<Resultaat 233 van 2194

>

p1
Zeer Eerweerden Heer

Gij weet waerschijnelijk alreede door Monseigneur Bernard, dat de zaken aengaende de maendelijksche misse voor mijne intentie in de missien van den Pol Nord;[2] al beslist zijn; ik hebbe ten dien aanzien, in handen van den Zeer Eerweerden Heer X. Ciamberlani procureur van die missien, tot meerder voordeel der zelve gegeven, eene romeinsche rente[3] van duijst francs, in plaets van die twee waer van ik u gesproken hadde; op de voorwaerden gelijk gij weet. nu het was al lang dat ik peijsde uwe tante/in[4] of zuster te zien; ik zou hun iets gevraegt hebben, die ik nu zelfs door dezen brief doe; het was u te verzoeken, van tien missen voor mijne intentien te lezen; waer van eene novene voor mij, gelijk gij in het voorgaende Jaer tot Brugge voor mij gelezen hebt; die mij merkelijken dienst na ziele en na lichaem gedaen hebben; terwijl mijne lichaems kragten eenigzins gewonnen hebben; niet tegenstaende dat ik seder, al twee zijkten gemaekt hebben. de tienste misse is voor mijne dienstmeijd Cecilia, om de zelfde gunsten van God voor haer te bekomen die ik voor mij vraeg. daer bij zende ik u een brieftjen van twintig francs in voldoeninge der zelve. over eenigen tijd sprack ik met den Zeer Eerweerden Heer Vicaris general Weemaere; zeggende dat het spijtig was, dat het genootschap voor den Pol Nord, maer en vraegt eenen franc gedeurende tien jaeren; hij antwoorde mij, als den tijd voorbij was; te verzoeken, om dat de deelgenoten zouden erbeginnen. ik hebbe dan alreede verschedene persoonen die in eens betaeld hadden &, verzogt hun te laeten inteekenen, om zonder tijd te bepaelen jaerelijks 1 of 2 of 5 of min of meer francs te geven, en ik hebbe bij nog al eenigte gelukt, en gij weet wat dat mijne gewoonelijke jonste is, en wat dat ik voor, na mijne doot, beschijkt hebbe. ik hebbe aen Cecilia geraeden van eene romeinsche rente van hondert francs te beschijkken, die na haere doot; aen de missien der Pol Nord zoude gegeven worden, op de zelfde voorwaerden gelijk de mijne, op dat er bij voortdueren voor haere intentie alle jaere eene misse in die missien zoude gelezen worden; en zij schint er toe genegent te zijn. ik geve u die inlichtingen dunkende, dat ze u aengenaem zullen zijn, maer om niet te vergeeten vraeg ik u, opdat gij nu en dan wat zoud bidden voor Cecilia, wiens gezondtheijd zich in eenen gemeenen staet bevint, zoo beveel ik ook mij, en geheel mijne familie in uwe gebeden volgens afspraeke. ook beveel ik die, aen wie, gij mij gevraegt heb uwe grotenissen en dankbetuijgingen over te monden, bizonderlijk mijnheer de Pastor;[5] en ik meene dat die aendagt van uwen kant, niet zonder vrugt en zal zijn. voorders mij dunkt in de missien van den Pol Nord de gewoonelijke en zekere teekens te zien, van het werk van God; die in de moeijlikheijd, in den arbeijdt, in de kruijssen, in de verduldigheijd, en in de kloekmoedige standtvastigheijd zaeidt, om in de vreugdt met ootmoedigheijd, overvloediglijk te maeijen. in afwagting vanp2dien gelukkigen oest; zie ik door het lezen van het versclag over den toestand der missien van den Pol Nord, die onlangs uijtgekomen is, en uwe brieven van welke er eenige tot voordeel van den Pol Nord in het Jaer 30 aengekondigt worden; dat gij en uwe Eerbiedweerdige broeders[6] in Christus Jesus en uwen broeder Joseph ulieden tijd allernuttigste gebruijkt. gaet dan kloekmoedig voorts, met uwe verhevene bestemming te betragten; zij is inderdaet verheven; want God heeft ulieden gesteldt om Jesus Christus op deze aerde te verbeelden, door de volmaektheijd van u leven; zijn werk voort te zetten, met een allergrootste getal zielen voor den Hemel te winnen; en met voor ulieden bezondere glansrijke troonen van Glorie te beschijkken. ja om door uwe veurige, kloekmoedige, en standvastige liefde, van nu, tot het eijnde der eeuwen, de voorwerpen te zijn van zijn opperste welbehaegen, het welk voorzeker vereijst, van den kant van den mensch; groote, helddaedige, volmaekte, en standvastige opofferingen; die hem doenelijk zullen zijn, door de gratie van God; de welke hij zekerlijk zal verkrijgen, door het gebed, en de getrauwegheijd aan de gratie. ik wensche u dan, en uwen broeder Joseph en al die met zoo veel iever werken in den wijngaert der Pol Nord’s missien; veele geluk en zegen, en de overvloedigste, en uijtgelezenste gratien hier beneden, en hiernamals het Eeuwig leven; en dat gij Lieden als bezondere werktuijgen, van de bermertigheijden des Heeren; het zelve geluk aen een oneijndig getal zielen zoude verschaffen. indien gij schrijft naer Monseigneur Bernard verzoek ik u van hem te betuijgen de gevoelens van den diepsten Eerbied en toegenegentheijd die ik hem toe draegen, en mij in mijne intentien wederom in zijne gebeden te beveelen. ik verzoeke u ook mijnen bezonderen Eerbied te betuijgen aen den Eerweerden Heer Baudouin uwen medebroeder en het groot belang die ik stelle in ulieden missien; en ook mijne groetenissen te doen aen uwen broeder Joseph die met zoo veel Edelmoedigheijd zich slagtoffert voor de glorie van God, in zaligheijd der zielen; zijnen loon zal groot wezen in den Hemel. nu Cecilia verzoek mij ook aen u en aen uwen broeder haere hertelijke groetenisse te doen en beveelt haer wederom in ulieden gebeden.

