<Resultaat 469 van 2592

>

p1

+

Eerweerde Heer[1] en vriend,

Ik kom u wat opwinden.

Dezelfste questie van onzen schrijftrant hebben wij zelve op het tapijt gebracht over eenige dagen in de laatste vergadering R. d. H.[2]

Maandag zijn wij bijeen gekomen Debo, Busschaert en ik. Na alles wel overleid te hebben, zijn wij alle drie van gedacht gebleven dat er niets te veranderen en valt, 't en zij al dat den patois geriekt. Kloekmoedig dan westvlaamsch geschreven. Wij komen meer en meer op. R. d. H. wint overal goede vrienden, en, als wij abonnés verliezen, 't zijn meest altijd menschen die geen of bijkan geen onderwijs ontvangen en hebben; daar de nieuwe inschrijvers eenen naam hebben in de wetenschap en in de Schoone Kunsten. Onze bibl.[3] trekt goed, 950 Tillos zijn verkocht in 9 maanden tijdp22500 H. Herte in twee maanden tijd; 1500 Jan Onraedt, in twee jaar; 450 Veurnes' beschermh. in een jaar en drie maanden. - De 1000 Kruisreliquien zijn verre geschoven, en de dolaards schijnen goeden gang te zullen nemen.

Als ik laatst te Rousselaere geweest hebbe, betoogden mij de Heeren De Poorter, van Zieleghem en Deprez vele genegentheid voor onze werkzaamheden; M. Rufin Delbare en sprak geen 't minste woord dat zou kunnen doen gelooven dat hij R. d. H. kwaad wilt, en M. Demonie, deelt van onze boeken uit in de prijsdeelinge van de zondagschole. -

Hier, Z. H. de bisschop komt mij eene goedkeuring te geven voor eene nieuwe uitgave van den dagboek der Heiligen van De Corte, waarin hij de slepende e gebruikt en het negatif en.[4]p3Mgr. Wemaer en mgr Bruneel zeiden mij nog beiden, over 14 dagen, dat wij hier moeten ons vlaamsch schrijven, en geen vreemde tale die 't volk gewoon zou maken aan het lezen van slechte hollandsche boeken.

Man van kleen geloove!!!

Leest Vondel's Inleiding tot de dichtkunst die uitgegeven is over eenige weken door Pieter Busschaert, en zegt mij alsdan hoevele onze schrijftrant verschilt met dezen van den grooten dichter?

En gij zegt mij: "als ik zie hoe weinig wij in getal zijn om onze schrijfwijze te doen doordringen

Wij zijn zoodanig weinig, dat er bijkan niemand meer en is in Vlaanderen, die niet iets aangenomen en heeft van onze schrijfwijze: 't Is 20 jaar dat Gezelle zijne dichtoefeningen uitgaf,[5] en ziet wat al weg afgeleid is. Reeds eene geheele bibliotheke westvlaamsche boeken, en een zoo prachtig Westvlaamsch woordenboekp4dat de hollanders zoo hooge schatten, zoo te zien is in den laatsten No van de toekomst,[6] De Vries, in zijn nederlandsch woordenboek citeert de Bo:

't Vlaamsch moet classiek zijn, ja, 1o in de classen. Immers de jongers en weten niet genoeg om zelve te oordeelen wat zij mogen, en wat zij niet en mogen schrijven. Gaf men hun een stapken, zij zouden eenen geheelen kilometer pakken. Zij en weten geen verschil te maken tusschen dialect en patois, en liet men hun dialect schrijven, zij zouden allicht zoo leege zijn als 't jaar 30.

2o classiek, in den zin dat men de taalwetten moet onderhouden. Daarin zijn wij nu en dan wat ten achteren gebleven: maar ik ben ferme van gedacht op mijn zelven te waken. taalwetten dat moet op onze vane staan; dat en wilt niet zeggen dat wij onzep52/nekke moeten buigen onder al dat er in 't gedacht komt van den eersten den gereedsten, die eene zoo gezeide spraakkunste (waar alles in is 't en zij sprake en kunste) te maken.

Wij en moeten niet schrijven zoo men spreekt. Dat is een axioma van studenten die wilden Gezelle navolgen en hem niet en verstonden; maar wij moeten de sprake voor steun nemen van de tale, waarop zij de voorhand heeft in den tijd. Sprake is voòr schrijven - de schrijftale steunt op de sprake. Wij moeten de sprake zuiveren; uit de sprake de elementen nemen van onzen schrijfstijl, dat is de waarheid; maar wij en moeten noch en mogen niet schrijven zoo men spreekt.

Immers:

Er is en er moet eene litteraire tale zijn.

Dat is zeker en vaste. Wij verschillen met onze tegenstre-p6vers hierin, dat wij sommige vormen aanveerden, die ons westvlaamsch eigen zijn, en die voortijds door Vondel en door al de groote schrijvers gebezigd wierden; die in Belgenland in 't gebruik bleeven tot in 1816 - ziet de affichen van de goddelijke diensten tot dit jaar toe. -

maar dit verschil en is geen grondverschil.

het grondverschil is dat onze wendinge[7] de zelfste niet en is als de Hollandsche; immers gelijk de Hollandsche de duitsche niet en is, enz.

