<Resultaat 365 van 2203

>

p1
Très-digne Monsieur,

Cette fois encore je puis vous dire que je suis très contente de ma place, peut-être plus satisfaite qu’à Menin,[1] parce que ici je n’ai pas l’embarras de faire tenir mes petites élèves en place; l’institutrice en chef a une très grande autorité personnelle, personne n’ose bouger quand elle est là et comme nous sommes dans une même salle mes enfants sont tranquilles sans peine. C’est maintenant que je vais bien travailler, car il faudrait n’avoir pas de coeur pour être indifférente au bonheur des enfants quand on a devant soi une personne qui se laisserait plutôt mourir que de manquer à ses devoirs.

Puisque je suis ici loin de tous mes amis je ne peuxp2mal de m’égarer car je suis en très-bonne compagnie: Je suis logée chez Mr le curé en attendant que notre maison soit prête à nous recevoir[2] j’espère que ce sera bientôt car maintenant je ne sais pas étudier du tout, c’est à peine si je lis 2 pages par jour et encore pour faire cela je dois bien faire des efforts. Tout notre temps se passe en allées et venues: De chez le curé à la messe de 7 h., de la chez le maréchal du village où l’institutrice en chef et moi nous prenons nos repas, ensuite à l’école, à 11½ h retourner chez le maréchal, puis de nouveau en classe jusqu’à 4 h., ensuite il nous faut aller goûter et de p3puis lors jusqu’à 7 h. (temps du souper) nous pourrions faire quelque chose si nous étions libre, mais comme cela n’est pas, nous préférons passer nos soirées chez l’un de nos voisins, où nous jouons aux cartes ou aux dominos.

Il faut tout de même avouer que j’ai beaucoup de chance, car j’aurais pu, tout aussi bien, être placée à Enghien[3] et là je ne me serais pas plû du tout, la directrice est une personne maladive et par suite extrêmement impérieuse, la sous-institutrice est une de mes meilleures amies du pension et nous n’avons presque pas le loisir de nous p4voir, figurez-vous qu’elle n’est pas tout à fait libre dans sa correspondance. Il est heureux pour la directrice qu’elle ne m’ait pas sous sa domination, car je ne pourrais m’y soumettre, car, voyez-vous, avec de la gentillesse on obtient beaucoup chez moi, mais quand on s’y prend d’une manière qui me blesse je suis alors à peu près comme un cheval qui se cabre.

Très-digne Monsieur, je n’ose presque pas vous envoyer cette lettre, tellement elle est peu soignée, mais je compte sur votre indulgence pour celle qui se nommera toujours, avec bonheur,

Votre enfant soumise
Léonie

Il est impossible de la reécrire malgré toute ma bonne volonté

Noten

[1] Leonie De Ketelaere was niet actief in het circuit van katholieke scholen of pensionaten, maar in het circuit van de gemeentescholen als gediplomeerde onderwijzeres van de normaalschool van Tielt. Na haar ontslag uit de stedelijke lagere meisjesschool in Brugge werd ze aangesteld als hulponderwijzeres in de gemeentelijke lagere meisjesschool in Menen.
[2] Nieuwgebouwde gemeentelijke meisjesschool, Almanach du Commerce et de l'Industrie voor 1870 vermeldt nog geen gemeentelijke meisjesschool, alleen een jongensschool onder de leiding van onderwijzer Séverin Beudin.
[3] De gemeentelijke lagere meisjesschool van Edingen.