Uwe ootmoedige en toegenegene dienaeresse
S. DeWulf beggijne

P.S. Joufvrouw E. Coppieters beggijne verzoekt ook tien missen voor haere intentie die zij ook betaelt aen twee francs ieder dus 20 francs. en den zeer Eerweerden Heer Gezelle[7] heeft de goedtheijd om zich te belasten van dezen brief met het geld van de twintig missen aen u te bestellen.

Noten

[1] De feestdag van Sint-Arnoldus is op 16 augustus.
[2] Het Pauselijke Werk tot de Verspreiding van het Geloof besliste op 3 december 1855 tot de oprichting van de Apostolische Prefectuur voor de Poolstreek (IJsland, Lapland en Groenland) voor de organisatie en bevordering van de katholieke missionering van de gebieden rond de Noordpool. Procureur was Mgr. P.M. Etienne Djonkowski (of Djunkovski). In 1862 werd hij opgevolgd door Mgr. Bernard. Op 17 augustus 1869 werd de prefectuur uitgebreid en gesplitst in vijf prefecturen: Zweden (en Zweeds Lapland), Noorwegen en Noors Lapland, waarmee Mgr. Bernard voortaan werd belast, Denemarken (inclusief IJsland, de Faeroër-eilanden en Groenland), Noord-Schotland (inclusief de Orkaden en Shetland) en ten slotte Canada (inclusief New-Cumberland en de Noordpool). In al die gebieden waren Franse, Duitse en Belgische priesters werkzaam. Laatstgenoemde groep was eerder beperkt (vijf priesters in 1869). In België werd voor de promotie van de Noordpoolmissies op 10 mei 1857 een Noordpoolwerk of Oeuvre des Missions du Pôle-Nord opgericht. Procurator was Mgr. X. Ciamberlani. In het bisdom Brugge werd dit werk ondersteund door een Comité des Dames Zélatrices de l’Oeuvre du Pôle-Nord. Guido Gezelle correspondeerde ca. 1869-1870 met Mgr. Bernard en in de jaren 1865-1870 met de missionarissen Emiel Dekiere en Hendrik Blancke. Diverse brieven van beiden aan familieleden en Gezelle boden interessante stof voor bijdragen van hem in ’t Jaer 30 en Rond den Heerd. Gezelles belangstelling voor de Noordpoolmissies (zie zijn Noordsch en Vlaamsch Messeboekske uit 1860) was ook gevoed door zijn taal- en letterkundige interesse. (L. Schepens, Guido Gezelle ijveraar voor de missies. In: Album Antoon Viaene. Brugge: Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde, 1970, p.285-295; Archief de Bethune, Marke, 06B30: Missies)
[3] Vermoedelijk is hier een obligatie op een staatslening uitgegeven door de Pauselijke Staten bedoeld.
[4] In de plaats van ‘tanten’ (meervoud) kan men hier eventueel ‘tantin’ (enkelvoud) lezen, afgeleid van het Franse ‘une tantine’, wat tante of tantetje betekent. In elk geval had Guido Gezelle drie tantes: Maria Josepha Gezelle, Maria Constantia Gezelle en Jozefa De Vriese. Die laatste was een halfzus van Monica De Vriese.
[5] Vermoedelijk Bruno Versavel.
[6] Bedoeld zijn de leden van het Belgische Noordpoolwerk of Oeuvre des Missions du Pôle-Nord, opgericht op 10 mei 1857, met Mgr. Xavier Ciamberlani als procurator.
[7] Bedoeld is wellicht E.H. Jozef Gezelle (1840-1903), de jongste broer van Guido.

