<Resultaat 1383 van 2641

>

p1
Zeer Eerw. Heer en Vriend,

Ik verwacht het geld[1] van E.H. VRobaeys en Verriest - WelEdele Baron Bethune[2] schryft my dat hy in de zake van bylage[3] niet geern komt; maer dat hy moet bekennen dat Blanchaert, voor hem een man van vertrouwen is, aan ons, zegt hy, te beslissen -

Wy hadden gemeend geen tafelgeld te mogen vragen aan Bg de Patin, aan de sprekers en Senator Lammens; daarom heeft men niet rondgegaan aan den eeretafel - Eenigen hebben betaald, de anderen zullen eenen kwytbrief krygen —

Zoudet gy Lammens antwoorde niet kunnen krygen? Het gedacht p2schynt ons goed; maar het zal moeilyk zyn om de spreuken van tafel wel over te drukken. Verriest en ik hadden niets geschreven. ‘t Schynt ons genoeg een verslag te geven over hetgeen dáár gezeid wierd.

Gy zoudt ons eenen grooten dienst bewyzen wildet gy, in korte dagen, een voorwoord voor onzen gedenkboek zenden;[4] zoohaast wy het ontvangen hebben, zullen wy de proeven doen drukken -

Ieder spreker eischt een of meer proeven om zyn werk zelf te verbeteren -

Neut heeft uit eigen beweging, (men ziet het in zyne laatste woorden) den Bisschop en Prins Boudewyn er uit gelaten om den landdag[5] niet te herinneren

keer om a.u B.p3Hebt gy de stekken gezien in de Gazette van Thielt: De zake van Flamen[6] (die ten hoogsten spytig is en maar met Flamen kon voorenvallen) heeft ze wat vinnig gemaakt op Poperinghe - Ook wy hadden vergeten Minnaart aan den eeretafel te zetten als lid van ‘t hoofdbestuur! Wat zegt ge ervan?

Voor het overige, wy ontvangen niets dan geestdriftigen lof over de feeste. Intusschen hebben wy gerust geslapen wetende dat alles gedaan is geweest voor het algemeene best.

Ontvang mynen hertelyksten dank en groet
L Vander Heyde

Noten

[1] De financiële steun voor het praalgraf van L.L. De Bo. Het Davidsfonds van Poperinge was de initiatiefnemer voor het oprichten van dit monument. Het werd op 28 september 1887 te Poperinge feestelijk ingehuldigd.
[2] J. Bethune was verantwoordelijk voor het ontwerp van het praalgraf.
[3] De meerprijs van 400 fr. die de steenkapper van het praalgraf, Blanchaert, vraagt. (zie brief van L. Vander Heyde aan G. Gezelle, Poperinge, 01/10/1887).
[4] De brochure bevat geen formeel voorwoord. Het is niet duidelijk in hoeverre Gezelle effectief betrokken was bij het schrijven of redigeren van de tekst. De taal voelt in elk geval wel Gezelliaans aan en er wordt gebruik gemaakt van de teksten die Gezelle schreef om inschrijvers te werven voor het gedenkteken.
[5] Het gaat om de Vlaamsche Landdag in Brugge op 22 augustus 1887, een week na de inhuldiging van het standbeeld van Breidel en De Coninc op de Markt. Die vond plaats in het stadhuis en Vlaamse kwesties werden er besproken. Prins Boudewijn werd te Brugge luid toegejuicht omdat hij als enige lid van de koninklijke familie Nederlands sprak (in tegenstelling tot zijn vader die het volk in het Frans toesprak). Hij woonde op 21 augustus in de stadsschouwburg het toneelstuk 1302 van Camille Marichal bij. De hele kwestie was netelig voor het koningshuis en het bisdom. La Patrie van 22 augustus 1887, de katholieke krant waarvan Edouard Neut eigenaar was, vermeldt slechts onrechtstreeks de aanwezigheid van Prins Boudewijn op 21 augustus (er wordt een telegram van de prins afgedrukt dd. 22 augustus 1887). Een uitgebreider verslag over de Landdag van de hand van Gentenaar Karel Lybaert verscheen onder meer in De Vlaamsche Kunstbode: (1887), p. 417-426 en is gedateerd Gent, 23 augustus 1887. Rond den Heerd: 22 (12 september 1887), p. 319 spreekt wel over de aanwezigheid van Prins Boudewijn op 21 augustus 1887 in Brugge.
[6] Wellicht heeft dit betrekking op het feit dat Flamen als laatste spreker niet meer aan bod kwam op het letterkundige gedeelte in de voormiddag van de hulde. Hij moest zijn rede houden tijdens het feestmaal.

