<Resultaat 299 van 2074

>

p1+

Den E.H. Gezelle

Mynheer en Vriend,

Ik wacht altyd met groote verduldigheid achter den vlaamschen Vexilla en Stabat[1] dien gy my beloofd hebt "alligte" te zenden, als ik U de laatste keer heb komen Gendag zeggen.

Alligte en is nog niet gekomen. 'K wenschte dat Alligte alligte kwame. Hoe eerder, hoe liever.

Wat dat die noot hiernevens aengaat op dat verhaal uit den "Bien public" en op zyne uitlegging die by sommigen nogal rap aanveerd is, zekerlyk als gy het goed vindt, zult gy ze wat breeder kunnen handelen.

Nu die noot is t'uwen dienste

Ul. dienaar in Christo
H.A. De Badts
onderpastor Heule.

Als gy uwen inhoudstafel van 't tweede jaarp2 van R.D.H. uitgeeft, (ziet Bladz. 253 Poperinghe-Omgang onderteekend A.D.B. Bl 255) wilt in plaats van A.D.B. stellen H.A.D.B.[2]

HA. DBadts.

p3

Mr R.D.H.

De naaldoog.”

Ik las overtyd eene nieuwe uitlegging van dit woord van den Goddelyken Zaligmaker: "Het is gemakkelyker dat een kemel door de oog eener naald dóórga, dan dat een ryke inga in het ryk der Hemelen" Matt. XIX.24."

Ziet hier deze nieuwe verklaring: "Er was, zegt men, te Jerusalem eene tolpoort die men de "naaldoog", heette. Zy was zoo smal en zoo leeg dat een geladen kemel er met vele moeite al kniebuigen kon doorgaan. Van toen al verstaat men zeer wel de juistheid der vergelyking tusschen den ryken, overmand van zyn geld en goed, die staat voor de deur des Hemels, en een kemel overlast van zynen vracht voor de "Naaldoogpoort"

Die uitlegging is nogal kunstig uiteen gedaan, maar wat te verre gezocht.

Inderdaad, of er ten tyde van Christus zulk eene poorte bestond, weet ik niet; en waarop dat steunt, ook niet; maar neemt het zoo, ik geloof nogthans niet dat Christus toen daarop zinspeelde of die plaats beduiden wilde. Onder ander hierom: Had de Goddelyke Zaligmaker van dien nauwen doorgang willen spreken, zou hy niet gezeid hebben gelyk by Mattheus XIX.24 staat: "... door de oog van eene naald, maar door de Poort van de p4"Naaldoog" door de "Naaldoogpoort" of nog liever door "de Naaldoog"

Nu, heeft die poort bestaan of bestaat zy, zou men niet eerder mogen zeggen dat het geweest is met te zinspelen op dat woord van den Goddelyken Meester dat men dien naam er aan gegeven heeft.

2° Wat aangaat die andere uitlegging van sommigen (waarvan de schryver ook spreekt) die om de gepastheid der vergekyking, door reep 't hebreeuwsch woord [3]גָּמָל (?) (kemel) (of liever, ’t grieksch κάμηλος (kemel) overstellen, ik geloof niet dat zy hun die moeite moeten doen van zoo de woorden of de beteekenis er van te willen wringen en plooijen naar hunnen zin, zoovele te meer dat men in spreekwoorden naar die zoodanige gepastheid tusschen de twee deelen der vergelyking dikwyls niet en kykt.

3°) Wat is er dan gemakkelyker dan hier de gewone uitlegging te volgen die aan de woorden hunne eigene beteekenis laat en in dat gezegde een oostersch spreekwoord ziet, gebruikt om eene stiefmoeijelyke zaak te bedieden? Dat spreekwoord moest ons niet verwonderen, om des wille Wy moeten wy niet verre loopen om ook zulke dingen te vinden Wy komen omtrent dezelfde spreuk in onze eigene tale tegen. p5Hoe dikwyls hebt gy niet gehoord: "Hy is door d'ooge van eene naalde gepasseerd"? om te zeggen: 't heeft nippende gegaan - er is groote vrees, - groot gevaar geweest, enz.