Register

Correspondenten

NaamDe Ketelaere, Leonie; Marie (Moeder)
Datums° Assebroek, 22/08/1850
GeslachtVrouwelijk
Beroeponderwijzer; hulponderwijzer; directeur; klooserzuster
BioLeonie De Ketelaere werd op 22 augustus 1850 in Assebroek geboren als Leonie De Deckere, dochter van de toen dertigjarige, ongehuwde Marie Louise De Deckere, dochter van landbouwer Josephus De Deckere en Regina Timmerman. Het kind werd erkend als Leonie Sophie Marie De Ketelaere bij het huwelijk in Brugge op 20 april 1852 van meubelmaker Jean François De Ketelaere en Marie Louise De Deckere. Het gezin vestigde zich in de Langestraat in Brugge en er werden nog verschillende kinderen geboren. Leonie trok in 1867 naar de normaalschool van Tielt waar ze op 5 augustus 1870 haar diploma van onderwijzeres behaalde. Op 15 oktober 1870 werd ze door de Brugse gemeenteraad aangesteld als “sous-institutrice à l’école gratuite n° 2 des filles” maar al op 19 november 1870 aanvaardde de gemeenteraad haar ontslag. Ze werkte korte tijd op de gemeentelijke lagere meisjesschool in Menen. Door haar brief aan Guido Gezelle, gedateerd december 1870, weten we dat haar verblijf daar van korte duur was. In januari 1871 werd ze namelijk al aangesteld als hulponderwijzeres in Petit-Enghien (Lettelingen). Later werd ze in Londerzeel hulponderwijzeres in de aangenomen meisjesschool van het Dorp. Op 16 januari 1885 werd ze benoemd tot hoofdonderwijzeres van de aangenomen meisjesschool van Londerzeel Sint-Jozef in opvolging van zuster Cordule die geen diploma had. Vanaf 1 januari 1889 werd ze hoofdonderwijzeres van de gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat in Londerzeel. Ze had een late roeping en trad binnen bij de Zusters Ursulinen als Mère Marie. Op het einde van het schooljaar 1911-1912 werd ze vervangen op school omdat ze fysiek niet meer in staat was om haar functie van hoofdonderwijzeres en directrice naar behoren waar te nemen. Op 29 december 1913 werd haar bij KB het burgerlijk ereteken toegekend. Leonie verhuisde in 1914 naar Borgerhout.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenMoniteur Belge: 1867; Gegevens verstrekt door de Heemkundige Kring van Londerzeel; Achiefbankbrugge; Bulletin Communal de la ville de Bruges (1869-1870), p. 738 en 742; Moniteur Belge: 1914, p. 332; Geneanet
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDe Ketelaere, Leonie; Marie (Moeder)
Datums° Assebroek, 22/08/1850
GeslachtVrouwelijk
Beroeponderwijzer; hulponderwijzer; directeur; klooserzuster
BioLeonie De Ketelaere werd op 22 augustus 1850 in Assebroek geboren als Leonie De Deckere, dochter van de toen dertigjarige, ongehuwde Marie Louise De Deckere, dochter van landbouwer Josephus De Deckere en Regina Timmerman. Het kind werd erkend als Leonie Sophie Marie De Ketelaere bij het huwelijk in Brugge op 20 april 1852 van meubelmaker Jean François De Ketelaere en Marie Louise De Deckere. Het gezin vestigde zich in de Langestraat in Brugge en er werden nog verschillende kinderen geboren. Leonie trok in 1867 naar de normaalschool van Tielt waar ze op 5 augustus 1870 haar diploma van onderwijzeres behaalde. Op 15 oktober 1870 werd ze door de Brugse gemeenteraad aangesteld als “sous-institutrice à l’école gratuite n° 2 des filles” maar al op 19 november 1870 aanvaardde de gemeenteraad haar ontslag. Ze werkte korte tijd op de gemeentelijke lagere meisjesschool in Menen. Door haar brief aan Guido Gezelle, gedateerd december 1870, weten we dat haar verblijf daar van korte duur was. In januari 1871 werd ze namelijk al aangesteld als hulponderwijzeres in Petit-Enghien (Lettelingen). Later werd ze in Londerzeel hulponderwijzeres in de aangenomen meisjesschool van het Dorp. Op 16 januari 1885 werd ze benoemd tot hoofdonderwijzeres van de aangenomen meisjesschool van Londerzeel Sint-Jozef in opvolging van zuster Cordule die geen diploma had. Vanaf 1 januari 1889 werd ze hoofdonderwijzeres van de gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat in Londerzeel. Ze had een late roeping en trad binnen bij de Zusters Ursulinen als Mère Marie. Op het einde van het schooljaar 1911-1912 werd ze vervangen op school omdat ze fysiek niet meer in staat was om haar functie van hoofdonderwijzeres en directrice naar behoren waar te nemen. Op 29 december 1913 werd haar bij KB het burgerlijk ereteken toegekend. Leonie verhuisde in 1914 naar Borgerhout.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenMoniteur Belge: 1867; Gegevens verstrekt door de Heemkundige Kring van Londerzeel; Achiefbankbrugge; Bulletin Communal de la ville de Bruges (1869-1870), p. 738 en 742; Moniteur Belge: 1914, p. 332; Geneanet

