<Resultaat 176 van 2074

>

p1
Mynheer en lieve Broeder in Christo Jesu[1]

Wanneer gy met my rondgingt in Brugge, liet gy my uwe liefde kennen voor oudheden en alle soorten van Vlaemsche gebruiken; zeker zou het my alleraengenaemst zyn van er u eenige te kunnen doen kennen, maer daer er ons maer eenige dagen vacance meer overbleven, kan ik u maer eenige kleene dingen laten weten, dingen die u misschien niet nuttig kunnen zyn maer die u met de meeste liefde en toegenegendheid gezonden worden.

Ik vergat u dan te zeggen dat er tot Houttave, langs de zandstraet van Houttave naer Stalhille een kappelleken staet, my dunkt aen den H. Antonius toegewyd, waerop p2te lezen staet dat het gemaekt werd in de zestiende, of wel in de zeventiende eeuwe (de date staet er op) door dien schaper... geboren op een zekere parochie van de provincie Limburg. Nopens dat geschrift van de haringengift tot Ouckene, ik heb de gelegendheid niet meer gehad om het u te kunnen bezorgen, maer Mr E. Legein heeft het uitgeschreven.

Gy spraekt my van de golge van Beveren: het is later in myn gedacht gekomen, er is om van Beveren plaetse naer de statie te gaen een groote party land welke men de golgebilken heet, en ik heb nog wel onthouden dat men my als ik kleene was nog de plaetse aengewezen heeft waer de golge gestaen had: ‘t was tenden die golgebilken op een brokke land die nu deels aen de kerk en deels aen den disch toebehoort[2]

Mr Van Coillie heeft u zeker wel gesproken van dien heerd en dat kasken die wy gaen bezigtigen hebben tot Beveren: die heerd was lyk vele heerden van onder tot boven in tegels, en op die tegels waren de byzonderste trekken van Christus leven en lyden verbeeld p3en zelfs nog eenige zinnebeelden van Christus uit het oude testament getrokken; die tegels en zitten maer weinig op orden; de bewooners van dat huis en wisten daer niet anders van dan dat er eertyds daer dikwyls ne zekere priester uren op uren op zat te kyken. Binst dat wy dien heerd bezagen, kwamen de geburen ons zeggen dat zy zulk een schoon kasken hadden, wy gingen ook gaen kyken en de volgende historie werd ons verteld door een oud manneke: Wanneer ik tot Swevezeele woonde was ik werkman by de koster; deze had eene dochter die nonne was tot Brugge, maer dat klooster moeste weg en die nonne kwam naer huis met een groote kasse voor haer deel; de koster verkochtte my het hoofd van die kasse dat gy daer nu nog ziet; sedert kwam er eens nen heere die malgré de duere van dat kaske wilde hebben; hy bood er my zooveel en zoovele voor maer ik peisde is het voor u zooveel weerd, ‘t is voor my ook zoovele weerd

Ik weet niet of het nieuws is voor u, maer voor my en voor velen is het nieuws dat wanneer p4een huwelyk gewyd is, onmiddelyk na de misse de man naer ‘s vrouwens ouders en de vrouw naer ‘s mans ouders om den zegen gaet. Ziedaer eenige kleene dingskens die toch waerlyk de katholyke Vlaming aenduiden.

Gy spraekt my van I. Dehulster: waren wy alleen geweest ik zou alles gezeid hebben; gy weet wat zyn schik was; zyne byzonderste en dagelyksche raedsman was R.P. Augustinus die nu in de middellandsche zee vergaen is wanneer hy voor de zendingen vertrok. Die goede man is dood: de hinderpalen voor I.D. zyn talryk en groot, men wil dat hy naer het Seminarie komt onder conditie omdat hy nog zoo jong is; en nogthans P. Augustinus heeft hem geschreven dat hy zelfs in de philosophie niet mogte gaen om wel te zyn; ik schryf u dit geheim omdat ik peize dat gy mynen vriend zoudt kunnen voordeelig zyn; nogthans en wil hem nooit kenbaer maken dat gy het van my geweten hebt, noch en spreekt van P. Augustinus niet want er is maer ik die dien name kenne. Vergeef my dat ik zoolang u bezig houde en ontvang dezen brief van

Uwen toegenegen broeder in Christo Jesu
Isidoor Hemeryck.
Rousselaere den 6 Juny 1863.