Zoo zegt men van iemand die met groote moeite iets bekomen of verkregen heeft, - met groote moeite in iets gelukt heeft: ’t is wel uitgevallen maar "Hy is door d'oog van eene naald gepasseerd"

Van iemand, die stond om een verlies te doen en die het ontkomen is;

Van iemand die stond om te verongelukken en die 't ontsnapt is; en nog meest van al, van iemand die eene groote ziekte doet, en voor dood uitgegeven is, waeraan er menselyk gesproken niets meer te doen is, als Hy buiten alle verwachting er deure komt zegt men niet: Hy is door de oog van eene naald gepasseerd"?

Dus (1) In afwachting van gegrondere uitleggingen op dezen tekst - - houden wy ons aan ons laatste gedacht.

(1)

Heule.
Uw toegenegen dienaar in Chriso Jesu
H. A. De Badts Onderpastor

(1) Ik weet niet beter of Card. Wizeman in zyne werken van Exégèse spreekt ook onder ander van dit spreekwoord.

(2) Per foramen acus[4] Matt. XIX.24 cf Marc X.25

by Matt. zonder bepaling "oog eener naald"

by Marc. met bepaling "oog der naald" (in ’t grieksch) ongetwyfeld in den zelfden zin als by Matt.p6H A. De Badts

voir "Bien public" 10 avril 1868 Pag. 2 Col. 1[5] onder

Voici, d'après un article de M. l'abbé Corblet, dans la dernière livraison de la Revue de l'art chrétien[6] un nouvel éclaircissement d'une des paroles de Notre Seigneur.

"On connaît cette affirmation de l'évangile, qu'il est plus difficile à un riche d'entrer dans le royaume des cieux qu'à un chameau à passer par le trou d'une aiguille. On considérait cette maxime comme une hyperbole du style oriental, et quelques commentateurs ; pour donner plus de justesse à la comparaison traduisent par câble le mot hébreu qui signifie également chameau.

Or voici qu'un voyageur vient de découvrir qu'il y avait à Jerusalem une porte de douane qu'on appelait le Trou de l'aiguille; elle était si étroite et si basse, qu'un chameau chargé de marchandises ne pouvait y passer à grand peine qu'en fléchissant les genoux. On comprend dès-lors la parfaite justesse de la comparaison entre le riche, encombré de ses biens temporels, en face de la porte des cieux, et un chameau surchargé de ses bagages, devant la porte du trou de l'aiguille."

Noten

[1] Hiermee vraagt De Badts Gezelle duidelijk naar een Vlaamse vertaling van een “Vexilla en Stabat”-tekst. Wellicht gaat het om de tijd na Pasen 1868 en sprak Gezelle hem over zijn vertaling van het beroemde middeleeuwse Latijns gedicht Stabat mater dolorosa, waarvan hij reeds in 1858 een vertaling maakte: Naast het kruis, met weenende ogen, stond de moeder diep bewogen (zie: Verzameld Dichtwerk, dl. 5, p.295). Vexilla Regis is een Latijnse hymne die deel uitmaakt van de liturgie van Passiezondag. Stabat mater: een middeleeuws-Latijnse gedicht op Maria en haar smart om de gekruisigde Christus. Het is genoemd naar de beginwoorden van het gedicht, Stabat mater dolorosa.
[2] A.D.B., Poperinghe-Omgang. In: Rond den Heerd: 2 (1867) 32, p.253-255
[3] Transcriptie Pierre Van Hecke
[4] Vertaling Paul Thoen (Latijn): door het oog van een naald
[5] Het navolgend afschrift uit Le Bien Public is in een ander handschrift geschreven
[6] Chronique, In: Revue de l’art chrétien: 12 (1868), p.222-224