Nogtans, op voorwendsel van onze wending te nemen, en mogen wij onzen stijl niet slepende maken, zoo wij ongelukkiglijk het somtijds gedaan hebben. Wij moeten zien en zorgen dat onze schrijfwijze statig weze enp7vaste zonder daarom hard en onhoorlijk te worden.

Wij hebben ook nog iets te antwoorden aan die tegen R. d. H. spreken. 't Is dat sommige medewerkers niet genoegzaam t'huis en zijn in 't vlaamsch; ik moet hunne mededeelingen straf corrigeeren, en daar blijven altijd fauten van stijl in, die ik al zoo wel als de puristen zou willen niet tegenkomen.

tut! tut! tut!

Voortdoen, jongen; 't is voor 't goed.

Toegenegen in Christo
Ad. D presbyter

Dank over uwe zende[8] 't smaakt naar den trog

om nog. –

Noten

[1] De adressant is niet Guido Gezelle. Mogelijk wordt hier verwezen naar Karel Callebert, die vanaf medio 1870 betrokken was bij de redactie van Rond den Heerd, nadat Guido Gezelle door ziekte terugtrad. Mgr. Antoon Wemaer informeerde bij Gezelle naar betrouwbare medewerkers die konden helpen het tijdschrift voort te zetten. Gezelle noemde daarbij Ernest Rembry, Karel Callebert en Leopold Slosse. Op 21 juli 1870 verzocht Mgr. Wemaer hen om, waar mogelijk, Gezelle te ondersteunen en zo Rond den Heerd voort te zetten.
[2] Nadat Guido Gezelle ziek werd in de zomer van 1870, werd rond 21 juli van dat jaar een redactieraad geïnstalleerd die hem moest bijstaan bij het opstellen van Rond den Heerd. Vanaf 2 december 1871, met de ingang van de zevende jaargang, werd Adolf Duclos hoofdredacteur van het weekblad.
[3] Bibliotheke Rond den Heerd: een aparte publicatiereeks van boeken in de marge en vaak overgedrukt van het tijdschrift Rond den Heerd.
[4] De tweede - hertaalde – editie verscheen in 1872 bij Vandenberghe-Denaux te Brugge.
[5] Dichtoefeningen werd in 1858 uitgegeven, geen twintig maar dertien jaar eerder.
[6] In het novembernummer stond een lovende boekbespreking door J.H. Van Dale over het ’Westvlaamsch Idioticon‘ van L.L. De Bo, dat vanaf augustus 1870 deelsgewijs uitkwam. (De Toekomst: 5 (november 1871) 11, p.507-508).
[7] Adolf Duclos gebruikt het begrip ‘(west-vlaamsche) wending‘ om te verwijzen naar hoe een talige traditie tot uiting komt in uitdrukkingen, zegswijzen en formuleringen (Frans: ’la tournure de phrase’). Die is voor hem nauw verweven met de manier van denken en identiteit van spreker of schrijver. Guido Gezelle vreest dat Duclos hiermee taalpolitiek bedoelt, in de zin van ’West-Vlaamse beweging‘ (Frans: ’mouvement’).
[8] Mogelijk verwijst dit naar de bijdrage van Karel Callebert in Rond den Heerd: K.C.,Te lucis ante terminum. In: Rond den Heerd: 6 (11 november 1871) 51, p.408.

Register

Correspondenten - personen

NaamCallebert, Karel Bernard
Datums° Roeselare, 20/05/1837 - ✝ Blankenberge, 07/10/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; auteur; toneelschrijver
BioKarel Callebert, zoon van Franciscus Callebert en Joanna Lefevere, winkelierster, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1853-1860) en daarna aan het grootseminarie te Brugge. Hij werd op 25/09/1863 leraar aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. Zijn priesterwijding was te Brugge op 19/12/1863. Achtereenvolgens was hij onderpastoor te Koekelare (03/12/1871) en te Torhout (17/12/1875) en pastoor te Houtem-bij-Veurne (24/03/1886) en te Blankenberge (04/07/1888). Callebert schreef bijdragen voor Rond den Heerd en publiceerde o.m. Jan Onraadt (Brugge 1867), Paul en Isabelle (Brugge 1873 en 1877) en Godefried en Roeland, drama in vijf bedrijven (Roeselare 1883).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleadressenlijst Ons Oud Vlaemsch; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Rond den Heerd; correspondent; leerling kleinseminarie; toneelschrijver
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Briefschrijver