Register

Correspondenten - personen

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVander Heyde, Louis
Datums° Alveringem, 08/04/1841 - ✝ Poperinge, 29/04/1913
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLouis Vander Heyde (of Vanderheyde) werd op 8 april 1841 geboren te Alveringem als zoon van brouwer Petrus Carolus Ludovicus Vanderheyde en Amelia Rosalia Demolder. Hij studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare van 1856 tot 1861 en was er lid van Gezelles Confraternity. In 1868 kwam Louis als geneesheer naar Poperinge. Op 3 april 1869 huwde hij in Oudenburg met Maria Labrique (1849-1926), met wie hij 8 kinderen kreeg, van wie er twee jong stierven. Van 1879 tot 1907 was hij voorzitter van het Davidsfonds. In die functie was hij samen met Guido Gezelle initiatiefnemer voor de oprichting van een gedenkteken in neogotische stijl voor Leonard Lodewijk De Bo (1826-1885) en voor de feestelijke inwijding ervan op 28 september 1887. Sinds 1880 was hij tevens voorzitter van de Katholieke Kring van Poperinge. Hij stierf op 29 april 1913 en werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Poperinge in een familiegraf waar zijn echtgenote en drie van zijn kinderen (Clemence, Elvire en Achille, priester van het bisdom Brugge) hun laatste rustplaats vonden. De Poperinghenaar van 4 mei 1913 vermeldt de strijd voor ‘onzer miskende moedertaal’, de principiële houding ‘Katholiek in alles, boven alles,’ naast de inzet voor de ware belangen van het volk van deze geëerde dokter."
Relatie tot Gezelledokter; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; Davidsfonds Poperinge
Bronnen https://historischekranten.be/issue/DPO/1913-05-04/edition/null/page/2?query=heyde&period=1913&sort=issuedate%20ascending; https://nl.geneanet.org; https://bel-memorial.org/books/gezondheidszorg_in_de_onbezette_Westhoek.pdf; J. de Mûelenaere, Over Gezelles Confraternity. in: Gezelliana: 5 (1874) 1-4

Briefschrijver

NaamVander Heyde, Louis
Datums° Alveringem, 08/04/1841 - ✝ Poperinge, 29/04/1913
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLouis Vander Heyde (of Vanderheyde) werd op 8 april 1841 geboren te Alveringem als zoon van brouwer Petrus Carolus Ludovicus Vanderheyde en Amelia Rosalia Demolder. Hij studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare van 1856 tot 1861 en was er lid van Gezelles Confraternity. In 1868 kwam Louis als geneesheer naar Poperinge. Op 3 april 1869 huwde hij in Oudenburg met Maria Labrique (1849-1926), met wie hij 8 kinderen kreeg, van wie er twee jong stierven. Van 1879 tot 1907 was hij voorzitter van het Davidsfonds. In die functie was hij samen met Guido Gezelle initiatiefnemer voor de oprichting van een gedenkteken in neogotische stijl voor Leonard Lodewijk De Bo (1826-1885) en voor de feestelijke inwijding ervan op 28 september 1887. Sinds 1880 was hij tevens voorzitter van de Katholieke Kring van Poperinge. Hij stierf op 29 april 1913 en werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Poperinge in een familiegraf waar zijn echtgenote en drie van zijn kinderen (Clemence, Elvire en Achille, priester van het bisdom Brugge) hun laatste rustplaats vonden. De Poperinghenaar van 4 mei 1913 vermeldt de strijd voor ‘onzer miskende moedertaal’, de principiële houding ‘Katholiek in alles, boven alles,’ naast de inzet voor de ware belangen van het volk van deze geëerde dokter."
Relatie tot Gezelledokter; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; Davidsfonds Poperinge
Bronnen https://historischekranten.be/issue/DPO/1913-05-04/edition/null/page/2?query=heyde&period=1913&sort=issuedate%20ascending; https://nl.geneanet.org; https://bel-memorial.org/books/gezondheidszorg_in_de_onbezette_Westhoek.pdf; J. de Mûelenaere, Over Gezelles Confraternity. in: Gezelliana: 5 (1874) 1-4

