<Resultaat 323 van 2074

>

p1
Mynheer en Vriend

Van deze week ben ik niet ‘t huis, nogtans gy moet daerom niet laten van naer Poucques te komen[1] alhoewel indien het u mogelyk zy ik liever hebben zou dat gy de goedheid hadde van ons eenen dag te stellen voor toekomende week. Ik zal u dan Mynheer tegemoetkomen aen de Statie van Aeltre.

Zyt zoo goed een briefje aen Papa te schryven opdat wy de uer mogge weten wanneer gy te Aeltre zult toekomen.

In afwachting vraeg ik uwe zegen en blyf u
Ware Vriend
‘T Jef Van Doorne
Poucques 5 April 1869

Noten

[1] Gezelle onderhield vooral in het schooljaar 1859-1860 een intens contact met Hendrik Van Doorne, leerling aan het kleinseminarie van Roeselare en broer van Marie. In 1857 bracht hij voor 't eerst een bezoek aan de familie in Poeke en schreef toen het gedicht ‘Poucke’. Hij bleef de familie bezoeken en bleef er ook soms logeren.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Doorne, Petrus Josephus Maria; Jozef; 'T Jef
Datums° Poeke, 07/08/1845 - ✝ Poeke, 10/02/1897
GeslachtMannelijk
Beroepzoeaaf; koopman
BioPetrus Josephus (Jozef) Van Doorne werd in 1845 te Poeke geboren als eerste kind binnen het tweede huwelijk van de Poekse notaris Joannes Van Doorne. Zijn eerste vrouw, Augusta Van Eechaute was in 1842 overleden. Als weduwnaar met twee kinderen, Maria en Hendrik, huwde vader Joannes in 1844 met Justine Van de Velde. Samen kregen ze nog vier kinderen: Jozef, Augusta, Alfons en August. Vanaf 1855 was Jozef interne leerling in het kleinseminarie van Roeselare, net als zijn vier jaar oudere halfbroer Hendrik en zijn jongere broer Alfons (1849-1897). Hij had een zwakke gezondheid. Nadat moeder Justine hem na een ziekteperiode bezocht, begeleidde Guido Gezelle de moeder samen met de twee broers naar het station. Naar aanleiding van dat bezoek stuurde Gezelle haar de dag erna het gedicht ‘Hoe zoet is ’t tusschen broedren twee te wandelen’. Toen zijn broer Hendrik in 1860 op aandringen van Gezelle naar het Engels College te Brugge trok, verhuisden ook Jozef en Alfons mee naar Brugge. Ze zetten er hun studies voort als internen in het Sint-Lodewijkscollege. Als retoricaleerling liet Jozef zich op 31 december 1866 te Brussel bij de zoeaven inlijven. Hij kreeg het nummer 1500. In de regio Lazio, ten noord-oosten van Rome, vocht hij mee met de pauselijke troepen die met de hulp van de Fransen de vrijkorpsen van Garibaldi versloegen. Hij werd daarvoor vereerd met het pauselijk ereteken ‘Bene Merenti’ (= het Mentanakruis). Nadien vestigde hij zich als kolenhandelaar in de Knokstraat te Poeke. Hij huwde met Clementina Van Wichelen, waarmee hij in 1873 een dochter kreeg: Maria-Joanna. Zij zette de zaak van haar vader voort. Behalve oud-zoeaaf was Jozef ook ridder in de orde van Sint Sylvester. Vanaf 1870 zetelde hij in de Poekse kerkraad en vanaf 1877 was hij tot aan zijn overlijden in 1897 bestuurslid van de burgerlijke godshuizen. Als overtuigde gelovige ondernam hij in 1876 een bedevaart naar Rome. Tijdens de schooloorlog van 1879 behoorde hij, samen met zijn broer Alfons, tot de oprichters van het parochiaal schoolcomité dat in het koetshuis van het kasteel van Poeke een vrije jongensschool inrichtte.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenArnold Strobbe, Hendrik Van Doorne, een leven in en uit de schaduw van Gezelle. [Loppem]: Guido Gezellekring, 2017 ; R. Baeckelandt, pauselijke Zoeaven in onze streek( 1860 - 1870). In: Land van de Woestijne: (2009) 4, p.23