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLettelingen

Naam - persoon

NaamDe Ketelaere, Leonie; Marie (Moeder)
Datums° Assebroek, 22/08/1850
GeslachtVrouwelijk
Beroeponderwijzer; hulponderwijzer; directeur; klooserzuster
BioLeonie De Ketelaere werd op 22 augustus 1850 in Assebroek geboren als Leonie De Deckere, dochter van de toen dertigjarige, ongehuwde Marie Louise De Deckere, dochter van landbouwer Josephus De Deckere en Regina Timmerman. Het kind werd erkend als Leonie Sophie Marie De Ketelaere bij het huwelijk in Brugge op 20 april 1852 van meubelmaker Jean François De Ketelaere en Marie Louise De Deckere. Het gezin vestigde zich in de Langestraat in Brugge en er werden nog verschillende kinderen geboren. Leonie trok in 1867 naar de normaalschool van Tielt waar ze op 5 augustus 1870 haar diploma van onderwijzeres behaalde. Op 15 oktober 1870 werd ze door de Brugse gemeenteraad aangesteld als “sous-institutrice à l’école gratuite n° 2 des filles” maar al op 19 november 1870 aanvaardde de gemeenteraad haar ontslag. Ze werkte korte tijd op de gemeentelijke lagere meisjesschool in Menen. Door haar brief aan Guido Gezelle, gedateerd december 1870, weten we dat haar verblijf daar van korte duur was. In januari 1871 werd ze namelijk al aangesteld als hulponderwijzeres in Petit-Enghien (Lettelingen). Later werd ze in Londerzeel hulponderwijzeres in de aangenomen meisjesschool van het Dorp. Op 16 januari 1885 werd ze benoemd tot hoofdonderwijzeres van de aangenomen meisjesschool van Londerzeel Sint-Jozef in opvolging van zuster Cordule die geen diploma had. Vanaf 1 januari 1889 werd ze hoofdonderwijzeres van de gemeentelijke meisjesschool in de Statiestraat in Londerzeel. Ze had een late roeping en trad binnen bij de Zusters Ursulinen als Mère Marie. Op het einde van het schooljaar 1911-1912 werd ze vervangen op school omdat ze fysiek niet meer in staat was om haar functie van hoofdonderwijzeres en directrice naar behoren waar te nemen. Op 29 december 1913 werd haar bij KB het burgerlijk ereteken toegekend. Leonie verhuisde in 1914 naar Borgerhout.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenMoniteur Belge: 1867; Gegevens verstrekt door de Heemkundige Kring van Londerzeel; Achiefbankbrugge; Bulletin Communal de la ville de Bruges (1869-1870), p. 738 en 742; Moniteur Belge: 1914, p. 332; Geneanet
NaamMoreau, Désiré Prosper
Datums° Ronse, 18/10/1807 - ✝ Lettelingen, 11/02/1882
GeslachtMannelijk
BioDésiré Moreau, zoon van Prosperus, landbouwer, en Joanna-Theresia D'Hulst, werd geboren op 18 oktober 1807 te Ronse. Hij werd op 19 september 1835 tot priester gewijd door bisschop Labis. Vervolgens was hij onderpastoor te Bever, Sint-Maartenskerk, en werd in 1854 pastoor te Lettelingen (Petit-Enghien), Sint-Salvatorskerk. In 1880 nam hij ontslag en verbleef verder in zijn parochie, waar hij op 11 februari 1882 is gestorven.
Links[odis]
NaamRotty, Adèle
Datums° 1849
GeslachtVrouwelijk
Beroeponderwijzeres
