Hoe menigmaal had ik mij toch al gezegd en afgevraagd, wanneer zult ge toch eens andwoorden aan het lieve geschenk der Vlaemsche Dichtoefeningen?[1] Met al dat uitstellen heb ik er alleen bij verloren, niet UEerwaarde, dan, de herinnering’ aan de vriendschap die mij door een' alle eere en achting waardigen priester bewezen werd, kwaam des te dringender voor mijn geest, en bij gevolg ook, in mijne gebeden. Meer dan ooit p2zijn mijne bezigheden druk geweest. Wij hebben dezen winter een Vondelsfeest[2] gehad, het eerste dat in Nederland, buiten Amsterdam gegeven werd, en het is, zegt men algemeen, allerbest afgeloopen. In Amsterdam zelf is uw dienaar en vriend geweest: hij heeft voor een uitgelezen aristocratisch-protestansch genootschap twee uren gesproken over Milton en Vondel[3] Een woord in het generaal en dan het IX boek van Milton[4] Mijnheer, onze vriend, Alberdingk was, er dan ook, gelijk ook alle gazetten zeer te vrede: ik draag dit zielsgenoegen er van mede: dat toen de eerste keer, in Holland, een priester, en soutane [5]p3in een letterkundig genootschap verschenen is; en dat in een aristocratisch protestansch genootschap; en wat meer, is, wat UEerwaarde meer genoegen zal geven, aan u, die met al te veel verplichtende goedheid, waarvoor ik u honderdmaal dank zeg en u mijne nederige gebeden beloof, boven een stuk heerlijke verzen hebt geschreven[6] pro Christo legatione fungimur[7] mij werd gezegd door Dr. Kramer dat hij een zoo ontzettend plezier had gehad ook daarin, dat ik verscheiden hoofdleerpunten van het katholicisme tegen het (protestansch =) ondichterlijke van Milton, met zoo veel kracht en omzichtigheid had doen gevoelen.
Het is ook welzeker de p4eerste keer dat ik in dezer voege spreek over iets wat mij zoo persoonlijk aangaat, ik doe zulks, uit ware vriendschap en overtuiging dat het eene vreugde is voor uw goedgunstig en warm priesterlijk hart en tevens het zekerste middel om een aandeel in uwe heilige gebeden te verkrijgen voor hem, die met de meeste hoogachting hoopt te verblijven,