Briefschrijver

NaamVan Doorne, Petrus Josephus Maria; Jozef; 'T Jef
Datums° Poeke, 07/08/1845 - ✝ Poeke, 10/02/1897
GeslachtMannelijk
Beroepzoeaaf; koopman
BioPetrus Josephus (Jozef) Van Doorne werd in 1845 te Poeke geboren als eerste kind binnen het tweede huwelijk van de Poekse notaris Joannes Van Doorne. Zijn eerste vrouw, Augusta Van Eechaute was in 1842 overleden. Als weduwnaar met twee kinderen, Maria en Hendrik, huwde vader Joannes in 1844 met Justine Van de Velde. Samen kregen ze nog vier kinderen: Jozef, Augusta, Alfons en August. Vanaf 1855 was Jozef interne leerling in het kleinseminarie van Roeselare, net als zijn vier jaar oudere halfbroer Hendrik en zijn jongere broer Alfons (1849-1897). Hij had een zwakke gezondheid. Nadat moeder Justine hem na een ziekteperiode bezocht, begeleidde Guido Gezelle de moeder samen met de twee broers naar het station. Naar aanleiding van dat bezoek stuurde Gezelle haar de dag erna het gedicht ‘Hoe zoet is ’t tusschen broedren twee te wandelen’. Toen zijn broer Hendrik in 1860 op aandringen van Gezelle naar het Engels College te Brugge trok, verhuisden ook Jozef en Alfons mee naar Brugge. Ze zetten er hun studies voort als internen in het Sint-Lodewijkscollege. Als retoricaleerling liet Jozef zich op 31 december 1866 te Brussel bij de zoeaven inlijven. Hij kreeg het nummer 1500. In de regio Lazio, ten noord-oosten van Rome, vocht hij mee met de pauselijke troepen die met de hulp van de Fransen de vrijkorpsen van Garibaldi versloegen. Hij werd daarvoor vereerd met het pauselijk ereteken ‘Bene Merenti’ (= het Mentanakruis). Nadien vestigde hij zich als kolenhandelaar in de Knokstraat te Poeke. Hij huwde met Clementina Van Wichelen, waarmee hij in 1873 een dochter kreeg: Maria-Joanna. Zij zette de zaak van haar vader voort. Behalve oud-zoeaaf was Jozef ook ridder in de orde van Sint Sylvester. Vanaf 1870 zetelde hij in de Poekse kerkraad en vanaf 1877 was hij tot aan zijn overlijden in 1897 bestuurslid van de burgerlijke godshuizen. Als overtuigde gelovige ondernam hij in 1876 een bedevaart naar Rome. Tijdens de schooloorlog van 1879 behoorde hij, samen met zijn broer Alfons, tot de oprichters van het parochiaal schoolcomité dat in het koetshuis van het kasteel van Poeke een vrije jongensschool inrichtte.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenArnold Strobbe, Hendrik Van Doorne, een leven in en uit de schaduw van Gezelle. [Loppem]: Guido Gezellekring, 2017 ; R. Baeckelandt, pauselijke Zoeaven in onze streek( 1860 - 1870). In: Land van de Woestijne: (2009) 4, p.23