Noten

[1] Deze aanspreking, ook te vinden in de drie brieven van december 1863, ligt in de lijn van de relatie met Gezelle als geestelijk raadsman, die al sprak uit de brief van 10/03/1861. Ze doet denken aan de sfeer van de Confraternity.
[2] De galgplaats van Roeselare-Ambacht lag op Beveren langs de vroegere Brugse Heerweg: G. Hoornaert, G. Verbeke, L. Denewet, Een historische kijk op Beveren-Roeselare tot 1796 (Roeselare, 2011), p. 138.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHemeryck, Isidoor
Datums° Beveren, 10/04/1843 - ✝ Leuven, 13/05/1912
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; hoogleraar; vicerector; geestelijk directeur
BioIsidoor Hemeryck, zoon van Karolus Hemeryck, brouwer en herbergier, en Isabella Verlez, was oud-leerling van het kleinseminarie te Roeselare: humaniora (retorica 1864) en filosofie (1865). Op 01/12/1863 vroeg hij aan Gezelle een gedicht voor het jubelfeest van de Mariacongregatie in het kleinseminarie. Gezelle schreef Als Pius spreekt. Hij ontving zijn priesterwijding op 19/12/1868. Hij was leraar aan het St. Lodewijkscollege te Brugge van 07/1868 tot 09/1872. Vanaf 09/1872 was hij vicerector van het Justus Lipsiuscollege. In 1880 werd hij president van het Justus-Lipsiuscollege en hoogleraar Latijn, Duits en Nederlands aan de Ecole normale ecclésiastique des humanités. Hij was ook betrokken bij het Institut préparatoire aux écoles spéciales. Vanaf 1887 was hij assessor van de vicerector en vanaf 1875 werd hij geestelijk directeur van de Zusters van Liefde te Leuven. Hij werd erekanunnik te Brugge (08/04/1885). Hij was de vertrouwensman van bisschop Faict aan de universiteit.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenR. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach. Biografie, p.395

Briefschrijver

NaamHemeryck, Isidoor
Datums° Beveren, 10/04/1843 - ✝ Leuven, 13/05/1912
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; hoogleraar; vicerector; geestelijk directeur
BioIsidoor Hemeryck, zoon van Karolus Hemeryck, brouwer en herbergier, en Isabella Verlez, was oud-leerling van het kleinseminarie te Roeselare: humaniora (retorica 1864) en filosofie (1865). Op 01/12/1863 vroeg hij aan Gezelle een gedicht voor het jubelfeest van de Mariacongregatie in het kleinseminarie. Gezelle schreef Als Pius spreekt. Hij ontving zijn priesterwijding op 19/12/1868. Hij was leraar aan het St. Lodewijkscollege te Brugge van 07/1868 tot 09/1872. Vanaf 09/1872 was hij vicerector van het Justus Lipsiuscollege. In 1880 werd hij president van het Justus-Lipsiuscollege en hoogleraar Latijn, Duits en Nederlands aan de Ecole normale ecclésiastique des humanités. Hij was ook betrokken bij het Institut préparatoire aux écoles spéciales. Vanaf 1887 was hij assessor van de vicerector en vanaf 1875 werd hij geestelijk directeur van de Zusters van Liefde te Leuven. Hij werd erekanunnik te Brugge (08/04/1885). Hij was de vertrouwensman van bisschop Faict aan de universiteit.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenR. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach. Biografie, p.395