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Briefontvanger

NaamCallebert, Karel Bernard
Datums° Roeselare, 20/05/1837 - ✝ Blankenberge, 07/10/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; auteur; toneelschrijver
BioKarel Callebert, zoon van Franciscus Callebert en Joanna Lefevere, winkelierster, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1853-1860) en daarna aan het grootseminarie te Brugge. Hij werd op 25/09/1863 leraar aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. Zijn priesterwijding was te Brugge op 19/12/1863. Achtereenvolgens was hij onderpastoor te Koekelare (03/12/1871) en te Torhout (17/12/1875) en pastoor te Houtem-bij-Veurne (24/03/1886) en te Blankenberge (04/07/1888). Callebert schreef bijdragen voor Rond den Heerd en publiceerde o.m. Jan Onraadt (Brugge 1867), Paul en Isabelle (Brugge 1873 en 1877) en Godefried en Roeland, drama in vijf bedrijven (Roeselare 1883).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleadressenlijst Ons Oud Vlaemsch; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Rond den Heerd; correspondent; leerling kleinseminarie; toneelschrijver
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamBruneel, Lièvin Benoît
Datums° Poperinge, 22/07/1798 - ✝ Brugge, 07/02/1885
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; professor; directeur
BioLiévin Bruneel, zoon van Petrus Bruneel, landbouwer, en Josephina Minne, kreeg zijn priesterwijding te Mechelen op 09/11/1821. Hij werd onderpastoor in Westvleteren (29/06/1822) en in Ieper (19/11/1825). Vervolgens ging hij aan de slag als professor aan het grootseminarie te Brugge op 01/10/1833. Hij werd president van het grootseminarie en lid van de bisschoppelijke raad op 14/08/1838. Hij bleef professor en president tot 16/06/1869. Vermoedelijk schreef Gezelle het gedicht Mag ik opstaan en wat spreken, voor zijn zilveren jubileum als president. Ondertussen kreeg hij verschillende benoemingen: erekanunnik (04/10/1834), titulair kanunnik-theologaal (09/09/1840), ere-vicaris-generaal van het bisdom Brugge (29/12/1853), Prosynodale examinator (14/08/1838), apostolische protonotarius ad instar participantium (26/01/1866), huisprelaat van de paus (08/08/1862). Mgr. Faict benoemde hem tot vicaris-generaal en kanunnik cantor (17/06/1869). Hij werd voorzitter van de bisschoppelijke raad voor kloosterzaken (16/06/1869). Hij oefende zijn functie uit tot 04/08/1880.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamBusschaert, Pieter
Datums° Damme, 28/07/1840 - ✝ Vichte, 10/01/1892
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; leraar, componist
BioPieter Busschaert was de zoon van Ludovicus Busschaert, bakker, en Sabina Vankerschaver. Hij doorliep de humaniora in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge, waar hij les kreeg van o.m. L. L. De Bo. In een schoolschrift verzamelde hij er zijn verzen onder de titel "Knopjes en Bloempjes in 't College geplukt". In 1859 vatte Busschaert priesterstudies aan in het kleinseminarie in Roeselare, waar Guido Gezelle les gaf. Met Gezelle bleef hij zijn hele leven bevriend. Het gedicht "Kom e keer hier, flieflodderke", dat Gezelle in 1860 schreef, werd ‘aan Pieter Busschaert van Damme' opgedragen. Ook later deed Gezelle nog een beroep op zijn muzikale kennis. Bij zijn gedicht "O Maria, die daar staat", vermeldde hij: "Zangwijze Pieter Busschaert". Tijdens zijn studies aan het grootseminarie te Brugge, dirigeerde Busschaert de Schola Cantorum. In die tijd componeerde hij ook een Stabat Mater, dat jaarlijks tijdens de Heilig-Bloedprocessie werd gezongen. Toch zou hij geen muziek ‘studeren’, wat volgens het artikel van Edgar Tinel in Musica Sacra één van Busschaerts frustraties was. Als autodidact schreef hij wel verschillende missen van de zestiende-eeuwse componist Giovanni Pierluigi da Palestrina over om zich diens schrijfwijze eigen te maken. Later leerde hij ook het oeuvre van Bach, Haydn, Beethoven, Schumann en Brahms kennen. Op 17 december 1864 werd Busschaert tot priester gewijd, op dezelfde dag als Hugo Verriest. Beiden werden kort nadien aangesteld als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge. Pieter Busschaert kreeg er de poësisklas toevertrouwd en gaf muzieklessen aan de geïnteresseerde leerlingen, waaronder Karel Mestdagh. In 1877 werd Busschaert onderpastoor in Blankenberge, waar hij vaak ontmoetingen had met Edgar Tinel en Maria Belpaire. In 1883 werd