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamPoperinge
GemeentePoperinge

Naam - persoon

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Charles-François (Jean); (de) Béthune, Jan/Jean
Datums° Kortrijk, 25/04/1821 - ✝ Marke, 18/06/1894
GeslachtMannelijk
Beroeparchitect
BioJean Bethune was de oudste zoon van baron Felix Bethune, een Kortrijkse textielhandelaar en politicus. Hij was de broer van Félix en vader van Jean-Baptiste Bethune-de Villers. Hij huwde in 1848 met Emilie van Outryve d’Ydewalle. Hij was secretaris van de gouverneur van West-Vlaanderen en provincieraadslid (1848-1858). Hij woonde in Brugge (1845-1859), waar hij proost was van de Edele Confrerie van het H.-Bloed en een van de stichters van de Société d’Archéologie. Hij maakte een reis naar Engeland (1842-1843), waar hij kennis maakte met de neogotische architectuur van A.W. Pugin. Hij had ook invloedrijke Engelse vrienden zoals James Weale, Thomas Harper King en John Sutton. Begin 1859 verhuisde hij naar Gent waar hij in 1863 samen met James Weale en Jules Helbig de Gilde de Saint-Thomas et de Saint-Luc (de Sint-Lucasscholen) stichtte. Hij is de centrale figuur in de ontwikkeling van een katholieke, neogotische kunstbeweging in België tijdens de negentiende eeuw, meer bepaald in de architectuur. Hij was ook innoverend op het gebied van de glasraamkunst (onder invloed van John Hardman), de polychromie en de productie van neogotische devotieprenten. Enkele belangrijke realisaties zijn: het kasteel van Loppem, de abdij van Maredsous en de neogotische site van Vivenkapelle (Damme).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; onderwerp van gelegenheidsgedicht; Gezelle was zijn biechtvade
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; J. Helbig, Le baron Bethune, fondateur des écoles Saint-Luc. Etude biographique, Rijsel-Brugge: Desclée De Brouwer, 1906; J.F. van Cleven, ‘The Eternal Château’: bouwgeschiedenis en kunsthistorische analyse van het neogotische kasteel van Loppem. In: V. van Caloen, J.F. van Cleven en J. Braet (red.), Het kasteel van Loppem, Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.69-71
NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
Naamde Patin de Langemarck, Carolus Philippus Joannes Marie Josephus
Datums° Langemark, 14/08/1861 - ✝ Langemark, 10/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; adel
BioBurggraaf Charles de Patin de Langemarck was de laatste van zijn naam en afstamming. Geboren op het kasteel van Langemark in 1861 studeerde hij tot doctor in de rechten en politieke wetenschappen. Reeds als twintiger was hij een belangrijke figuur in katholieke politieke en sociale netwerken. Hij was schepen van zijn gemeente, voorzitter van de godshuizen, provincieraadslid, voorzitter van het Sint-Vincentiusgenootschap en de drijvende kracht achter verschillende lokale culturele verenigingen. Zeer Vlaamsgezind had hij een nauwe band met Alfons Vanhee en Leonard De Bo. Guido Gezelle had met hem contact naar aanleiding van de hulde aan De Bo. Zijn financiële steun maakte het praalgraf van De Bo mogelijk (zie Rond den Heerd, 1886, p.384). Gezelle vroeg hem ook om lid te worden van de vereniging de Dietsche Biehalle. Op 10 juni 1888 overleed Charles de Patin de Langemarck op 26-jarige leeftijd aan de gevolgen van malaria opgelopen tijdens een reis naar Rome.
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamFlamen, Gustaaf Hendrik
Datums° Brussel, 24/025/1837 - ✝ Brugge, 26/03/1920
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; directeur; dichter; schrijver
BioGustaaf Flamen, zoon van Charles Flamen, handelaar, en Anne Marcus, studeerde aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege (1851-1857). Onder invloed van zijn leerkrachten, zoals L.L. De Bo en Verraes ontwikkelde hij daar al een vorm van flamingantisme. Zijn muziekleraar Hyacinthe Labbe liet hem zijn muzikale talenten ontdekken.Hij speelde o.a. viool. In 1857 startte hij zijn priesteropleiding aan het kleinseminarie te Roeselare. De opleiding duurde vier jaar en hij had er Guido Gezelle als leraar Nederlands. Vervolgens ging hij naar het grootseminarie te Brugge. Hij ontving er op 09/07/1862 zijn priesterwijding. Hij werd leraar aan het college te Kortrijk (20/03/1862) en aan het kleinseminarie te Roeselare (15/09/1867), waar hij samen met zijn collega Hugo Verriest een grote invloed had op Albert - later Albrecht Rodenbach, als wiens "ontdekker" hij beschouwd wordt. Hij was onderpastoor te Ruiselede (06/08/1873) en pastoor te Meetkerke (07/04/1893), waar Gezelle vaak aan huis kwam. Hij nam ontslag te Meetkerke op 08/06/1906 en op 07/12/1906 werd hij directeur van Sint-Trudo te Brugge. Hij schreef redevoeringen in de Handelingen der gilde van St. Luitgaarde te Brugge, artikels in "Rond den Heerd" en in andere tijdschriften. Hij publiceerde ook ander werk zoals toneelstukken en historische drama's.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