Register

Correspondenten

NaamDe Wulf, Séraphine Cathérine
Datums° Brugge, 29/03/1810 - ✝ Brugge, 09/10/1888
GeslachtVrouwelijk
Beroepbegijn
BioSéraphine Cathérine De Wulf was een dochter van Nicolas Joseph De Wulf (Winnezeele 1771-Brugge 1832) en Anne Marie Vanhollebeke (Sint-Kruis 1765-Brugge 1849). Bij zijn huwelijk in 1797 gaf Nicolas het beroep van brouwer op, maar daarna was hij koetsier, op oudere leeftijd liet hij zich registreren als grondeigenaar en rentenier. De familiale welstand zette zich door in de volgende generatie: zoon Cornelis (1800-1852) was brouwer en rentenier, Charles Boromée (1802-1896) was een rijke loodgieter. Hun jongere zus Séraphine verliet het ouderlijk huis in de Waalsestraat op 24 oktober 1833, om begijn te worden in het Brugse begijnhof. Ze had er haar eigen dienstmeid, Cecilia Lefebure. Séraphine was een tante van Marie De Wulf, de secretaresse in 1869-1870 van het Noordpoolcomité, en was zelf ook sterk betrokken bij de fondsenwerving voor de Noordpoolmissies door het comité. Ze correspondeerde hierover met Guido Gezelle. Ze overleed in het begijnhof te Brugge op 9 oktober 1888.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenBevolkingsregisters; registers van de burgerlijke stand Brugge
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDe Wulf, Séraphine Cathérine
Datums° Brugge, 29/03/1810 - ✝ Brugge, 09/10/1888
GeslachtVrouwelijk
Beroepbegijn
BioSéraphine Cathérine De Wulf was een dochter van Nicolas Joseph De Wulf (Winnezeele 1771-Brugge 1832) en Anne Marie Vanhollebeke (Sint-Kruis 1765-Brugge 1849). Bij zijn huwelijk in 1797 gaf Nicolas het beroep van brouwer op, maar daarna was hij koetsier, op oudere leeftijd liet hij zich registreren als grondeigenaar en rentenier. De familiale welstand zette zich door in de volgende generatie: zoon Cornelis (1800-1852) was brouwer en rentenier, Charles Boromée (1802-1896) was een rijke loodgieter. Hun jongere zus Séraphine verliet het ouderlijk huis in de Waalsestraat op 24 oktober 1833, om begijn te worden in het Brugse begijnhof. Ze had er haar eigen dienstmeid, Cecilia Lefebure. Séraphine was een tante van Marie De Wulf, de secretaresse in 1869-1870 van het Noordpoolcomité, en was zelf ook sterk betrokken bij de fondsenwerving voor de Noordpoolmissies door het comité. Ze correspondeerde hierover met Guido Gezelle. Ze overleed in het begijnhof te Brugge op 9 oktober 1888.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenBevolkingsregisters; registers van de burgerlijke stand Brugge