hij pastoor in Vichte. Op al deze plaatsen werd hij erg gewaardeerd als muziekkenner. Als goede vriend van de Brusselse conservatoriumdirecteur F. Gevaert zetelde Busschaert regelmatig in de jury bij orgelwedstrijden aan deze instelling. Ook bij het eindexamen van de "Ecole de musique religieuse" in Mechelen maakte hij dikwijls deel uit van de jury. Dat Busschaert veel belang hechtte aan de muziek in de kerkdienst, blijkt uit het feit dat hij "sponsoring" zocht om het oude orgel van de kerk in Vichte te vervangen. Op 12 maart 1891 was het zover: het nieuwe instrument werd ingespeeld door Alphonse Mailly. Lang heeft Busschaert er echter niet van kunnen genieten. Op 10 januari 1892 stierf hij in zijn pastorie op 52-jarige leeftijd. Hij componeerde op tekst Guido Gezelle van o.a "Bedevaartlied ter eere van O.L. Vrouw van ruste", "O Blijde maand!", "O Maria die daar staat", "O Maria onbevlekte", "Jesu allerliefste kind", "O Eene uit al", "O Moeder Gods", "Feestlied", "Te lande en langs de dreven". Busschaert schreef, behalve de muziek voor dit grote aantal gedichten, vooral vocale kerkelijke muziek.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamCallebert, Karel Bernard
Datums° Roeselare, 20/05/1837 - ✝ Blankenberge, 07/10/1900
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; auteur; toneelschrijver
BioKarel Callebert, zoon van Franciscus Callebert en Joanna Lefevere, winkelierster, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (1853-1860) en daarna aan het grootseminarie te Brugge. Hij werd op 25/09/1863 leraar aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. Zijn priesterwijding was te Brugge op 19/12/1863. Achtereenvolgens was hij onderpastoor te Koekelare (03/12/1871) en te Torhout (17/12/1875) en pastoor te Houtem-bij-Veurne (24/03/1886) en te Blankenberge (04/07/1888). Callebert schreef bijdragen voor Rond den Heerd en publiceerde o.m. Jan Onraadt (Brugge 1867), Paul en Isabelle (Brugge 1873 en 1877) en Godefried en Roeland, drama in vijf bedrijven (Roeselare 1883).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleadressenlijst Ons Oud Vlaemsch; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Rond den Heerd; correspondent; leerling kleinseminarie; toneelschrijver
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDe Bo, Leonard Lodewijk; Leenaert
Datums° Beveren-Leie, 27/09/1826 - ✝ Poperinge, 25/08/1885
GeslachtMannelijk
Beroephulppriester; leraar; pastoor; deken; auteur; taalkundige; botanicus
BioLeonard Lodewijk De Bo werd geboren als enige zoon van Ludovicus De Bo, landbouwer, en Amelia Lemayeur. Na schitterende middelbare studies aan het College van Tielt begon hij in oktober 1846 zijn seminariestudies aan het grootseminarie te Brugge. Op 15 maart 1851 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Van 11 april tot 1 oktober 1851 was hij coadjutor (hulppriester) in de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Ver-Assebroek. Op 1 oktober 1851 werd hij leraar in de poesis- en retoricaklassen van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, een functie die hij 22 jaar lang zou uitoefenen, tot 9 juli 1873, toen hij werd aangesteld als pastoor van de parochie Sint-Petrus en Sint-Paulus te Elverdinge (09/07/1873 – 27/09/1882). Nadien werd hij pastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw te Ruiselede (27/09/1882 – 22/04/1884). Op 22 april 1884 werd hij, hoewel hij al ziek was, nog overgeplaatst naar de parochie Sint-Bertinus te Poperinge waar hij pastoor-deken was, een overplaatsing die hij niet echt zag zitten. Hij overleed overigens al het jaar nadien. Reeds als seminarist verzamelde De Bo de West-Vlaamse woordenschat. Zijn levenswerk, het West-Vlaamsch Idioticon, waarin meer dan 25.000 woorden en uitdrukkingen uit de West-Vlaamse taal verzameld en verklaard worden, verscheen van 1870 tot 1873, gevolgd door een tweede, bijgewerkte uitgave in 1890-1892. De Bo leerde Guido Gezelle in 1850 in het grootseminarie te Brugge kennen; zij werden goede vrienden en werkten hecht samen rond de studie van de West-Vlaamse taal. De Bo werkte actief mee aan o.a. Loquela en Rond den Heerd. Postuum verschenen nog Schatten uit de volkstaal (1887) en De Bo’s Kruidwoordenboek, het resultaat van zijn levenslange botanische activiteiten.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); medewerker Rond den Heerd; medewerker Loquela; gelegenheidsgedichten