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Naam - persoon

NaamDehulster, Joseph; Laurentius, Seppen
Datums° Roeselare, 03/03/1844 - ✝ Brugge, 16/10/1924
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, directeur
BioHij was oud-leerling van het kleinseminarie te Roeselare. Hij nam in januari 1862 deel aan een loterij voor de financiering van de kerk te Highgate (Londen) waarvoor Gezelle bemiddelde. Na zijn priesterwijding in 1867 werd hij onderpastoor te Wielsbeke en Brugge. Vervolgens werd hij pastoor in Mont-à-Leux, Izegem en Moeskroen. Gezelle schreef een aantal opschriften voor zijn inhuldiging als pastoor van Izegem in 1891.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
NaamHemeryck, Isidoor
Datums° Beveren, 10/04/1843 - ✝ Leuven, 13/05/1912
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; hoogleraar; vicerector; geestelijk directeur
BioIsidoor Hemeryck, zoon van Karolus Hemeryck, brouwer en herbergier, en Isabella Verlez, was oud-leerling van het kleinseminarie te Roeselare: humaniora (retorica 1864) en filosofie (1865). Op 01/12/1863 vroeg hij aan Gezelle een gedicht voor het jubelfeest van de Mariacongregatie in het kleinseminarie. Gezelle schreef Als Pius spreekt. Hij ontving zijn priesterwijding op 19/12/1868. Hij was leraar aan het St. Lodewijkscollege te Brugge van 07/1868 tot 09/1872. Vanaf 09/1872 was hij vicerector van het Justus Lipsiuscollege. In 1880 werd hij president van het Justus-Lipsiuscollege en hoogleraar Latijn, Duits en Nederlands aan de Ecole normale ecclésiastique des humanités. Hij was ook betrokken bij het Institut préparatoire aux écoles spéciales. Vanaf 1887 was hij assessor van de vicerector en vanaf 1875 werd hij geestelijk directeur van de Zusters van Liefde te Leuven. Hij werd erekanunnik te Brugge (08/04/1885). Hij was de vertrouwensman van bisschop Faict aan de universiteit.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
BronnenR. Vanlandschoot, Albrecht Rodenbach. Biografie, p.395
NaamLegein, Karel Eugeen
Datums° Roeselare, 08/11/1837 - ✝ Roeselare, 06/04/1905
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; coadjutor; leraar; onderpastoor
BioKarel Legein was een leerling van Gezelle in het kleinseminarie van Roeselare. Hij was er lid van de lettergilde. Gezelle dichtte in 1858 Het kindeke en het graf naar analogie van Legeins gedicht De drie grafsteden (25 april 1858). Legein werd tot priester gewijd op 18/12/1862. Hij werd coadjutor te Marke en te Zande. In 1863 werd hij leraar aan het college van Ieper. Hij was betrokken bij het tijdschrift De zeesterre van Lodewijk Van Haecke (1862-1863). Vervolgens was hij onderpastoor te Aartrijke (28/04/1866), te Oedelem (09/09/1868), te Moorsele (25/06/1874), te Merkem (11/10/1876), te Heestert (03/11/1879), te Ten Brielen (28/06/1882), te Kemmel (28/02/1884) en te Oekene (16/09/1891).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; leerling kleinseminarie; gedicht
NaamVan Coillie, Victor
Datums° Beveren bij Roeselare, 13/10/1838 - ✝ Ingelmunster, 20/07/1888
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; auteur
BioVictor Van Coillie was de zoon van bakker Jan Van Coillie (Beveren bij Roeselare 1797-1862) en Juliana De Clercq (Roeselare 1800 - Beveren bij Roeselare 1845). Hij was een poësisleerling van Guido Gezelle aan het kleinseminarie te Roeselare (1858-1859), retorica (1859-1860) en filosofie (1860-1861). Zijn priesterwijding ontving hij te Brugge op 10 juni 1865. In 1865 werd hij leraar Nederlands en Frans aan het college te Kortrijk. In 1867 ging hij les geven aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Vervolgens werd hij onderpastoor op Sint-Michiels te Roeselare (21/08/1875) en op Sint-Amands te Ingelmunster (19/09/1877). Hij was een letterkundige en in 1877 publiceerde hij Drij verhalen: Geeraard de Broedermoord, De ring van Aartsbisschop Boonen en 't Verzonken kasteel. Hij werkte mee aan het tijdschrift Rond den Heerd met bijdragen als Helfried de schelm en De Kruisvaart der kinderen. Van Coillie was een vriend van Gezelle, die voor hem gelegenheidsgedichten schreef zoals Van de wilgen in de bundel Gedichten, gezangen en gebeden en het zielsgedichtje Hij, dichterlijk begaafd bij zijn overlijden in 1888.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie Roeselare; correspondent; medewerker Rond den Heerd; gelegenheidsgedichten
Bronnen https://docplayer.nl/22053553-Roeselaarse-auteurs-openbare-bibliotheek-brugge-guido-gezellearchief-fotocollectie-victor-van-coillie.html
NaamMorette, Jacobus Joannes
Datums° Oostende, 02/10/1712 - ✝ Beveren, 13/12/ 1791
GeslachtMannelijk
Beroepkapelaan; priester; onderpastoor; pastoor; auteur
BioJacobus Morette was kapelaan te Brugge (01/01/1735). Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 07/10/1736. Hij werd onderpastoor te Lichtervelde op 12/11/1736, pastoor te Rumbeke (18/05/1741) en te Beveren (29/05/1742). Hij neemt ontslag op 17 januari 1786. Hij was de auteur van o.m. Het leven van de heylige Godelieve (Brugge, De Moor, 1770).
Links[odis]
Bronnen https://www.dbnl.org/tekst/_bie001197001_01/_bie001197001_01_0070.php
NaamAugustinus, R.P.
GeslachtMannelijk
Beroepmissionaris
BioHij was de raadsman van J. Dehulster. Hij verdronk in de middellandse zee op weg naar zijn missiepost