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamBernard, Bernard
Datums° Mogues, 21/07/1821 - ✝ Noirétable, 28/10/1895
GeslachtMannelijk
Beroepmissionaris; prefect
VerblijfplaatsFrankrijk; IJsland; Noorwegen
BioBernard Bernard werd geboren op 21 juli 1821 in Mogues. Na zijn studie in Rome werd hij tot priester gewijd in Reims. Na zijn toetreden tot de congregatie van de Missionarissen van O.L. Vrouw van La Salette trok hij in 1856 naar Lapland in het kader van de Noordpoolmissie. In 1857 werd hij naar IJsland gestuurd, de eerste katholieke priester na de protestantse Reformatie, bijgestaan door de IJslander Ólafur Gunnlaugsson. Het jaar daarop voegde de missionaris Jean-Baptiste Baudoin zich bij hen. Bernard verliet IJsland in 1862 en werd benoemd tot Apostolische Prefect van de Noordpool. In 1866 begon hij met de bouw van een moederhuis en seminarie in Trondheim. In 1869 werd hij benoemd tot Apostolisch Prefect van Noorwegen en Lapland, met als standplaats Christiania (Oslo). Gezelle had nauw contact met Bernard en steunde de werving en inzameling van middelen voor de Noordpoolmissie vanuit Vlaanderen via zijn publicaties en zijn netwerken. Bernard zat zo vergaderingen van het "Comité des Dames Zélatrices de l’oeuvre des Missions du Pôle Nord" voor te Brugge. Verschillende van zijn leerlingen, zoals Emil Maria Dekiere en Hendrik Blancke, waren er actief onder de leiding van Mgr. Bernard. Om gezondheidsredenen trad Bernard af in 1887. Hij overleed op 28 oktober 1895 in Noirétable.
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamCiamberlani, Xavier Gaethan Jacques
Datums° Münster (Westfalen), 03/12/1817 - ✝ Beveren, 20/08/1884
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; directeur; onderwijsinspecteur; procureur van de Noordpoolmissie
VerblijfplaatsDuitsland
BioDe familie Ciamberlani was afkomstig uit Montegiorgio, een dorpje nabij Ancona, dat tot 1859 tot de Kerkelijke Staat behoorde. Xavier Ciamberlani was de tweede zoon van Vincenzo (Montegiorgio 1778-Beveren 1846) en Alexandrine Stafford (Beveren 1793-1879), dochter van een notaris en politicus uit Beveren-Waas. Het echtpaar had zich in 1815 meteen na hun huwelijk in Münster (Westfalen) gevestigd. Daar woonde Vincenzo’s oom Luigi of Aloysius Ciamberlani (1748-1828), een belangrijke kerkleider in de Nederlanden tijdens de revolutieperiode: hij was eerst secretaris van de nuntius in Brussel (1790-1795) en dan auditeur en vice-superior van de Hollandse Missie (1795-1828), die hij vanuit Münster leidde. Vanaf 1792 had hij zich ook de opvoeding van zijn neef Vincenzo aangetrokken, die hem als 14-jarige vanuit Italië achterna was gereisd naar Brussel. Vincenzo volgde hem in 1795 naar Münster en werd daar zijn privésecretaris. Vervolgens werd hij ook pauselijk diplomaat en secretaris. Zo werd hij o.m. betrokken bij de onderhandelingen over het Concordaat tussen Paus Leo XII en koning Willem I (1827). Als dank voor bewezen diensten schonken de pausen Pius VII en Gregorius XVI hem resp. de titel van ridder van het Gulden Vlies (1820) en van baron (1846). Na het overlijden van Luigi Ciamberlani kwam het gezin Ciamberlani-Stafford in Beveren-Waas wonen, in het ‘Huis Anna Piers’, een statig 17e-eeuws landhuis (nu Vredegerecht). Het gezin was zeer welstellend: bij zijn overlijden in 1846 bedroeg de nalatenschap van Vincenzo Ciamberlani 449.825 fr., waarvan de helft naar de weduwe ging en de helft naar de elf kinderen. Xavier Ciamberlani werd op 8/12/1840 in Gent priester gewijd en was achtereenvolgens leraar aan de normaalschool te Beveren (1840) en aan het Sint-Jozefsinstituut te Sint-Niklaas (1841), hulppriester te Beveren (1846) en directeur van het ‘Oud Geestelijk Hof’, d.i. een weeshuis met school en klooster in het kasteel ‘Hof Ter Welle’ te Beveren (1851). Daarnaast was hij procurator van de Noordpoolmissie (1857) en kantonnaal onderwijsinspecteur in het ressort Beveren-Temse (1866). Zijn ijver voor het bekeringswerk had hij ongetwijfeld van zijn grootoom meegekregen en bracht hem ook in contact met Guido Gezelle. Van zijn hand is de publicatie: Verslag over den toestand der missien van de Noordpool sedert den 1sten October 1862 tot den 1sten January 1865. Mechelen: Van Steenackers, 1865.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnengeneanet.org ; bevolkingsregisters en registers van de burgerlijke stand van Beveren; bijdragen over Hof Ter Welle en Huis Anna Piers op wikipedia en in de inventaris bouwkundig erfgoed; A. Lambruschini, La famille Ciamberlani. In: Giornale araldico-genealogico-diplomatico pubblicato per cura della R. Accademia Araldica Italiana, jg. 23 (1895), nuova serie, t. IV, p.297; A. Hensen, Ciamberlani (Aloysius). In: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek. Leiden: A.W. Sijthoff’s Uitgevers-Maatschappij, dl. 1 (1911), kol.795-602; C. Fontaine, L’Hôtel Ciamberlani à Bruxelles (2019)