Register

Correspondenten

NaamDe Badts, Hendrik Augustijn
Datums° Poperinge, 10/12/1837 - ✝ Dudzele, 19/11/1898
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; auteur; vertaler
BioDe Badts werd geboren te Poperinge op 10/12/1837 als zoon van Pieter De Badts en Euphemia Lazoore. Hij studeerde aan het grootseminarie te Brugge, waar hij op 19/12/1863 tot priester is gewijd. Eerst kreeg hij een opdracht als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, van januari tot augustus 1864. Op 19/08/1864 werd hij benoemd tot onderpastoor in Voormezele bij Ieper. Na 18 maanden aldaar, werd hij op 17 maart 1866 benoemd tot onderpastoor in de Sint-Eutropiusparochie te Heule. Na zeven jaar volgde op 12 juli 1873 zijn benoeming tot onderpastoor van de Sint-Amandus- en Sint-Blasiusparochie te Waregem. Hij verbleef daar tot 29/10/1877. Toen werd hij naar Brugge geroepen als onderpastoor voor de O.-L.-Vrouwekerk en bleef dat tot 6 juni 1883. Diezelfde dag werd hij aangesteld tot pastoor van de Sint-Audomarusparochie in Bissegem, waar hij die functie uitoefende tot 7 mei 1885. Ten slotte werd hij pastoor van de parochie Sint-Pieters-in-de-banden te Dudzele: van 7 mei 1885 tot aan zijn dood op 19 november 1898. Hij had goede contacten met Guido Gezelle, was correspondent voor diens ’t Jaer 30 en schreef bijdragen voor Rond den Heerd. Hij schreef een Latijns werk en publiceerde Leven van den heiligen Job, voorbeeld van allergrootste verduldigheid en bijzonderen patroon tegen allerhande gezwellen en zweeren, Kortrijk, 1872.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; 't Jaer 30
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDe Badts, Hendrik Augustijn
Datums° Poperinge, 10/12/1837 - ✝ Dudzele, 19/11/1898
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; auteur; vertaler
BioDe Badts werd geboren te Poperinge op 10/12/1837 als zoon van Pieter De Badts en Euphemia Lazoore. Hij studeerde aan het grootseminarie te Brugge, waar hij op 19/12/1863 tot priester is gewijd. Eerst kreeg hij een opdracht als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, van januari tot augustus 1864. Op 19/08/1864 werd hij benoemd tot onderpastoor in Voormezele bij Ieper. Na 18 maanden aldaar, werd hij op 17 maart 1866 benoemd tot onderpastoor in de Sint-Eutropiusparochie te Heule. Na zeven jaar volgde op 12 juli 1873 zijn benoeming tot onderpastoor van de Sint-Amandus- en Sint-Blasiusparochie te Waregem. Hij verbleef daar tot 29/10/1877. Toen werd hij naar Brugge geroepen als onderpastoor voor de O.-L.-Vrouwekerk en bleef dat tot 6 juni 1883. Diezelfde dag werd hij aangesteld tot pastoor van de Sint-Audomarusparochie in Bissegem, waar hij die functie uitoefende tot 7 mei 1885. Ten slotte werd hij pastoor van de parochie Sint-Pieters-in-de-banden te Dudzele: van 7 mei 1885 tot aan zijn dood op 19 november 1898. Hij had goede contacten met Guido Gezelle, was correspondent voor diens ’t Jaer 30 en schreef bijdragen voor Rond den Heerd. Hij schreef een Latijns werk en publiceerde Leven van den heiligen Job, voorbeeld van allergrootste verduldigheid en bijzonderen patroon tegen allerhande gezwellen en zweeren, Kortrijk, 1872.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; 't Jaer 30