Naam - plaats

NaamBeveren
GemeenteRoeselare
NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamHoutave
GemeenteZuienkerke
NaamOekene
GemeenteRoeselare
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare
NaamStalhille
GemeenteJabbeke
NaamZwevezele
GemeenteWingene

Naam - instituut/vereniging

NaamGrootseminarie Brugge
BeschrijvingHet Grootseminarie van Brugge was het seminarie voor priesterkandidaten van het bisdom Brugge. Het bevindt zich aan de Potterierei in Brugge, waar de gemeenschap van de cisterciënzerabdij Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen in Koksijde in 1627 naartoe verhuisd was en in 1628 was begonnen met de bouw van een nieuwe abdij binnen Brugge. In 1796 confisqueerden de Franse bezetters de abdij en richtten haar in als Ecole centrale (1798-1803) van het Leiedepartement, met een bibliotheek bestaande uit in beslag genomen West-Vlaamse abdijbibliotheken. In 1804 werd de Ecole Centrale opgeheven en de bibliotheek overgemaakt aan de stad Brugge, meteen de kiem van de huidige Openbare Bibliotheek. Nadien fungeerde de abdij nog als Lycée impérial (1808-1814), militair ziekenhuis en atheneum. In 1833 stelde het Brugse stadsbestuur de gebouwen ter beschikking van het heropgerichte bisdom Brugge. Op 1 oktober van dat jaar startte het eerste academiejaar voor de priesteropleidingen, die daar sindsdien bijna onafgebroken plaats vonden tot 2018. Ook Guido Gezelle was er seminarist (oktober 1850-juni 1854). Gezelle had er vele contacten met oud-leerlingen en leerkrachten.
Datering1833
Links[odis], [wikipedia]

Titel06/06/1863, Roeselare, Isidoor Hemeryck aan [Guido Gezelle]
EditeurPaul Thoen; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderHemeryck, Isidoor
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum06/06/1863
VerzendingsplaatsRoeselare (Roeselare)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 211x135
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden papiermerk: Bath
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem rechts: 6/6 1863 (inkt, beide hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4514
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10799
Inhoud
IncipitWanneer gy met my rondgingt in
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.