Ik verwacht het geld[1] van E.H. VRobaeys en Verriest - WelEdele Baron Bethune[2] schryft my dat hy in de zake van bylage[3] niet geern komt; maer dat hy moet bekennen dat Blanchaert, voor hem een man van vertrouwen is, aan ons, zegt hy, te beslissen -
Wy hadden gemeend geen tafelgeld te mogen vragen aan Bg de Patin, aan de sprekers en Senator Lammens; daarom heeft men niet rondgegaan aan den eeretafel - Eenigen hebben betaald, de anderen zullen eenen kwytbrief krygen —
Zoudet gy Lammens antwoorde niet kunnen krygen? Het gedacht p2schynt ons goed; maar het zal moeilyk zyn om de spreuken van tafel wel over te drukken. Verriest en ik hadden niets geschreven. ‘t Schynt ons genoeg een verslag te geven over hetgeen dáár gezeid wierd.
Gy zoudt ons eenen grooten dienst bewyzen wildet gy, in korte dagen, een voorwoord voor onzen gedenkboek zenden;[4] zoohaast wy het ontvangen hebben, zullen wy de proeven doen drukken -
Ieder spreker eischt een of meer proeven om zyn werk zelf te verbeteren -
Neut heeft uit eigen beweging, (men ziet het in zyne laatste woorden) den Bisschop en Prins Boudewyn er uit gelaten om den landdag[5] niet te herinneren
keer om a.u B.p3Hebt gy de stekken gezien in de Gazette van Thielt: De zake van Flamen[6] (die ten hoogsten spytig is en maar met Flamen kon voorenvallen) heeft ze wat vinnig gemaakt op Poperinghe - Ook wy hadden vergeten Minnaart aan den eeretafel te zetten als lid van ‘t hoofdbestuur! Wat zegt ge ervan?
Voor het overige, wy ontvangen niets dan geestdriftigen lof over de feeste. Intusschen hebben wy gerust geslapen wetende dat alles gedaan is geweest voor het algemeene best.