NaamDe Wulf, Séraphine Cathérine
Datums° Brugge, 29/03/1810 - ✝ Brugge, 09/10/1888
GeslachtVrouwelijk
Beroepbegijn
BioSéraphine Cathérine De Wulf was een dochter van Nicolas Joseph De Wulf (Winnezeele 1771-Brugge 1832) en Anne Marie Vanhollebeke (Sint-Kruis 1765-Brugge 1849). Bij zijn huwelijk in 1797 gaf Nicolas het beroep van brouwer op, maar daarna was hij koetsier, op oudere leeftijd liet hij zich registreren als grondeigenaar en rentenier. De familiale welstand zette zich door in de volgende generatie: zoon Cornelis (1800-1852) was brouwer en rentenier, Charles Boromée (1802-1896) was een rijke loodgieter. Hun jongere zus Séraphine verliet het ouderlijk huis in de Waalsestraat op 24 oktober 1833, om begijn te worden in het Brugse begijnhof. Ze had er haar eigen dienstmeid, Cecilia Lefebure. Séraphine was een tante van Marie De Wulf, de secretaresse in 1869-1870 van het Noordpoolcomité, en was zelf ook sterk betrokken bij de fondsenwerving voor de Noordpoolmissies door het comité. Ze correspondeerde hierover met Guido Gezelle. Ze overleed in het begijnhof te Brugge op 9 oktober 1888.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenBevolkingsregisters; registers van de burgerlijke stand Brugge
NaamGezelle, Florence; Florentina Constantia; (E.Z.) Maria-Columba
Datums° Brugge, 29/09/1847 - ✝ Heule, 19/03/1917
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; lerares
BioFlorence Gezelle, dochter van Pieter-Jan Gezelle, hovenier, en Monica Devriese, was de jongste zus van Guido Gezelle. Ze woonde bij haar broer in toen hij onderpastoor was van St.-Walburga te Brugge (1865-1872). In Brugge zette ze zich ook in voor de Noordpoolmissie als lid van het ‘Comité des Dames Zélatrices de l’oeuvre des Missions du Pôle Nord’. Door conflicten met Gezelles meid Stéphanie Hendryckx verliet ze zijn woning en ging ze voor haar ouders zorgen in Heule, die in april 1871 bij hun dochter Louise waren ingetrokken. Uit de correspondentie met haar broer Guido blijkt dat Florence in september 1871 ook in hotel Aux Armes de France te Kortrijk werkte. In 1872 ging ze voor korte tijd werken bij de familie Smith in Brugge. Op 15/10/1873 trad ze in het klooster van de Zusters van Liefde van Maria te Heule en werd er geprofest op 25/08/1875. Ze nam de naam aan van Zuster Colombe en gaf les in de kostschool voor meisjes te Heule. Ze vervulde ook taken in diverse bijhuizen van het hoofdklooster, zoals Kortrijk, Zarren, Klemskerke, Esen en Passendale. Later kwam ze weer naar Heule terug.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellefamilie: zus van Guido Gezelle; zanter (WDT), correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Jozef Aloysius Hyacinthus
Datums° Brugge, 12/02/1840 - ✝ Stene, 18/06/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; kloosterdirecteur; onderpastoor; pastoor
BioJozef, de jongste broer van Guido Gezelle, studeerde aanvankelijk te Brugge en later te Roeselare en te Turnhout. In Leuven volgde hij een opleiding aan het Amerikaans Seminarie. Net zoals zijn broer wilde Jozef immers naar Engeland trekken om er het katholieke geloof te verkondigen. In 1863 reisden de broers tevergeefs naar Engeland om daar een geschikt seminarie te vinden. In 1863-1864 was Jozef ingeschreven in het Engels Seminarie te Brugge. Op 22 december 1866 werd hij tot priester gewijd en na een kort intermezzo als onderpastoor in Passendale werd hij in augustus 1867 directeur van Saint-George’s Retreat, een klooster en een instelling voor geesteszieken in Burgess Hill te Southwark. Faict riep hem echter eind december terug. Hij werd vervolgens onderpastoor in Lendelede (1868-1878), Klerken (1878-1887) en Zillebeke (1887-1898). Mede dankzij zijn broer kon hij ten slotte pastoor worden in Stene bij Oostende (hij werd er op 21 september 1898 benoemd), waar hij uiteindelijk overleed op 18 juni 1903.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); familie: broer van Guido Gezelle; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Maria Constantia; Stanse; Gezelle Marie Constantia
Datums° Heule, 16/08/1801 - ✝ Heule, 30/01/1884
GeslachtVrouwelijk
Beroeplerares
BioMaria Constance Gezelle was de jongste zus van Pieter-Jan Gezelle en dus een tante van Guido. Ze huwde op 28 mei 1823 met Charles Louis De Deurwaerder (Sint-Eloois-Winkel, 27/12/1798-Heule, 15/09/1857), kostschoolhouder, onderwijzer en later gemeenteontvanger. Maria Constance Gezelle was onderwijzeres in de kostschool van haar man. Zijn kostschool was gevestigd in de Krakeelhoek te Heule. Deze kostschool is overgenomen door de Zusters van Liefde waartoe Florence Gezelle (Florentina Constantia Gezelle) toetrad op 15/10/1873 en waar ze als Zuster Colomba begon les te geven.
