<Resultaat 2219 van 2306

>

p1
5 St Mary’s road
Westbourne Park.
Bayswater.

My dear Father Gezelle.

I write to say I have been to the convent at Blandford Square & seen one of the nuns had a talk with her about Mary & to make a long story short the truth of the matter is this. Nothing further can be done for Mary the only good recommendation she seems possessed of is a goodp2temper but she won’t work and they say she is so slovenly, untidy, & untruthful no one can put up with her and she has stupidly talked so large about her father being “a gentleman, that she is not obliged to work” &c that the nuns seem quite vexed with her & we cannot wonder at this.? The Lady she was with has been very kind to her & though a Protestant wouldp3have kept her had she done what was right. I have had a great deal of trouble myself & at last have been obliged to give her up as I cannot have her thrown on my hands & in England would be taken up for giving her a false character if I were to attempt to get her a place besides no one will keep her she seems to me to become more, & more indolent. The nuns were full of complaints about herp4I have lent her a few shillings which I have told her she need not return as it will help to defray her expenses back to Belgium as the nuns say they won’t have her in the convent She wished to come & live with me, but I have refused. I have more than enough to do to support myself & I am not going to encourage her in Lazyness I think you will say I have done right?

I wish you could get her p5into some reformatory a good sound whip would be the best thing for her she requires it!. I am disgusted with the girl after all the trouble you have taken with her God guide you the next best thing to do for her soul.

I heard from Mary last night you were ill again & I am very sorry to hear it dear father but God nows why he has sent you this affliction & may He comfort & support you under it. p6I have made up my mind to remain here & look after my trio[1] they sadly require a Mothers help, & heart, to keep them straight with Divine assistance. What a life a Parents is! - So many favours & graces to ask of God; their consciences to look after, as well as my own. This is my impression & there is a small voice within which says work here, stay here, & persevere with Robt - thereforep7I will give up all further thoughts of Bruges beyond a visit to see James. whose sad case is never out of my mind Why do people marry?! -

I wish the Bishop of Bruges would send you here for a change of scene & air which is what you require.

When you are quite convalescent again and able, I hope to have a letter from you. and if I can do any thing for youp8here, don’t forget there is one who will be always happy to serve in any way one who has done so much for her.

I remain dear father
yours very sincerely
Cecilia S Galbraith
Saturday Afternoon

Noten

[1] Hiermee bedoelt ze de drie zonen die in Engeland verbleven: Robert, Frederick en George. James was in Brugge.