BioAdèle Rotty werd geboren in 1849. Ze werd op 24 december 1869 aangesteld als eerste onderwijzeres van de gemeentelijke meisjesschool van Petit-Enghien. Het was een vrouw met lef want in januari 1881 getuigt ze tijdens de schoolenquête, georganiseerd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, tegen pastoor Moreau omdat hij geprobeerd zou hebben om meisjes weg te houden van de gemeentelijke meisjesschool en ze te lokken naar de katholieke meisjesschool die in 1879 in het dorp was opgericht, aanvankelijk in een schuur (Chambres des Représentants, Enquëte scolaire, II, Brussel, Hayez, 1881, p. 568). Ze is op dat moment 32 jaar. In 1881 is ze gedomicilieerd in Petit-Enghien.
BronnenAlmanach Royal Officiel: 1875, p.477
NaamMalfait, Pauline Emilie
Datums° Roeselare, 23/12/1844 - ✝ Kortrijk, 23/04/1917
GeslachtVrouwelijk
Beroeponderwijzeres; schooldirectrice
BioPauline Emilie Malfait werd geboren in Roeselare op 23 december 1844. In 1861 werd Pauline toegelaten tot de normaalschool van Tielt. Op 19 oktober 1867 benoemde de gouverneur van Henegouwen haar tot onderwijzeres van de gemeentelijke meisjesschool in Enghien, als opvolgster van de overleden Leocadie Deblende. Tegen de aanstelling van Pauline rees protest vanwege een zekere heer Toulez en de gemeenteraad van Enghien. Op 10 en 11 december 1867 werden hierover twee petities naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers gestuurd. De gemeenteraad had op 1 oktober 1867 de niet gediplomeerde kloosterzuster Ponsaert(s) aangesteld als opvolgster van Leocadie Deblende. De gouverneur legde deze aanstelling naast zich neer en benoemde de gediplomeerde Pauline Malfait. De Kamer besprak de twee petities op 24 en 25 januari 1868 en gaf de petitie-indieners ongelijk. Ze trouwde op 16 januari 1884 in Roeselare met Isidore Felix Willemyns, (Kortrijk, 13/03/1838 - Kortrijk, 08/01/1918). Pauline overleed op 23 april in Kortrijk.
BronnenMoniteur Belge: 1867
NaamVerhoye, Hortence
GeslachtVrouwelijk
Beroeponderwijzeres
BioHortence verhoye was hulponderwijzeres in 1871 in Edingen. Ze was een vriendin van Léonie De Ketelaere, correspondent van Guido Gezelle. Er werden geen verdere gegevens over haar gevonden.

Naam - plaats

NaamMenen
GemeenteMenen
NaamEdingen
NaamLettelingen

Titel29/01/1871, Lettelingen, [Leonie De Ketelaere] aan [Guido Gezelle]
EditeurGuido Spyns; Marc Carlier (research); Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[De Ketelaere, Leonie]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum29/01/1871
VerzendingsplaatsLettelingen
AnnotatieAdressant en adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 208x133
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijde 4 in twee richtingen beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; op zijde 4 rechts in de benedenrand bijgeschreven naast de handtekening: [Deketelaere] (inkt, beide hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4904
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11231
Inhoud
IncipitCette fois encore je puis vous dire
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.