NaamLammens, Jules
Datums° Gent, 20/03/1822 - ✝ Gent, 04/11/1908
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; notaris; senator; politicus: senator
BioJules lammens studeerde rechten aan de universiteit van Gent en promoveerde er in 1844. In 1846 huwde hij met Marie-Louise Minne. Ze kregen 2 dochters: Marie en Claire. Jules Lammens was aanvankelijk advocaat maar werd op 5 juni 1850 notaris te Gent. Hij was een toonaangevende ultramontaanse katholiek. Hij was o.m. lid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge en medeoprichter en redacteur van Le Bien Public. Van 1880 tot 1900 was hij senator voor Kortrijk. Op vraag van Jules Lammens vertaalde Gezelle een Latijns kruisgedicht voor een door Lammens opgerichte Calvarieberg te Tielt: Kruisgedicht voor Jules Lammens: Gekruiste God, die voor mij staat
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenP. Couttenier, De correspondentie Gezelle-Lammens, in: Gezelliana: 15 (1986), p. 134-153.
NaamMinnaert, Johannes-Désiré
Datums° Ursel, 10/03/1847 - ✝ Tielt, 25/04/1924
GeslachtMannelijk
Beroepuitgever; hoofdredacteur
BioDésiré Minnaert was de uitgever en (vanaf 1867) hoofdredacteur van de "Gazette van Thielt" (1850-). Hij was medestichter en lid van de Tieltse afdeling van het Davidsfonds. In 1875 en 1878 was hij samen met K. Rogiers (Menen) vertegenwoordiger voor West-Vlaanderen in het centrale bestuur van het Davidsfonds. Hij was lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde.
Relatie tot Gezellelid van de Gilde van Sinte Luitgaarde; correspondent
BronnenR. Vanlandschoot, Het eerste lustrum van de Davidsfondsafdeling in de streek van Tielt 1875-1880, in. In: De Roede van Tielt, 6 (1975), p. 2-96
NaamVander Heyde, Louis
Datums° Alveringem, 08/04/1841 - ✝ Poperinge, 29/04/1913
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLouis Vander Heyde (of Vanderheyde) werd op 8 april 1841 geboren te Alveringem als zoon van brouwer Petrus Carolus Ludovicus Vanderheyde en Amelia Rosalia Demolder. Hij studeerde aan het kleinseminarie te Roeselare van 1856 tot 1861 en was er lid van Gezelles Confraternity. In 1868 kwam Louis als geneesheer naar Poperinge. Op 3 april 1869 huwde hij in Oudenburg met Maria Labrique (1849-1926), met wie hij 8 kinderen kreeg, van wie er twee jong stierven. Van 1879 tot 1907 was hij voorzitter van het Davidsfonds. In die functie was hij samen met Guido Gezelle initiatiefnemer voor de oprichting van een gedenkteken in neogotische stijl voor Leonard Lodewijk De Bo (1826-1885) en voor de feestelijke inwijding ervan op 28 september 1887. Sinds 1880 was hij tevens voorzitter van de Katholieke Kring van Poperinge. Hij stierf op 29 april 1913 en werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Poperinge in een familiegraf waar zijn echtgenote en drie van zijn kinderen (Clemence, Elvire en Achille, priester van het bisdom Brugge) hun laatste rustplaats vonden. De Poperinghenaar van 4 mei 1913 vermeldt de strijd voor ‘onzer miskende moedertaal’, de principiële houding ‘Katholiek in alles, boven alles,’ naast de inzet voor de ware belangen van het volk van deze geëerde dokter."
Relatie tot Gezelledokter; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; Davidsfonds Poperinge
Bronnen https://historischekranten.be/issue/DPO/1913-05-04/edition/null/page/2?query=heyde&period=1913&sort=issuedate%20ascending; https://nl.geneanet.org; https://bel-memorial.org/books/gezondheidszorg_in_de_onbezette_Westhoek.pdf; J. de Mûelenaere, Over Gezelles Confraternity. in: Gezelliana: 5 (1874) 1-4
NaamVan Robays, Edward; Van Roobeke, Edward
Datums° Egem, 2 of 3/02/1855 - ✝ Barhamur, 30/05/1906
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; priester; missionaris; pater jezuïet
VerblijfplaatsIndië
BioEdward Van Robays, zoon van Leonardus, timmerman, en Rosalia Fraeye, werd tot priester gewijd te Brugge op 22/05/1880. Hij studeerde pedagogie te Leuven. Hij werd leraar wiskunde aan het Sint-Lodewijkscollege op 04/10/1881. Hij zette zich in voor de vernederlandsing van wiskundige termen en schreef diverse bijdragen hierover in Rond den Heerd. Hij was één van de stichters van het tijdschrift Biekorf. Op 24/09/1892 trad hij toe tot de jezuïeten en hij vertrok op 31/10/1894 naar West-Bengalen.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrrespondent; medewerker Rond den heerd; medestichter van Biekorf