Register

Correspondenten

NaamDe Lisle, Cecilia Sarah; Galbraith, Cecilia Sarah
Datums° Edinburgh, 20/01/1826 - ✝ Londen, 26/09/1879
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioCecilia Galbraith werd geboren als Cecilia Sarah De Lisle op 20 januari 1826 in Edinghburgh, waar haar moeder bleef wonen. Ze was de tweede dochter van Robert de Lisle, esq. of Acton Hall, Northumberland, “major of that county militia”. Ze huwde in 1844 op achttienjarige leeftijd met James Fraser Galbraith. Hij was jurist en 'writer to the signet', een functie vergelijkbaar met notaris. Samen kregen ze vier zonen: Robert, Frederick, George en James, die aan een beperking leed. Het is niet duidelijk wanneer Cecilia zich tot het katholicisme bekeerde, wellicht na de dood van haar echtgenoot in 1858. Ze woonde in 1869, 1871 en 1872 op verschillende adressen in Londen. Gedurende de periode tussen september 1869 en november 1871 verbleef ze o.a. in de Sint-Clarastraat en de Jeruzalemstraat 18 te Brugge, alsook op de Groentemarkt 10 te Oostende. Ze verdiende de kost in de zorg en door jonge meisjes op te leiden. Ze wilde bv. in de Jeruzalemstraat een huis voor 'wandering widows and poor girls' oprichten. Zo kwam ze in contact met Guido Gezelle die haar de zorg voor het arme meisje Marie Poupaert toevertrouwde. Ze contacteerde Gezelle ook om samen met zijn zus Florence Gezelle te gaan wonen in Lendelede met de gehandicapte zoon. En later ook om haar naar Engeland te laten overkomen om daar te werken. Uit de correspondentie tussen Gezelle en zijn zus blijkt echter dat ze Cecilia weinig vertrouwden. Verder was Cecilia de Lisle bevriend met Laura Perkins.
Relatie tot Gezellecorrespondente; biechtelinge
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDe Lisle, Cecilia Sarah; Galbraith, Cecilia Sarah
Datums° Edinburgh, 20/01/1826 - ✝ Londen, 26/09/1879
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioCecilia Galbraith werd geboren als Cecilia Sarah De Lisle op 20 januari 1826 in Edinghburgh, waar haar moeder bleef wonen. Ze was de tweede dochter van Robert de Lisle, esq. of Acton Hall, Northumberland, “major of that county militia”. Ze huwde in 1844 op achttienjarige leeftijd met James Fraser Galbraith. Hij was jurist en 'writer to the signet', een functie vergelijkbaar met notaris. Samen kregen ze vier zonen: Robert, Frederick, George en James, die aan een beperking leed. Het is niet duidelijk wanneer Cecilia zich tot het katholicisme bekeerde, wellicht na de dood van haar echtgenoot in 1858. Ze woonde in 1869, 1871 en 1872 op verschillende adressen in Londen. Gedurende de periode tussen september 1869 en november 1871 verbleef ze o.a. in de Sint-Clarastraat en de Jeruzalemstraat 18 te Brugge, alsook op de Groentemarkt 10 te Oostende. Ze verdiende de kost in de zorg en door jonge meisjes op te leiden. Ze wilde bv. in de Jeruzalemstraat een huis voor 'wandering widows and poor girls' oprichten. Zo kwam ze in contact met Guido Gezelle die haar de zorg voor het arme meisje Marie Poupaert toevertrouwde. Ze contacteerde Gezelle ook om samen met zijn zus Florence Gezelle te gaan wonen in Lendelede met de gehandicapte zoon. En later ook om haar naar Engeland te laten overkomen om daar te werken. Uit de correspondentie tussen Gezelle en zijn zus blijkt echter dat ze Cecilia weinig vertrouwden. Verder was Cecilia de Lisle bevriend met Laura Perkins.
Relatie tot Gezellecorrespondente; biechtelinge
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLonden

Naam - persoon

NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste, correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Lisle, Cecilia Sarah; Galbraith, Cecilia Sarah
Datums° Edinburgh, 20/01/1826 - ✝ Londen, 26/09/1879
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioCecilia Galbraith werd geboren als Cecilia Sarah De Lisle op 20 januari 1826 in Edinghburgh, waar haar moeder bleef wonen. Ze was de tweede dochter van Robert de Lisle, esq. of Acton Hall, Northumberland, “major of that county militia”. Ze huwde in 1844 op achttienjarige leeftijd met James Fraser Galbraith. Hij was jurist en 'writer to the signet', een functie vergelijkbaar met notaris. Samen kregen ze vier zonen: Robert, Frederick, George en James, die aan een beperking leed. Het is niet duidelijk wanneer Cecilia zich tot het katholicisme bekeerde, wellicht na de dood van haar echtgenoot in 1858. Ze woonde in 1869, 1871 en 1872 op verschillende adressen in Londen. Gedurende de periode tussen september 1869 en november 1871 verbleef ze o.a. in de Sint-Clarastraat en de Jeruzalemstraat 18 te Brugge, alsook op de Groentemarkt 10 te Oostende. Ze verdiende de kost in de zorg en door jonge meisjes op te leiden. Ze wilde bv. in de Jeruzalemstraat een huis voor 'wandering widows and poor girls' oprichten. Zo kwam ze in contact met Guido Gezelle die haar de zorg voor het arme meisje Marie Poupaert toevertrouwde. Ze contacteerde Gezelle ook om samen met zijn zus Florence Gezelle te gaan wonen in Lendelede met de gehandicapte zoon. En later ook om haar naar Engeland te laten overkomen om daar te werken. Uit de correspondentie tussen Gezelle en zijn zus blijkt echter dat ze Cecilia weinig vertrouwden. Verder was Cecilia de Lisle bevriend met Laura Perkins.
Relatie tot Gezellecorrespondente; biechtelinge
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamPoupaert, Marie; Mary
Datums° Brugge, 17/06/1854 - ✝ Brugge, 20/10/1921
GeslachtVrouwelijk
Beroepdienstmeid; modiste
VerblijfplaatsEngeland
BioMarie Poupaert was een Vlaams tienermeisje uit een groot gezin waarvoor Gezelle in 1871-1872 een plaats als dienstmeisje of verzorgster zocht. Omwille van haar moeilijke karakter kon ze niet bij haar begeleidster Cecilia Galbraith-De Lisle of enkele Brugse gezinnen zoals de familie Esmonde-O'Kelly blijven. Tevergeefs ook werd ze eind 1871-begin 1872 in Londen in het Saint-Edwardsklooster te Blandford Square en bij enkele Engelse families geplaatst. In een brief van Emily Berington-Coxon wordt ze geïdentificeerd als Marie Poupaert. Het ging vermoedelijk om de dochter van Pierre Jean Poupaert (Brugge, 13/09/1808 - Brugge, 23/03/1878), muzikant bij het leger, en Marie Aline Vreeven (Mons, 03/12/1815 - Brugge, 0203/1891), woonachtig in de Vulderstraat. In februari 1873 vertrok ze naar Brussel en vervolgens in 1875 naar Parijs. Ze woonde er in de Rue Michodière 9. Ze was er modiste. Op 13 februari 1876 beviel ze er van een dochter Jeanne Ernestine. Marie Stephanie was toen 21 jaar. Ze was ongehuwd maar ze had een partner, de sommelier Pie Joseph Victor Molteni, zoon van Antoine Molteni en Marie Borghé, die in een hotel in Parijs werkte. Ze trouwden in Parijs op 16 juli 1876 en erkenden Jeanne als hun dochter op 5 augustus 1876. Het kind werd niet ouder dan dertien maanden. Jeanne Molteni overleed in Parijs op 13 maart 1877. Zowel bij haar huwelijk als bij de overlijdensaangifte van haar dochtertje trad Maries oudere broer, de kleermaker Auguste Louis Poupaert als getuige op. Hij woonde ook in Parijs. Marie Poupaert keerde naar Brugge terug waar ze op 20 oktober 1921 overleed in een woning in de Nieuwe Gentweg. Haar aangevers wisten dat ze de dochter was van Petrus Joannes Poupaert en Marie Aline Vreeven maar wisten niet dat ze getrouwd was geweest. Op de akte staat dat ze ongehuwd was. Haar leeftijd werd geschat op 84 jaar, wat ook niet juist is.
NaamGalbraith, James Fraser
Datums° Glasgow, 07/06/1846 - ✝ Brugge, 11/11/1875
GeslachtMannelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioJames Frasier (junior) was de oudste zoon van James Fraser Galbraith (senior) en Cecilia Sarah De Lisle, geboren in Glasgow. Hij leed aan een beperking, waardoor hij constante zorg nodig had. Hiervoor kwam hij rond 1868 met zijn moeder naar Brugge. Nadat ze naar Londen terugkeerde, bleef hij in Brugge, waar hij enkele jaren later op 11 november 1875 stierf.
NaamGalbraith, Robert Fraser
Datums° Glasgow, 1848 - ✝ Sydney, 27/06/1920
GeslachtMannelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioRobert Frasier Galbraith was de tweede zoon van James Fraser Galbraith (senior) en Cecilia Sarah De Lisle, geboren in Glasgow. Hij bleef in Aldershot bij Londen waar hij kost en inwoon had op zijn werkplek. Het verlies van zijn geloof was een zorg voor zijn moeder.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamLonden

Naam - instituut/vereniging

NaamSt Edward's Convent of Mercy
BeschrijvingDe Sisters of Mercy hadden hun klooster St Edward’s Convent op Blandford Square, dichtbij Londen. Vooraleer de Sisters of Mercy er zich in 1851 in hun nieuwe klooster vestigden, verbleven ze aan de Queen Square, Bloomsbury, waar op 2 augustus 1844 het klooster werd gesticht. Het initiatief daartoe werd genomen door de priesters Edward Hearn en zijn broer John Ambrose Hearn. Zij vonden enkele jonge vrouwen bereid om in te treden bij de Sisters of Mercy, met de bedoeling een klooster te stichten in de onmiddellijke buurt van de sloppenwijken van Marylebone, Londen. Tot het groepje jonge vrouwen behoorden onder meer Frances en Ann Hearn uit Waterford, Ierland, de zusters van Edward en John Ambrose Hearn; Catherine Macdaniel uit Londen; Elizabeth en Teresa Hercy; Sophie Boyton en enkele anderen zoals Maria Julia Philips. De eerste Mother Superior was Mary Cecilia Marmion. Ze werd opgevolgd in 1846 door Sophie Boyton (Zuster Mary di Pazzi Boyton) die de nieuwe Mother Superior werd van het klooster aan Queen Square en later aan Blandford Square en dit tot aan haar dood op 25 maart 1886. In 1851 schonk Charles Joseph Pagliano 3200 pond voor de bouw van een House of Mercy palend aan het St Edward's Convent. Om dit te vieren werd op 20 oktober 1851 ter ere van Pagliano in de kloosterkapel een mis voor de weldoener opgedragen. Het contract voor de bouw werd getekend in augustus 1852. Het huis was klaar in januari 1854. Catherine Macdaniel (Zuster Mary Catherine) werd in januari 1854, als een van de Founding Sisters, de eerste directrice van het House of Mercy. Het bood plaats aan 50 dakloze jonge vrouwen, ongeacht hun religieuze achtergrond. De meisjes waren 12 tot 15 jaar op het moment dat ze tot het House of Mercy toegelaten werden. Ze leerden er koken, schoonmaken, naaien, kleren maken, verzorgen en vooral de was doen. Zo deden ze de was van een groot aantal gezinnen van West End. Daarna werden ze geplaatst als dienstmeid. De meisjes kwamen uit het Verenigd Koninkrijk en Ierland, sommigen ook uit Frankrijk en België. Blandford Square was een voorbeeld van de vele Mercy programma's die vrouwen leerden onafhankelijk te worden. De kloosters van de Sisters of Mercy waar gevallen meisjes uitgebuit en mishandeld werden bevonden zich voornamelijk in Ierland. Bij het klooster was er een basis- en kleuterschool en dagschool. De zusters bezochten daarnaast ook de zieken.
Datering1851-heden

Titel[04/01/1872 t.p.q. - 20/09/1872 t.a.q.], [Londen], Cecilia Sarah De Lisle (= Cecilia Sarah Galbraith) aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDe Lisle, Cecilia Sarah
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum[04/01/1872 t.p.q. - 20/09/1872 t.a.q.]
VerzendingsplaatsLonden
AnnotatieT.p.q. en t.a.q. gereconstrueerd op basis van de brieftekst: na de vorige brief 04/01/1872 en voor Gezelle naar Kortrijk ging 20/09/1872; de notitie i.v.m. de natering op de brief klopt niet; adressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef ; plaats gereconstrueerd op basis van de brieftekst en contextuele gegevens.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.93-94
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 dubbele vellen, 182x115
wit
papiersoort: 8 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden papiermerk: ongeïdentificeerd
watermerk: Joynson 1868
Toevoegingen op zijde 1 rechts in de bovenrand: 20/9 1869 (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4866
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11192
Inhoud
IncipitI write to say I have been
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.