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDemonie, Emiel; skald; Wilfried; Logicus; De Monie
Datums° Roeselare, 28/07/1846 - ✝ Brugge, 03/01/1890
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; hoofdredacteur; auteur
BioEmiel Demonie, zoon van Desiderius Demonie, koopman, en Justina Verhaeghe, was leerling aan het kleinseminarie te Roeselare en hij werd er op 1 oktober 1869 zelf ook leraar. Hij was er lid van Gezelles confraternity. Hij was de neef van Polydoor Demonie. Zijn priesterwijding ontving hij te Brugge op 7 november 1869. In 1874-1875 was hij poësistitularis van Albrecht Rodenbach in de Groote Stooringe. De studenten van Demonie weigerden tijdens een feest van de superior een Frans lied te zingen. Mede hierdoor werd hij ontslagen. Rodenbach schreef voor hem het gedicht De Meester. In Brugge werd hij onderpastoor van de Sint-Gilliskerk (22/08/1879) en godsdienstleraar aan de rijksnormaalschool voor meisjes (29/12/1884). Hij schreef artikels voor Loquela en was één van de medestichters van het tijdschrift Biekorf. In opvolging van Amaat Vyncke was hij een tijdje hoofdredacteur van De Vlaamsche Vlagge en hij schreef er artikels onder de schuilnamen Skald, Logicus en Wilfried. Hij was ook medewerker van de Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen (1875-1876). Gezelle droeg het gedicht Ach, hoe dikmaals was 't mijn lot niet aan hem op. Bij zijn overlijden in 1890 schreef Gezelle het gedicht Wij bouwden op uw leven een getemmer.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie; zanter (WDT); medestichter van Biekorf; medewerker Loquela; correspondent; gelegenheidsgedicht
Bronnen https://nevb.be/wiki/Demonie,_Emiel
NaamDe Vries, Matthias
Datums° Haarlem, 09/11/1820 - ✝ Leiden, 09/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; hoogleraar; auteur
VerblijfplaatsNederland
BioMatthias De Vries studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden en promoveerde er op 13 december 1843 in de Letteren. Hij begon als docent Nederlands en geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Hij werd benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op 20 juni 1844. Op 28 november 1849 werd hij hoogleraar in Groningen en in 1853 hoogleraar in Leiden. Hij gaf er taal-en letterkunde en tot 1860 ook vaderlandse geschiedenis. Hij was werkzaam tot 15 september 1891. Samen met Lambert Allard te Winkel stelde hij het Woordenboek der Nederlandsche Taal samen, in de later naar hen genoemde spelling De Vries-te Winkel. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamFaict, Joannes Josephus
Datums° Leffînge, 22/05/1813 - ✝ Brugge, 04/01/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, professor, superior, erekanunnik, vicaris-generaal, coadjutor, bisschop
BioIn 1834 was J.J. Faict, zoon van Henri Faict, brouwer, en Marie Hellinck, laureaat van de retorica aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd doctor in de theologie, wijsbegeerte en letteren. Op 09 juni 1838 werd hij te Brugge door Mgr. Boussen tot priester gewijd. Hij werd professor kerkgeschiedenis en wetenschappen (12/01/1839) en professor theologie (oktober 1840) aan het grootseminarie in Brugge. Vanaf augustus 1849 tot oktober 1856 was hij superior van het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd erekanunnik (29/12/1853) en vicaris-generaal van Mgr. Malou op 18/10/1856. In september 1862 werd hij huisprelaat van paus Pius IX en op 25/02/1864 coadjutor van Mgr. Malou. Hij was bisschop van Brugge van 18/10/1864 tot aan zijn dood in 1894.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezelleoverste; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Zieleghem, Constant
Datums° Tielt, 01/12/1831 - ✝ Brugge, 30/04/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor
BioConstant Van Zieleghem, zoon van Leo Van Zieleghem, landsman, en Francisca Persyn, ontving zijn priesterwijding te Brugge op 19/12/1857. In 1858 was hij leraar aan het kleinseminarie van Roeselare. Hij werd onderpastoor te Pittem (22/10/1872), pastoor van de Potterie te Brugge (10/12/1875) en bestuurder van de Brugse zondagsscholen. Gezelle schreef op zijn aanvraag ter ere van de feesten voor de heilige Idisbald: Een Beevaartslied voor Idisbald. De zusters van de Potterie bewaren sedert 1831 de relikwieën van Sint-Idisbald.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht
Bronnen https://brugseverzen.wordpress.com/tag/constant-van-zieleghem/
NaamWemaer, Antoon-Jan-Philip