Relatie tot Gezellecorrespondent; familie: tante van Guido Gezellle
Bronnen https://gw.geneanet.org/mivan?lang=en&pz=pierre&nz=vandekerckhove&ocz=0&p=maria+constantia&n=gheselle; Rijksarchief: https://search.arch.be/nl/zoeken-naar-personen/zoekresultaat/weergave/akte/id/ROESELARESUCC1_00070574/q/zoekwijze/s?text=gezelle%20constan*&M=0&V=0&O=0&persoon_0_periode_geen=0&plaatsnaam=heule&sort=akte_datum&direction=asc&tmpl=component
NaamWemaer, Antoon-Jan-Philip
Datums° Brugge, 02/01/1812 - ✝ Brugge, 17/12/1875
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; rector; ere-kanunnik; vicaris-generaal
VerblijfplaatsRome (Italië)
BioAntoon Wemaer werd geboren te Brugge op 23 januari 1812 als zoon van Antonius Wemaer en Maria Heene. Na zijn lagere school te Brugge volgde hij les bij de Minderbroeders te Tielt. Toen ook dat college sloot in 1825, keerde hij naar het stedelijk atheneum van Brugge terug, om ten slotte zijn middelbaar onderwijs af te ronden aan het kleinseminarie te Roeselare. Op 19 december 1835 werd hij tot priester gewijd door bisschop Boussen. Hij was toen anderhalve maand aan de slag als surveillant aan het kleinseminarie te Roeselare. In 1840 werd hij professor kerkelijke geschiedenis en liturgie aan het Brugse Grootseminarie, in 1843 inspecteur van de scholen van het district Brugge. Wemaer was amper 38 jaar oud, toen hij op 14 oktober 1850 directeur werd van het Grootseminarie te Brugge, waar hij seminarist Gezelle als biechtvader begeleidde. In 1854 werd hij erekanunnik en in 1866 cantor van de Brugse kathedraal. Hij speelde ook een belangrijke rol in het comité van de pauselijke werken en de fondsenwerving via de Sint-Pieterspenning. Zo bouwde hij contacten op in hogere katholieke kringen. Zijn engagement voor de pauselijke werken werd in 1866 beloond met de eretitel huisprelaat van paus Pius IX. In 1870 werd hij apostolisch protonotaris, een van de hoogste erefuncties die een priester kon krijgen. Vanuit zijn positie aan het Grootseminarie overzag hij de recrutering, vorming en inzet van nieuwe priesters, met wie hij ook later hartelijke contacten onderhield. Hij gaf Gezelle advies bij het omgaan met leerlingen in Roeselare en betrok hem bij de Noordpoolmissie. Hij bemiddelde ook tussen Gezelle, zijn ouders en het bisdom in verband met Gezelles missiedroom. Vanaf 1864 stond hij de nieuwe bisschop Faict bij als vicaris-generaal. Als vicaris-generaal zette hij zich in voor het onderwijs, het pers- en publicatiebeleid, voor neogotische kunstenaars en voor de ontwikkeling van religieuze praktijken en kringen. Gezellebiograaf Walgrave typeerde hem als volgt: “Voor kunstenaars, schrijvers, studenten was hij een Maecenas; groote sommen besteedde hij jaarlijks aan de verspreiding van het onderwijs in alle vormen: scholen, boekerijen, dag- en weekbladen. Er was niemand, zelfs de grootste pastoorsvreter van Brugge niet, die dezen minzamen prelaat hadde durven aanranden. Zijne liefdadigheid had hem voor allen geheiligd.” Hij stuurde Gezelle achter de schermen bij de redactie van 't Jaer 30 en begeleidde hem als redacteur van Rond den Heerd en de Spoker’s Almanak. In 1869 werd hij benoemd tot aartspriester. Hij spande zich in voor de verering van Onze Lieve Vrouw van Assebroek en Sint-Arnoldus van Tiegem. Hij was de drijvende kracht achter de Jubilea van Godelieve van Gistel en Sint-Walburga (Brugge en Veurne), waaraan Gezelle meewerkte. Wemaer zou in functie blijven tot zijn vroege dood op 17 december 1875 in zijn woning op de Dijver C 12 te Brugge, de oude proosdij van de O.L.Vrouwekerk.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/
NaamGezelle, Maria Josepha; Gezelle, Maria Josephina
Datums° Heule, 15/05/1790 - ✝ Heule, 28/05/1876
GeslachtVrouwelijk
BioMaria-Josepha was de oudere zus van Pieter-Jan Gezelle, de vader van Gezelle. Ze was dus een tante van Gezelle. Zij bleef ongehuwd en woonde bij het gezin van haar jongere zus Maria-Constantia.
Relatie tot Gezellefamilie: tante van Guido Gezelle; correspondent
NaamBaudoin, Jean-Baptiste
Datums° Juniville, 11/01/1831 - ✝ Juniville, 14/11/1875
GeslachtMannelijk
Beroeppriester: missionaris
VerblijfplaatsFrankrijk
