde zich in 1826 als boekhandelaar en uitgever in Amsterdam "in den berg Tabor op het Singel". Na zijn dood zette zijn weduwe het bedrijf verder. Jozef Alberdingk Thijm liet er zijn "Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken en De Dietsche Warande" drukken. In 1863 nam hij het bedrijf over met behoud van de oorspronkelijke naam. Zo kreeg het een belangrijke rol in de ontwikkeling van het Nederlandse katholicisme o.a. door de uitgave van dagblad "De Tijd".
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamRoussel, Napoléon
Datums° Sauve, 15/11/1805 - ✝ Genève, 08/06/1878
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; evangelist
VerblijfplaatsFrankrijk; Algerije; Nederland
BioNapoléon Roussel was een belangrijke figuur in het réveil van het protestantisme in Frankrijk tussen 1833 en 1870. Hij bouwde een aantal protestantse kerken en scholen. Nadat hij zich in 1831 tot het protestantisme had bekeerd, schreef hij een aantal polemische traktaten tegen het katholicisme die in Frankrijk, maar ook in België en Nederland heel wat stof deden opwaaien. In 1853 had hij ook een aantal conferenties gegeven in België en Nederland om fondsen in te zamelen. Zijn belangrijkste werk is "Les nations catholiques comparées aux nations protestantes" (1854).
Bronnen http://www.monodgraphies.eu/abc/roussel/bio/roussel_bio_en.html
NaamMonod, Adolphe, Louis, Frédéric, Théodore
Datums° Kopenhagen, 21/01/1802 - ✝ Parijs, 06/04/1856
GeslachtMannelijk
Beroepkanselredenaar
VerblijfplaatsDenemarken; Frankrijk
BioMonod was de belangrijkste protestantse kanselredenaar van zijn tijd. Hij was een vriend van Napoléon Roussel.
Links[wikipedia]
BronnenWinkler Prins 13, 1952
NaamRubens, Petrus Paulus
Datums° Siegen, Nassau, 28/06/1577 - ✝ Antwerpen, 30/05/1640
GeslachtMannelijk
Beroepkunstschilder
VerblijfplaatsItalië; Frankrijk; Spanje; Engeland
BioRubens is een van de grootste en invloedrijkste Vlaamse schilders, tevens diplomaat, uit de zeventiende eeuw. Hij was getrouwd met Isabella Brant, daarna met Hélène Fourment. Rubens studeerde bij Vlaamse schilders, ging werken in dienst van de hertog van Mantua, met verblijven in Rome, Venetië en Spanje, en werd hofschilder van de aartshertogen Albrecht en Isabella en daarna van Ferdinand toen die landvoogd werd van de Spaanse Nederlanden. Hij trad voor hen ook op als diplomaat. Hij bouwde een groot atelier uit in Antwerpen, schilderde talrijke altaarstukken en gebruikte in zijn schilderijen vaak mythologische motieven. Hij was een verdediger van de contrareformatie.
Links[wikipedia]
NaamVondel, Joost
Datums° Keulen, 17/11/1587 - ✝ Amsterdam, 05/02/1679
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsDuitsland; Nederland
BioJoost van den Vondel wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste schrijvers uit de Nederlandse geschiedenis. In Amsterdam trouwde hij met Mayke De Wolff (1586-1635), waarmee hij vijf kinderen kreeg Ondanks een protestantse opvoeding bekeerde hij zich in 1641 tot het rooms-katholieke geloof. Vondel staat voornamelijk bekend voor zijn toneelspelen en poëzie. Zijn bekendste toneelstukken zijn “Gijsbrecht van Aemstel” (1637), “Lucifer” (1654), “Adam in ballingschap” (1664) en “Noah” (1667), waarvan de laatste drie een trilogie over de zondeval vormen. In al zijn toneelstukken probeerde Vondel een klassieke tragedie te schrijven. Als dichter schreef hij tussen 1625 en 1632 onder meer een dertig hekeldichten, en later ook religieuze poëzie.
Links[wikipedia]
NaamPoirters, Adrianus
Datums° Oisterwijk, 02/11/1605 - ✝ Mechelen, 04/07/1674
GeslachtMannelijk
Beroepjezuïet; dichter; schrijver
VerblijfplaatsNederland
BioPoirters is een Zuid-Nederlands jezuïet, contrareformatorisch dichter en prozaschrijver. Hij begon zijn studies aan het Jezuïetencollege in ’s Hertogenbosch, daarna in Marchiennes en Leuven (filosofie en theologie) en werd in 1638 priester gewijd. Hij werkte eerst in de zielzorg en daarna vooral als leraar en schrijver van gedichten en prozateksten met een moraliserende inhoud (‘de Vlaamse Cats’). Zijn bekendste werk is het invloedrijke Het Masker van de Wereldt afgetrocken (1644). Hij was een groot voorvechter van de contrareformatie.
Links[wikipedia]
BronnenTer Laan; MEW, WP
NaamLazarus Zographos
Datums° Armenië, 17/11/810 - ✝ Rome, 28/09/856
GeslachtMannelijk
Beroepmonnik; schilder
VerblijfplaatsByzantium
BioLazarus is bijgenaamd Zographos (Grieks voor schilder) omdat hij fresco’s en iconen schilderde. Hij was een monnik die de schilderkunst bestudeerde. Keizer Theophilos (829-842) was tegen alle heilige beelden, maar Lazarus bleef iconen schilderen en beschadigde beelden herstellen. Daarom werd hij door de keizer gevangen genomen en gemarteld. Hij stierf aan zijn verwondingen, maar stond op uit de dood en bleef heiligen schilderen op de panelen van zijn cel. In de Rooms-Katholieke kerk is zijn feestdag op 23 februari.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamAmsterdam

Titel - ander werk

TitelVolks-almanak voor Nederlandsche katholieken, ...
AuteurAlberdingk-Thym, Jos. Alb.
Datum1851-1890
PlaatsAmsterdam
UitgeverVan Langenhuysen

Titel23/02/1858, Amsterdam, Josephus Albertus Alberdingk Thijm aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderAlberdingk Thijm, Josephus Albertus
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum23/02/1858
VerzendingsplaatsAmsterdam
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDichtoefeningen, p.219-220 (fragment); Brieven van Thym aan Gezelle / door Caesar Gezelle. - Jrg. 2 (1917), p. 398-399
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 218x140
wit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem rechts: 23/2 1858 (inkt, beide hand P.A.); diverse ingrepen ter voorbereiding van publicatie (potlood, hand C. Gezelle)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief3854
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10177
Inhoud
IncipitUw geacht schrijven van lichtmisavond was mij hoogst
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.