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVerriest, Hugo
Datums° Deerlijk, 25/11/1840 - ✝ Ingooigem, 27/10/1922
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; auteur; leraar; directeur kloostergemeenschap; schooldirecteur; pastoor
BioHugo Verriest was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1854-1859). Hij kreeg er gedurende negen maanden les van Gezelle. Hij volgde filosofie in 1860 en zijn priesterwijding volgde op 17/12/1864. Hij werd leraar aan het Sint-Lodewijkscollege (09/06/1864) en aan het kleinseminarie te Roeselare (19/09/1867). Hij onderwees zijn leerlingen in de geest van Gezelle. Hij figureerde als spilfiguur binnen de Blauwvoeterij, dit ook als redacteur van het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge, het medium van de Blauwvoeterij. Vervolgens was hij directeur van de Zusters van Liefde in Heule (25/08/1877) en superior van het college te leper (13/06/1878). Hij was pastoor te Wakken (19/09/1888) en Ingooigem (19/06/1895). In 1906 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde. Hij was een spilfiguur in de Vlaamse Beweging en een zeer vurig spreker. Als auteur schreef hij romantisch-impressionistische gedichten, talrijke artikels en biografieën o.m. van Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Albrecht Rodenbach.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; medestichter van Biekorf; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamNeut, Edouard Amand Justin Marie
Datums° Gent, 18/08/1843 - ✝ Brugge, 06/11/1922
GeslachtMannelijk
Beroepredacteur; editeur; directeur
BioEdouard Amand Justin Marie Neut liep school aan het kleinseminarie van Roeselare van 1856 tot 1858: (1856-1857: classe préparatoire, cours supérieur (een voorbereidende afdeling op de humaniora); 1857-1858: classe de sixième (5 vermeldingen in palmares)). Hij vervolgde zijn studies aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Hij trouwde op 14/01/1868 te Brugge met Marie Janssens (1845-1921), met wie hij zeven kinderen kreeg. Hij nam het persbedrijf van zijn vader Edouard Amand Neut (Sr.) over en volgde hem op als redacteur van de krant “La Patrie” van 1884 tot 1919. Hij was ook medeoprichter en comitélid van de Persbond vanaf 1886 (voluit de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België of l’Association générale des Journalistes Professionnels de Belgique). Hij was verder ook bestuurslid van de Oudleerlingenbond van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; aanvrager gelegenheidsgedicht
Bronnen https://www.dbnl.org/tekst/_gez006197401_01/_gez006197401_01_0002.php ; beeldbank Kortrijk
NaamBlanchaert, Leopold
Datums° Melle, 04/03/1832 - ✝ Maaltebrugge, 23/03/1913
GeslachtMannelijk
Beroepbeeldhouwer
BioLeopold Blanchaert was de zoon van schrijnwerker Leo Blanchaert. Hij werkte vaak samen met zijn broer kunstschrijnwerker Leonard Blanchaert en schoonbroer kerk- en decoratieschilder Adriaan Hubert Bressers. Als Bressers-Blanchaert voerden ze vele neogotische opdrachten uit voor architect-ontwerper Jean Bethune. Leopold startte als beeldhouwer te Heusden en vestigde zijn atelier later in de Putkapelstraat in Maaltebrugge (Sint-Denijs-Westrem). Hij was gespecialiseerd in heiligenbeelden en figuratieve reliëfs zoals retabels en kruiswegen. Hij voerde die uit in hout of steen. In 1887 kapte hij op vraag van Jan Bethune het praalgraf van L.L. De Bo. Hij was lid van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas en stierf op 23 maart 1913.
Links[odis]
Naamvan Saksen-Coburg, Boudewijn Leopold Filips Marie Karel Anton Jozef Lodewijk
Datums° Brussel, 03/06/1869 - ✝ Brussel, 23/01/1891
GeslachtMannelijk
Beroepprins
BioPrins Boudewijn van België was de oudste zoon van prins Filips, graaf van Vlaanderen (broer van koning Leopold II), en diens echtgenote Maria van ohenzollern‑Sigmaringen. Hij werd veelal gezien als de waarschijnlijke opvolger van zijn oom Leopold II, mede omdat zijn vader niet geïnteresseerd was in de troon. Boudewijn volgde een opleiding aan de Koninklijke Militaire School en diende in het leger. Hij sprak vlot Nederlands, Frans, Engels en Duits, wat hem de reputatie van ‘tweetalige prins’ gaf en zijn populariteit bij de Vlamingen versterkte. Op 23 januari 1891 overleed hij plotseling, waarschijnlijk aan longoedeem na griep. Zijn tragische overlijden veroorzaakte grote consternatie en riep speculaties op over duels of politieke intriges, maar officieel werd griep vermeld als doodsoorzaak.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamPoperinge
GemeentePoperinge