BioJean-Baptiste Baudoin, zoon van Jean Urbain Baudoin, postbode, en van Jeanne Thérèse Perret, was afkomstig van Juniville, een dorpje in het Franse departement Ardennes. Baudoin en Mgr. Bernard Bernard (1821-1895), die afkomstig was uit hetzelfde departement, waren de eerste katholieke priesters in IJsland na de Reformatie. Ze kwamen er in 1857 (Bernard) en 1858 (Baudoin) aan. Het Vaticaan had kort daarvoor, in 1855, de Apostolische Prefectuur van de Noordpool opgericht, met het oog op de katholieke missionering in het Hoge Noorden (IJsland, Lapland en Groenland). Om hun bekeringswerk te faciliteren kochten Baudoin en Bernard in 1859 de boerderij Landakot nabij Reykjavik. Baudoin bouwde er in 1864 een kleine kapel. Op die plaats verrees later de basiliek van Christus-Koning, ook bekend als de Landakotskirkja (kerk van Landakot), die nu dienst doet als kathedraal van het bisdom Reykjavik. Bernard verliet IJsland al in 1862 en werd benoemd tot apostolisch prefect van de Noordpool. Baudoin bleef ter plaatse voortwerken, al liep de evangelisatie niet bijzonder vlot. Tijdens zijn missie op IJsland geraakte Baudoin regelmatig verwikkeld in disputen met de Lutherse kerk en de theoloog Magnús Eiríksson (1806-1881), wat hem aanzette tot het publiceren van talrijke krantenartikelen en boeken in het IJslands ter verdediging van de katholieke kerk. In 1875 verliet hij IJsland, om nog hetzelfde jaar te sterven in zijn geboortedorp Juniville.
Links[wikipedia]
Bronnenregisters van de burgerlijke stand van Juniville; wikipedia-artikelen over Baudoin, Landakotskirkja, de kathedraal-basiliek van Reykjavik en de katholieke kerk op IJsland
NaamDe Vriese, Josepha
Datums° Wingene, 08/10/1792 - ✝ Wingene, 20/02/1876
GeslachtVrouwelijk
BioJosepha De Vriese, geboren te Wingene op 8 oktober 1792, was de dochter van Eugenius Josephus De Vriese en Barbara Theresia Braeckevelt. Ze was de halfzus van Monica De Vriese en dus de tante van Guido Gezelle. Op 6 mei 1822 trouwde zij in Wingene met Lodewijk Baert, een houthandelaar (Wingene, 17/06/1798 - Wingene 22/11/1868). Josepha De Vriese stierf op 20 februari 1876 in Wingene.
Relatie tot Gezellefamilie
NaamVersavel, Bruno
Datums° Brugge, 13/12/1795 - ✝ Brugge, 22/12/1867
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor pastoor
BioJosephus-Ignatius Versavel werd geboren in op Brugge 13 december 1795 als zoon van Josephus-Ignatius Versavel en Eugenia Coutteau. Hij werd op 21 januari 1821 tot priester gewijd te Mechelen. Kort daarna, op 1 juni 1821, begon hij zijn ambt als onderpastoor in de Sint-Walburgakerk in Brugge. Vervolgens werd hij op 20 september 1830 benoemd tot pastoor van de Begijnhofkerk in Brugge. Na een lange en toegewijde carrière nam hij op 11 augustus 1867 ontslag. Josephus-Ignatius overleed enkele maanden later, op 22 december 1867, in de O.L.Vrouwekerk te Brugge.
Links[odis]
NaamLefebure, Cecilia Francisca
Datums° Brugge, 06/01/1819 - ✝ Brugge, 11/11/1912
GeslachtVrouwelijk
Beroepdienstmeid
BioCecilia Lefebure was een dochter van de Brugse hoedenmaker Franciscus Lefebure (°Oostende 28/5/1796-Brugge 24/2/1850) en Isabella Minnebo (Brugge 14/1/1796-24/2/1848). Uit de bevolkingsregisters is af te leiden dat haar ouders vanaf 1836 feitelijk gescheiden leefden, Cecilia was toen zestien. De vijf kinderen bleven bij hun moeder, die als ‘werkster’ aan de kost kwam. De oudste dochter Isabelle (°1815) ging in februari 1838 als dienstmeid bij de begijn Agnesse De Smedt inwonen in het Brugse begijnhof. Cécilia woonde vanaf begin 1840 als dienstmeid in bij de familie Van de Casteele-Deflou op de Markt nr. 60 te Brugge, maar op een onbekend tijdstip volgde ze het voorbeeld van haar zuster: ze verhuisde eveneens naar het begijnhof, waar ze als dienstmeid ging inwonen bij de begijn Séraphine De Wulf. Anders dan haar zuster, die in 1852 met een schoenmaker trouwde, bleef Cecilia Lefebure ongehuwd en bleef ze bij Séraphine De Wulf wonen. Ook na Séraphines overlijden in 1888 bleef ze in het begijnhof, tot haar overlijden in 1912.
Bronnenbevolkingsregisters; registers van de burgerlijke stand van Brugge
NaamCoppieters, Eugénie Sabine Marie Albertine Ghislaine
Datums° Brugge, 14/10/1802 - ✝ Brugge, 20/06/1868
GeslachtVrouwelijk
Beroepbegijn
BioEugénie Coppieters was de jongste van twaalf kinderen van ridder Albert Coppieters (Brugge 1741-1832) en Sabine van Zuylen van Nyevelt (Brugge 1756-Sint-Anries 1822). Haar vader was schepen en burgemeester (1792-1793 en 1794) van het Brugse Vrije tijdens de nadagen van de Oostenrijkse periode. Daarna leidde hij een teruggetrokken bestaan en wijdde hij zich aan het beheer van zijn omvangrijke bezittingen. Het gezin woonde in het huis De Gouden Poorte in de Vlamingstraat te Brugge en had een kasteelgoed Mon Plaisir in Sint-Andries. Eugénie was 23 jaar, toen ze op 5/4/1826 het ouderlijk huis verliet om begijn te worden in het begijnhof Ten Wijngaerde te Brugge. Daar overleed ze in 1868. Ook twee van haar oudere nichten, de gezusters Jeanne en Albertine Coppieters, waren begijnen te Brugge.
BronnenBevolkingsregisters van Brugge; Emmanuel Coppieters de ter Zaele en Charles van Renynghe de Voxvrie, Histoire professionnelle et sociale de la famille Coppieters 1550-1965. Brugge: Tablettes des Flandres, 1966, dl. 1, p.428