Datums° Brugge, 02/01/1812 - ✝ Brugge, 17/12/1875
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; rector; ere-kanunnik; vicaris-generaal
VerblijfplaatsRome (Italië)
BioAntoon Wemaer werd geboren te Brugge op 23 januari 1812 als zoon van Antonius Wemaer en Maria Heene. Na zijn lagere school te Brugge volgde hij les bij de Minderbroeders te Tielt. Toen ook dat college sloot in 1825, keerde hij naar het stedelijk atheneum van Brugge terug, om ten slotte zijn middelbaar onderwijs af te ronden aan het kleinseminarie te Roeselare. Op 19 december 1835 werd hij tot priester gewijd door bisschop Boussen. Hij was toen anderhalve maand aan de slag als surveillant aan het kleinseminarie te Roeselare. In 1840 werd hij professor kerkelijke geschiedenis en liturgie aan het Brugse Grootseminarie, in 1843 inspecteur van de scholen van het district Brugge. Wemaer was amper 38 jaar oud, toen hij op 14 oktober 1850 directeur werd van het Grootseminarie te Brugge, waar hij seminarist Gezelle als biechtvader begeleidde. In 1854 werd hij erekanunnik en in 1866 cantor van de Brugse kathedraal. Hij speelde ook een belangrijke rol in het comité van de pauselijke werken en de fondsenwerving via de Sint-Pieterspenning. Zo bouwde hij contacten op in hogere katholieke kringen. Zijn engagement voor de pauselijke werken werd in 1866 beloond met de eretitel huisprelaat van paus Pius IX. In 1870 werd hij apostolisch protonotaris, een van de hoogste erefuncties die een priester kon krijgen. Vanuit zijn positie aan het Grootseminarie overzag hij de recrutering, vorming en inzet van nieuwe priesters, met wie hij ook later hartelijke contacten onderhield. Hij gaf Gezelle advies bij het omgaan met leerlingen in Roeselare en betrok hem bij de Noordpoolmissie. Hij bemiddelde ook tussen Gezelle, zijn ouders en het bisdom in verband met Gezelles missiedroom. Vanaf 1864 stond hij de nieuwe bisschop Faict bij als vicaris-generaal. Als vicaris-generaal zette hij zich in voor het onderwijs, het pers- en publicatiebeleid, voor neogotische kunstenaars en voor de ontwikkeling van religieuze praktijken en kringen. Gezellebiograaf Walgrave typeerde hem als volgt: “Voor kunstenaars, schrijvers, studenten was hij een Maecenas; groote sommen besteedde hij jaarlijks aan de verspreiding van het onderwijs in alle vormen: scholen, boekerijen, dag- en weekbladen. Er was niemand, zelfs de grootste pastoorsvreter van Brugge niet, die dezen minzamen prelaat hadde durven aanranden. Zijne liefdadigheid had hem voor allen geheiligd.” Hij stuurde Gezelle achter de schermen bij de redactie van 't Jaer 30 en begeleidde hem als redacteur van Rond den Heerd en de Spoker’s Almanak. In 1869 werd hij benoemd tot aartspriester. Hij spande zich in voor de verering van Onze Lieve Vrouw van Assebroek en Sint-Arnoldus van Tiegem. Hij was de drijvende kracht achter de Jubilea van Godelieve van Gistel en Sint-Walburga (Brugge en Veurne), waaraan Gezelle meewerkte. Wemaer zou in functie blijven tot zijn vroege dood op 17 december 1875 in zijn woning op de Dijver C 12 te Brugge, de oude proosdij van de O.L.Vrouwekerk.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/
NaamDe Corte, Jean-Baptiste
Datums° Sint-Lievens-Houtem, 29/09/1811 - ✝ Brugge, 19/11/1873
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; klooster- en schooldirecteur; missionaris; auteur; journalist
VerblijfplaatsEngeland
BioJean-Baptist De Corte deed zijn studies deels te Ingen en deels te Aalst. Hij werd leraar aan het kleinseminarie te Roeselare (1831-1843). Hij ontving ondertussen zijn priesterwijding te Gent op 24 september 1836. Vervolgens ging hij aan de slag als kloosterbestuurder bij de Broeders van Liefde te Brugge (1843). Hij was de laatste principaal van het Duinencollege te Brugge, waar de jonge Gezelle hem gekend heeft (1845-1846). Hij was bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge (1845-1846). Hij vertrok als missionaris naar Engeland (05/11/1846). Vervolgens werd hij pastoor in Dottenijs (23/08/1848), leraar Frans aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (1851-1852) en diocesaan inspecteur lager onderwijs (1854-1873). Hij schreef fabeldichten, godsdienstige werken en journalistieke stukken in de Gazette van Brugge en in de Standaerd van Vlaenderen. Hij schreef ook de kritische Pieter Verzeyl-dialoogjes, waar Gezelle zelf ook zou kunnen mee te maken gehad hebben. Hij was ook bekend als predikant, waarvoor Guido Gezelle hem prees bij zijn overlijden.