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHeule
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamDe Badts, Hendrik Augustijn
Datums° Poperinge, 10/12/1837 - ✝ Dudzele, 19/11/1898
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; auteur; vertaler
BioDe Badts werd geboren te Poperinge op 10/12/1837 als zoon van Pieter De Badts en Euphemia Lazoore. Hij studeerde aan het grootseminarie te Brugge, waar hij op 19/12/1863 tot priester is gewijd. Eerst kreeg hij een opdracht als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, van januari tot augustus 1864. Op 19/08/1864 werd hij benoemd tot onderpastoor in Voormezele bij Ieper. Na 18 maanden aldaar, werd hij op 17 maart 1866 benoemd tot onderpastoor in de Sint-Eutropiusparochie te Heule. Na zeven jaar volgde op 12 juli 1873 zijn benoeming tot onderpastoor van de Sint-Amandus- en Sint-Blasiusparochie te Waregem. Hij verbleef daar tot 29/10/1877. Toen werd hij naar Brugge geroepen als onderpastoor voor de O.-L.-Vrouwekerk en bleef dat tot 6 juni 1883. Diezelfde dag werd hij aangesteld tot pastoor van de Sint-Audomarusparochie in Bissegem, waar hij die functie uitoefende tot 7 mei 1885. Ten slotte werd hij pastoor van de parochie Sint-Pieters-in-de-banden te Dudzele: van 7 mei 1885 tot aan zijn dood op 19 november 1898. Hij had goede contacten met Guido Gezelle, was correspondent voor diens ’t Jaer 30 en schreef bijdragen voor Rond den Heerd. Hij schreef een Latijns werk en publiceerde Leven van den heiligen Job, voorbeeld van allergrootste verduldigheid en bijzonderen patroon tegen allerhande gezwellen en zweeren, Kortrijk, 1872.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Rond den Heerd; 't Jaer 30
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWiseman, Nicholas Patrick Spencer
Datums° Sevilla, 02/08/1802 - ✝ Londen, 15/02/1865
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; kardinaal; hoogleraar
VerblijfplaatsEngeland
BioNicholas Wiseman is afkomstig van Ierse handelaars die naar Spanje emigreerden. Na het overlijden van zijn vader (02/01/1805) keerde hij met zijn moeder naar Ierland terug. Hij liep school te Waterford (tot 1809) en bezocht Ushaw College (maart 1809-1818). Aan het Engels college te Rome (1818 e.v.) studeerde hij Oosterse talen en werd hij in 1824 doctor in de theologie. Op 19/03/1825 werd hij priester. In 1827 werd hij leraar Oosterse talen aan de Sapienza te Rome en vicerector van het Engels college aldaar. In 1828 werd hij rector tot hij in 1840 coadjutor werd van bisschop Walsh met recht op opvolging. Hij werd apostolisch-vicaris van de Midlands en was tussen 1840 en 1847 president van Oscott College. Op 18/02/1849 volgde Wiseman Walsh op als apostolisch-vicaris van Londen. In september 1850 werd hij de eerste katholieke aartsbisschop van Westminster en op 03/10/1850 kardinaal. In zijn herderlijke brief "Outside the Plaminian gate" kondigde hij een herstel van de kerkelijke hiërarchie en een bevestiging van de pauselijke macht aan. Al de oude "no-popery" passies braken los maar door zijn geleerd Appeal luwde de storm en won hij het pleit. Hij was een prominent figuur in de Oxford movement. Gezelle reisde in 1861 en 1862 naar Engeland o.a. om Wiseman te bezoeken. Wiseman zelf kwam herhaaldelijk naar Brugge en ijverde steeds om Gezelle in Engeland te kunnen inzetten, maar stuitte iedere keer op het verzet van de Brugse bisschop. Tijdens zijn laatste bezoek in augustus 1863 ter gelegenheid van zijn optreden tijdens het Katholiek Congres in Mechelen, verbleef hij in het Engels Seminarie te Brugge. Gezelle voelde zich geïnspireerd door Wiseman. Onder meer het ontstaan van het tijdschrift "Rond den Heerd" berust op de invloed van Wiseman. Ook het verhaal van Boerke Naas zou Wiseman aan Gezelle verteld hebben.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamCorblet, Jules Corble
Datums° Roye (Somme), 16/06/1819 - ✝ Versailles, 28/04/1886
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsFrankrijk
BioJules Corblet schreef meer dan 300 artikelen in diverse wetenschappelijke en religieuze tijdschriften, o.m. in de Revue de l’art chrétien, door hem gesticht in 1857. Hij leidde dit voor de neogotiek belangwekkend tijdschrift tot in 1882 waarna het werd overgenomen door de Brugse afdeling van de Gilde van St.-Thomas en St.-Lucas, onder invloed van J. B.Bethune.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamHeule
GemeenteKortrijk

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelLe Bien Public (periodiek)
AuteurVerspeyen, Guillaume (redacteur)
Datum1853-[1940]
PlaatsGent
Uitgeverde Hemptinne, Joseph
Links[odis], [wikipedia]

Titel25/05/1868, Heule, Hendrik Augustijn De Badts aan Guido Gezelle
EditeurJan Geens; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDe Badts, Hendrik Augustijn
OntvangerGezelle, Guido
Verzendingsdatum25/05/1868
VerzendingsplaatsHeule (Kortrijk)
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel ; bijlage: dubbel vel, 215x135 ; bijlage : 215x135
wit ; bijlage : wit
papiersoort: 2 zijden beschreven; zijde 1 met adressaat; bijlage: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden met bijlage: op zijde 1 afschrift uit "Le Bien public" van 10/04/1868 in ander handschrift
op zijden 2, 3 en 4 verklaring van "De naaldoog" in handschrift van H.A. De Badts
Toevoegingen bijlage: op zijde 2 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4834
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11159
Inhoud
IncipitIk wacht altyd met groote verduldighd
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.