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamPoeke
GemeenteAalter

Naam - persoon

NaamVan Doorne, Hendrik Karel Evarist; Poucke; H. Jansseune, H. Godschalck en H.K.E.v.D.v.P.
Datums° Poeke, 16/04/1841 - ✝ Poeke, 14/09/1914
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; missionaris
VerblijfplaatsEngeland
BioHendrik Van Doorne maakte voor het eerst kennis met Gezelle toen hij in 1854 het pensionaat van het kleinseminarie te Roeselare begon. Gezelle ontfermde zich als surveillant over de dertienjarige die veel heimwee had naar huis en gaf hem de bijnaam 'Poeke', naar zijn thuisdorp. Hij had ook een goede relatie met Van Doornes familie, die hij verschillende keren thuis bezocht. Gezelle is nooit klasleraar geweest van Van Doorne, wel gaf hij hem les in Vlaams en Engels. Toch zijn bijzonder veel gedichten in verband te brengen met die leerling. De meeste werden door Van Doorne verzameld of zijn door Gezelle in zijn album geschreven. Slechts enkele daarvan zijn persoonlijk aan Van Doorne opgedragen, b.v. ‘k Hoore tuitend’ hoornen (augustus 1860). Niet toevallig dateren die gedichten hoofdzakelijk uit de zomer van 1860. Toen Gezelle daarna naar Brugge vertrok, volgde Van Doorne hem naar het Engels College en later het Engels Seminarie te Brugge. In augustus 1865 werd hij priester gewijd en een jaar later vertrok hij naar Engeland. Daar bleef hij ruim 30 jaar werkzaam. Hij was werkzaam te West Cowes, eiland Wight (1866), St. Joseph's, Southampton (1868) en Christ Church, ten westen van Lymington (november 1871), waar hij in contact kwam met de familie Weld. In mei 1873 werd hij directeur van het klooster te Roehampton (Londen) en in juni 1874 onderpastoor te Camber-well (Surrey). Op 01/06/1881 werd hij pastoor te Brixton. In februari 1901 nam hij ontslag en verbleef voor onbepaalde tijd op Lulworth Castle (Dorset) bij de familie Weld. Rond 1902 ging hij terug naar het ouderlijke erf te Poeke, waar hij in 1914 overleed. Vandoorne had een zekere literaire aanleg en Gezelle zag in hem “een nieuwen schoonen dichter”. Hij hielp Verriest bij het voorbereiden van Gedichten, gezangen en gebeden (1862) en zou ook aan Rond den Heerd meewerken. Behalve een roman schreef hij ook een niet afgewerkt Gedenkboek met zijn herinneringen aan Gezelle te Roeselare.
Relatie tot Gezellecorrespondent; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; gelegenehidsgedichten; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medewerker Rond den Heerd
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III ; http://www.gezelle.be; Arnold Strobbe, Hendrik Van Doorne, een leven in en uit de schaduw van Gezelle. [Loppem]: Guido Gezellekring, 2017
NaamVan Doorne, Petrus Josephus Maria; Jozef; 'T Jef
Datums° Poeke, 07/08/1845 - ✝ Poeke, 10/02/1897
GeslachtMannelijk
Beroepzoeaaf; koopman
BioPetrus Josephus (Jozef) Van Doorne werd in 1845 te Poeke geboren als eerste kind binnen het tweede huwelijk van de Poekse notaris Joannes Van Doorne. Zijn eerste vrouw, Augusta Van Eechaute was in 1842 overleden. Als weduwnaar met twee kinderen, Maria en Hendrik, huwde vader Joannes in 1844 met Justine Van de Velde. Samen kregen ze nog vier kinderen: Jozef, Augusta, Alfons en August. Vanaf 1855 was Jozef interne leerling in het kleinseminarie van Roeselare, net als zijn vier jaar oudere halfbroer Hendrik en zijn jongere broer Alfons (1849-1897). Hij had een zwakke gezondheid. Nadat moeder Justine hem na een ziekteperiode bezocht, begeleidde Guido Gezelle de moeder samen met de twee broers naar het station. Naar aanleiding van dat bezoek stuurde Gezelle haar de dag erna het gedicht ‘Hoe zoet is ’t tusschen broedren twee te wandelen’. Toen zijn broer Hendrik in 1860 op aandringen van Gezelle naar het Engels College te Brugge trok, verhuisden ook Jozef en Alfons mee naar Brugge. Ze zetten er hun studies voort als internen in het Sint-Lodewijkscollege. Als retoricaleerling liet Jozef zich op 31 december 1866 te Brussel bij de zoeaven inlijven. Hij kreeg het nummer 1500. In de regio Lazio, ten noord-oosten van Rome, vocht hij mee met de pauselijke troepen die met de hulp van de Fransen de vrijkorpsen van Garibaldi versloegen. Hij werd daarvoor vereerd met het pauselijk ereteken ‘Bene Merenti’ (= het Mentanakruis). Nadien vestigde hij zich als kolenhandelaar in de Knokstraat te Poeke. Hij huwde met Clementina Van Wichelen, waarmee hij in 1873 een dochter kreeg: Maria-Joanna. Zij zette de zaak van haar vader voort. Behalve oud-zoeaaf was Jozef ook ridder in de orde van Sint Sylvester. Vanaf 1870 zetelde hij in de Poekse kerkraad en vanaf 1877 was hij tot aan zijn overlijden in 1897 bestuurslid van de burgerlijke godshuizen. Als overtuigde gelovige ondernam hij in 1876 een bedevaart naar Rome. Tijdens de schooloorlog van 1879 behoorde hij, samen met zijn broer Alfons, tot de oprichters van het parochiaal schoolcomité dat in het koetshuis van het kasteel van Poeke een vrije jongensschool inrichtte.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenArnold Strobbe, Hendrik Van Doorne, een leven in en uit de schaduw van Gezelle. [Loppem]: Guido Gezellekring, 2017 ; R. Baeckelandt, pauselijke Zoeaven in onze streek( 1860 - 1870). In: Land van de Woestijne: (2009) 4, p.23
NaamVan Doorne, Joannes Antonius Guillielmus
Datums° Poeke, 02/03/1805 - ✝ Poeke, 22/04/1870
GeslachtMannelijk
Beroepnotaris; gemeentesecretaris; burgemeester
BioJoannes Van Doorne woonde in Poeke en was notaris van beroep. Van 1829 tot 1846 was hij burgemeester van het dorp. Hij huwde in 1838 met Augusta Van Eechaute (1814-1842) uit Deinze. Samen kregen ze drie kinderen: Jozef, Marie en Gezelles leerling en vriend Hendrik. In 1844 hertrouwde hij met Justine Van De Velde (1805-1870) uit Evergem. Met haar kreeg hij vier kinderen: Jozef, Augusta, Alfons en August. Joannes was in tegenstelling tot de plaatselijke kasteelheer vlaamsgezind. Op parochiaal vlak was hij zeer actief als initiatiefnemer van de bouw van een nieuwe parochiekerk. Als geëngageerde burger onderscheidde hij zich bij de armoedebestrijding tijdens de moeilijke jaren 1846-1850. Na 1846 werd hij tijdelijk gemeentesecretaris en tot aan zijn overlijden in 1870 maakte hij deel uit van de Poekse gemeenteraad.

Naam - plaats

NaamAalter
GemeenteAalter
NaamPoeke
GemeenteAalter

Titel05/04/1869, Poeke, Petrus Josephus Maria Van Doorne (= Jozef Van Doorne) aan [Guido Gezelle]
EditeurArnold Strobbe; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2022
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVan Doorne, Petrus Josephus Maria
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum05/04/1869
VerzendingsplaatsPoeke (Aalter)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 211x135
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 linksboven: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.); idem: taalkundige notities: Aenschrijvere (inkt, hand G.G.); zijde 1 met blauw potlood doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4861
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11188
Inhoud
IncipitVan deze week ben ik niet 't huis, nog-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.