Links[odis], [wikipedia]
BronnenRond den Heerd 9 (1874) 50, p.402; J. Huyghebaert, Biekorf 74 (1973) p. 354-355
NaamDepoorter, Charles; Depoorter, Carolus Josephus
Datums° Esen, 23/04/1836 - ✝ Luik, 27/02/1895
GeslachtMannelijk
BeroepJezuïet
BioCarolus Depoorter werd op 23 april 1836 geboren als zoon van Carolus Depoorter en Catharina Vandenbroecke. Hij volgde de humaniora aan het kleinseminarie van Roeselare (1852-57) en behaalde in 1858 de eerste prijs in Filosofie. In 1861 werd hij tot priester gewijd te Brugge, en in 1862 werd hij onderpastoor van Sint-Walburga. Vanaf oktober 1865 gaf hij les filosofie aan het kleinseminarie van Roeselare, en in 1870 werd hij bovendien directeur van de grauwzusters van Roeselare. Hij werd pastoor te Handzame (1874) en Ieper (1882), maar neemt in 1886 ontslag, waarop hij bij de jezuïeten te Drongen intreedt. In 1888 werd hij naar Antwerpen gestuurd, en in 1889 naar Brugge. Hij eindigde zijn carrière als econoom van het collège Saint Servais te Luik (1894), waar hij stierf. Hij leerde Gezelle kennen als leraar in het Kleinseminarie, waar hij lid van de Confraternity was. Hij was ook actief lid van de Gilde van Sint-Luitgaarde.
Links[odis]
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity
Bronnen https://gw.geneanet.org/
NaamBusschaert, August
Datums° Marke, 17/11/1842 - ✝ Nieuwpoort, 27/04/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; pastoor
BioAugust Busschaert werd op 22/12/1866 tot priester gewijd te Brugge. Hij werd in 1867 leraar aan het college van Poperinge en directeur van het Sint-Jozefscollege te Tielt (08/1879). Vervolgens was hij pastoor te Wakken (24/03/1886) en te Nieuwpoort (19/09/1888).
Links[odis]
NaamDelbaere, Rufin; Delbaere, Ivo Rufinus
Datums° Ingooigem, 07/02/1833 - ✝ Brugge, 22/12/1887
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor
BioIvo Rufinus Delbaere werd op 7 februari 1833 geboren als zoon van Martinus Josephus Delbaere (1798-1855), heel- en vroedmeester, en Marie Juliana Christiaens (1801-1853). Net als zijn broers was hij oud-leerling van Guido Gezelle. Hij werd in 1858 zelf leraar aan het St.-Amandscollege van Kortrijk. Hij ontving zijn priesterwijding op 18/12/1858 te Brugge. In 1859 werd hij leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Hij werd titularis van de poësis in 1863 en in 1865 van de retorica, waar hij in 1873 opgevolgd werd door Hugo Verriest. Vervolgens werd hij onderpastoor van de O.L.Vrouwekerk te Brugge (24/09/1873), pastoor te Sint-Andries (09/05/1877) en pastoor van de Sint-Jacobskerk te Brugge (25/07/1883). Hij overleed er op 22 december 1887. Hij is tevens de auteur van een aantal toneelstukken.
Links[odis]
Relatie tot Gezellekleinseminarie Roeselare; oud-leerling van Gezelle
Bronnen https://nl.geneanet.org/; https://doodsprentjes.be/index.php?lang=Nld&p=search;
NaamVondel, Joost
Datums° Keulen, 17/11/1587 - ✝ Amsterdam, 05/02/1679
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsDuitsland; Nederland
BioJoost van den Vondel wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste schrijvers uit de Nederlandse geschiedenis. In Amsterdam trouwde hij met Mayke De Wolff (1586-1635), waarmee hij vijf kinderen kreeg. Ondanks een protestantse opvoeding bekeerde hij zich in 1641 tot het rooms-katholieke geloof. Vondel staat voornamelijk bekend voor zijn toneelspelen en poëzie. Zijn bekendste toneelstukken zijn “Gijsbrecht van Aemstel” (1637), “Lucifer” (1654), “Adam in ballingschap” (1664) en “Noah” (1667), waarvan de laatste drie een trilogie over de zondeval vormen. In al zijn toneelstukken probeerde Vondel een klassieke tragedie te schrijven. Als dichter schreef hij tussen 1625 en 1632 onder meer een dertig hekeldichten en later ook religieuze poëzie.
Links[wikipedia]
NaamDeprez, Cyrillus Julius
Datums° Menen, 19/08/1841 - ✝ Brugge, 11/05/1887
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; onderpastoor; kapelaan
BioCyrillus Julius Deprez werd op 19 augustus 1841 te Menen geboren als zoon van kleermaker Fidelis Deprez en naaister Adela Pille. Op 8 december 1865 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Hij was toen leraar aan het kleinseminarie van Roeselare. In 1877 werd hij onderpastoor te Bavikhove, en in 1884 kapelaan van Sint-Salvator en het Heilig Bloed van Brugge. Hij overleed op 11 mei 1887.
Links[odis]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare

Titel - werk van Guido Gezelle

Titel(Vlaemsche) dichtoefeningen
Links[gezelle.be]
TitelDe doolaards in Egypten
Links[gezelle.be]
Titelt Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden.
Links[gezelle.be]
TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelWestvlaamsch idioticon
AuteurDe Bo, Leonard Lodewijk
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverGailliard
TitelDe Toekomst. (1857-1869: Tijdschrift voor onderwijzers.) (vanaf 1869: Tijdschrift voor opvoeding en onderwijs) (periodiek)
AuteurDomien Sleeckx, Albert Sleeckx, Arthur Cornette, Pol de Mont en Hypoliet Temmerman (redactie)
Datum1857-1898
PlaatsAntwerpen
UitgeverI.S. Van Doosselaere
Links[dbnl], [odis]
TitelWoordenboek der Nederlandsche Taal
AuteurDe Vries, D.; Te Winkel, L.A.
Datum1864-2001
Plaatss-Gravenhage
UitgeverNijhoff
Links[wikipedia]
TitelDen dagboek der heylige, behelzende een kort begryp van de leevens der heylige, en kortbondige meditatien voor al de dagen van het jaer
AuteurDe Corte, J.B.
Datum1842
PlaatsRoeselare
UitgeverVanhee
TitelDagboek der heiligen behelzende een kort begrijp van de levens der heiligen en kortbondige meditatiën voor al de dagen van het jaar
AuteurDe Corte, J.B.
Datum1872
PlaatsBrugge
UitgeverVandenberghe-Denaux
TitelTillo de Saks : eene Westvlaamsche vertellinge
AuteurAdolf Duclos
Datum1870
PlaatsBrugge
UitgeverTiteux
TitelHandboekske van de devotie tot het alderheiligste herte Jesu Christi : ten gerieve van de geloovigen van het bisdom van Brugge
AuteurAdolf Duclos
Datum1871
PlaatsBrugge
UitgeverDezuttere
TitelTriumphe van het Heilig Kruise Christi Jesu, dat is de geschiedenis van de vier kruisreliquien die vereerd worden ofte eertijds vereerd werden te Dordrecht in Holland, te Middelburg in Vlaanderen, in Onze Lieve Vrouwe kerke te Brugge ende te Sinte-Kruis, nevens Bruggesamengebrecht en uitgegeven door een lid van de Sinte-Thomas- ende Lucas-Gilde
AuteurJ. Van Caloen
Datum1871
PlaatsBrugge
UitgeverJ. Petyt
TitelJan Onraedt
AuteurKarel Callebert
Datum1869
TitelVeurne's beschermheiligen, dat is 't leven en de mirakelen van de Heilige Maagd Sinte Walburge en van hare broeders S. Willebald, bisschop van Eichstad, en S. Wunebald, abt van Heidenheim, alsook de geschiedenis van hunne reliquien te Veurne
AuteurAdolf Duclos
Datum1870
PlaatsBrugge
UitgeverL.B. Herreboudt en zoon
TitelJoost van den Vondel, aanleidinge der Nederduitsche dichtkunst
AuteurPeter Busschaert
Datum1871
PlaatsBrugge
UitgeverEdward Gailliard & Cie

Indextermen

Briefontvanger

Callebert, Karel Bernard

Briefschrijver

Duclos, Adolf Juliaan

Correspondenten - personen

Callebert, Karel Bernard
Duclos, Adolf Juliaan

Naam - persoon

Bruneel, Lièvin Benoît
Busschaert, Pieter
Callebert, Karel Bernard
De Bo, Leonard Lodewijk
Demonie, Emiel
De Vries, Matthias
Duclos, Adolf Juliaan
Faict, Joannes Josephus
Gezelle, Guido
Van Zieleghem, Constant
Wemaer, Antoon-Jan-Philip
De Corte, Jean-Baptiste
Depoorter, Charles
Busschaert, August
Delbaere, Rufin
Vondel, Joost
Deprez, Cyrillus Julius

Naam - plaats

Brugge
Roeselare

Plaats van verzending

Brugge

Titel - ander werk

Westvlaamsch idioticon
De Toekomst. (1857-1869: Tijdschrift voor onderwijzers.) (vanaf 1869: Tijdschrift voor opvoeding en onderwijs)
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Den dagboek der heylige, behelzende een kort begryp van de leevens der heylige, en kortbondige meditatien voor al de dagen van het jaer
Dagboek der heiligen behelzende een kort begrijp van de levens der heiligen en kortbondige meditatiën voor al de dagen van het jaar
Tillo de Saks : eene Westvlaamsche vertellinge
Handboekske van de devotie tot het alderheiligste herte Jesu Christi : ten gerieve van de geloovigen van het bisdom van Brugge
Triumphe van het Heilig Kruise Christi Jesu, dat is de geschiedenis van de vier kruisreliquien die vereerd worden ofte eertijds vereerd werden te Dordrecht in Holland, te Middelburg in Vlaanderen, in Onze Lieve Vrouwe kerke te Brugge ende te Sinte-Kruis, nevens Bruggesamengebrecht en uitgegeven door een lid van de Sinte-Thomas- ende Lucas-Gilde
Jan Onraedt
Veurne's beschermheiligen, dat is 't leven en de mirakelen van de Heilige Maagd Sinte Walburge en van hare broeders S. Willebald, bisschop van Eichstad, en S. Wunebald, abt van Heidenheim, alsook de geschiedenis van hunne reliquien te Veurne
Joost van den Vondel, aanleidinge der Nederduitsche dichtkunst

Titel - werk van Guido Gezelle

(Vlaemsche) dichtoefeningen
De doolaards in Egypten
t Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden.
Rond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.

Titel08/11/1871, Brugge, [Adolf Juliaan Duclos] aan [Karel Bernard Callebert ?]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Duclos Adolf Juliaan aan Callebert Karel Bernard, Brugge (Brugge), 08/11/1871 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
Verzender[Duclos, Adolf Juliaan]
Ontvanger[Callebert, Karel Bernard?]?
Verzendingsdatum08/11/1871
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieIdentificatie van adressaat (G. G.) door P. A. is fout vermoedelijk Karel Callbert (betrokken bij verderzetting RdH); adressant gereconstrueerd op basis van het handschrift.
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 dubbele vellen, 212x135
wit, vierkant geruit
papiersoort: 7 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.); idem linksboven: aan ? (potlood); op zijde 8 rechtsonder in de zijrand: tale (inkt, verticaal)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4926
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11255
Inhoud
IncipitIk kom u wat opwinden.
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.