Naam - instituut/vereniging

NaamDavidsfonds Poperinge
BeschrijvingDe Davidsfondsafdeling van Poperinge werd gesticht op 11 april 1879 met een voorlopig bestuur, en op 8 juni 1879 feestelijk ingehuldigd met een lezing van Guido Gezelle. De officiële bestuursverkiezing werd enkele keren uitgesteld en vond uiteindelijk plaats op 27 juli 1879. Dokter Louis Vander Heyde, die Gezelle kende van het Kleinseminarie Roeselare, was er voorzitter. Op 11 december 1881 sprak Gezelle er een tweede keer over de herkomst van de persoonsnamen van de leden. Na de dood van deken L.L. De Bo, besliste men op 12 november 1885 om een gedenkteken op te richten. Gezelle zette zich in om fondsen te werven en om architect J.B. Bethune aan te spreken voor het ontwerp. Hij sprak ook bij de inhuldiging op 28 september 1887 en werkte mee aan de gelegenheidspublicatie.
Datering1879-heden

Titel - ander werk

TitelGazette van Thielt (periodiek)
Datum1853-1940
PlaatsTielt
UitgeverJ. Minnaert
Links[odis]
TitelTer geheugenisse van het plechtig wijden van zaliger Deken De Bo's grafteeken tot Poperinghe op den 28 september 't jaer O.H. 1887
Datum1887
PlaatsGent
UitgeverLeliaert- Siffer

Titel06/10/1887, Poperinge, Louis Vander Heyde aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen; Marc Carlier (research), Vander Heyde Louis aan Gezelle Guido, Poperinge (Poperinge), 06/10/1887. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderVander Heyde, Louis
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum06/10/1887
VerzendingsplaatsPoperinge (Poperinge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie; foutieve briefschrijver (J. Van der Haeghen) in thesis van Caroline De Dycker.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle in het kader van de neogotiek. / door Caroline De Dycker. - Gent : Rijksuniversiteit Gent, 1984, dl. 1, p.142-143
Fysieke bijzonderheden
Drager 1 dubbel vel, 177 mm x 114 mm
papier, wit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden watermerk: An[tique] (schild met dierenmotief en kroon)
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5898
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10966
Inhoud
IncipitIk verwacht het geld
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.