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - instituut/vereniging

NaamComité des Dames Zélatrices de l’oeuvre des Missions du Pôle Nord
BeschrijvingLekenijveraarsters van het Comité des Dames Zélatrices de l’Oeuvre des Missions du Pôle-Nord. Het comité was werkzaam vanaf 22 december 1869 ter ondersteuning van het sinds 1857 bestaande Belgische Noordpoolwerk dat de katholieke missionering van de Noordpoolgebieden stimuleerde. Doel was vooral collectes te organiseren. In 1870 telde het comité een twintigtal leden. In het bisdom Brugge was kan. Antoon Wemaer bij de oprichting betrokken. Vanaf eind 1869 was kan. F. Bethune diocesaan schatbewaarder. Voorzitster was barones Savina van Caloen de Gourcy, echtgenote van Charles van Caloen , die in 1859 het neogotische kasteel van Loppem liet bouwen. Ondervoorzitster was mevr. Halleux-Ryelandt. De vergaderingen vonden plaats in het klooster van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria in de Kartuizerinnenstraat te Brugge. Het secretariaat was in handen van Maria Dewulf (adres: Simon Stevinplein, Brugge). Mgr. Bernard, sinds 1862 prefect van de Apostolische Prefectuur voor de Poolstreek, vroeg op 5 mei 1869 aan Guido Gezelle om de leiding van het comité op zich te nemen. In een document dd. 22/12/1869 staat Guido Gezelle vermeld als ‘président du comité’. Ook Florence Gezelle werd gevraagd om lid te worden van het comité, wellicht via haar vriendin Camille Dumoulin, lid van het comité. In 1870 ontving Florence van Maria De Wulf enkele uitnodigingen om vergaderingen bij te wonen. Het comité bleef actief tot maart 1904.
Datering1869-1904

Titel - werk van Guido Gezelle

Titelt Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden.
Links[gezelle.be]

Titel16/08/1865, Brugge, Séraphine Cathérine De Wulf aan [Guido Gezelle]
EditeurJohan Braet
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDe Wulf, Séraphine Cathérine
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum16/08/1865
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieBriefversie van datering: St Arnoldus dag 1865 ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 276x212
wit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden papiermerk: Bath
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: aan G. Gezelle (potlood); idem rechtsboven bijgeschreven onder datum: [18/8] (inkt, hand P.A.); op blanco zijde 4 linksboven in zijrand: [18/8] 1865 (inkt, verticaal, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4749 G
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11073
Inhoud
IncipitGij weet waerschijnelijk alreede door Monseigneur Bernard, dat de za<-e>ken
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.