<Resultaat 544 van 2616

>

p1

+

Weerde Heer en Vriend,

't Is wel van Eug. VOye! Gij kent hem en hebt zijn herte geraakt: laat mij zeggen dat ik zeer wel sta met hem, en dat hij mij bitter geklaagd heeft over uwe nalatendheid in hem te antwoorden. Hope dat uw machtigen dicht[1] hem zal 't verledene doen vergeten hebben. 'k Hebbe zelve bij hem geweest t'Oostende, en hebbe hem bewezen dat hij al zoo harte Westvlaming is als voorhenen. Hij wilde hem nog al laten overtuigen daarvan. - Hebbe ingeschreven op zijnen boek, maar nog niet ontvangen: ik lange mijn hertjen uit.

ee-oo.

Gij zijt algelijk een rare kerel! 'k vrage bewijs en gij antwoordt: 'k lache daarmêe, 't is mij al gelijk - ik houde aan 't onze.

Ik ook houde aan 't onze, 't is de majeure; maar de mineure is "dat die ee in schreeven, stooven (1 pers. meerv. verl. tijd stuiven) roozen, kroonen, vooren, 't onze is."

'k vrage of gij dit kunt goed doen? Gij spot en 't is uit en t'enden! Altijd Dr Spoker[2] gelijk. Maar daarmêe en komen wij nievers. Hebben wij redens (- stat pro ratione voluntas[3] en geldt niet -) wij zullen houden; hebben wij geen redens - laat dan vliegen. Wij moeten wij één zijn. Elk moet zeggen: aleen en ben en ne kan ik niets; te gâre zijn wij duist mannen sterk. Als de eene zegtp2ik houde aan de ae-spelling; dat de andere spreekt van de aa-spelling gansch te aanveerden; dat een derde 't een wilt houden en 't ander verwerpen; een vierde 't ander houden en 't eene naar den weerlicht zenden - 'k vraag u - Wat moet er van ons geworden? - 'k Wete wel dat spelregels aan den grond van de tale niet en houden, in den staat van verbastering waarin de talen vervallen zijn te Babel, en met den vreemden roomschen a-b-c dien de zendelingen op onzen noordschen tongval toegepast hebben -; maar, als 't alzoo is, waarom alsdan zoo houden aan eene e of eene o?

't Is zeker b.v., volgens Carette, dat men te Meulebeke en in gansch de omstreke wij schréven spreekt met zachtl. e. En wilt gij houden aan de scherplange omdat Brugge deze heeft, dan zullen deze uit de Casselrêe van Iper en uit Veurnambacht met uitnemende meer redens vragen dat men de scherplange oo in ébooren etc. zou schrijven - Waar moet dat eindigen? Verbrijzelen en verdeelen - kan en moet zulken stelsel -; stichten en zal noch kan het nooit.

Kunt gij bewijzen dat de scherplange ee en oo in die woorden goed is, dan moeten wij deze houden; kan het niet bewezen worden - 't vliege dan waar 't vliegen wilt.

'k Weet wel, gij en houdt niet van verdedigen; maar dat en is geen doen; wij en moeten niets behouden dat wij niet verdedigen kunnen, om niet belachelijk te worden; want daar kan een oogenblik komen dat wij in de noodzakelijkheid zijn goed te maken 't gene wij geschreven hebben. Anders te werke gaan is werken in 't wilde, zonder te wetenp3waar wij naartoe willen.

Welk is uw inzicht in uw werken voor 't westvlaamsch? Is 't enkele liefhebberie? neen 't. uw gedacht vaart hoogerop. Taal en gedachten maken een in uw - en mijn - gedacht; daarom wilt gij taal behouden, om gedachten in wezen te doen blijven. Maar die taal zal door het officieel gheel en gansch vernietigd worden indien zij uitwendig gekleed gaat tegen de wetten die door de wetenschap aanveerd zijn. Terwijl 't officieel dan zoodanig houdt aan hier en daar een letter, en dat wij maar weinig en maken van spelregels en wetten, waarom dan niet 't gene daar wij zoo weinig aan houden laten varen?

- Als ik u vroeg te willen spreken over de wending[4] k wilde zeggen la tournure de phrase van 't westvlaamsch - Maak daarover iets of wat gereed.

Ik zou willen handelen over de wending zoo gij het verstondt in uwen brief, en zal zeer te vreden zijn indien gij mij wilt wat noten zenden met daten, die mij toelaten te zeggen hoe 't westvlaamsche mouvement (!) te wege gebracht is, wie de eerste zijn die u ondersteund hebben, &a &a

Zegt aan adv. Verriest dat wij een woordgeschrift van hem verwachten.

Kan. Rembry geeft mij uw briefke van gister.[5]

Dank voor den uitleg van "hoorns".[6]

Verwachte uw Taalquestie over Germanismes voor R. d. H.[7]

Is Vandekerkhove een goed Katholijk en zou hij willen in de Gilde komen? En ware 't volgens uw gedacht voordeelig er hem in te brengen? Wij zijn reeds 50 a 60.

De questie van de Gazetten zal besproken worden in onzen landdag.[8] Wij hebben daarp4gelegendheid om verscheide gazetschrijvers bijeen te hebben. Minnaert van Thielt, Professors van Iper, Rousselaere en Dixmude die in de gazetten van die 2 steden schrijven zullen in de vergadering van 18 oegst zijn, waar gij niet en moogt te kort zijn. Claeys en Raemdonck, Professors van S. Niklaais, zullen er zijn - alsook flamen, Van den Meulebroucke, Notaris De Backere, Jan Bethune, Edm. Deckmijn, Walgrave, en andere en andere. Gij ziet dat de Gilde al de oude medewerkers uitgepluist heeft en bijeen gebracht. Die Gilde moest er komen - en gij die er de ziele van zijt, gij en moogt niet te kort zijn - Ik houde logement voor u op dien avond. Wij gaan recht van t' mijnent naar Dr Steenkiste 'ns en gij en zult u niet moeten verdrieten van het wezentlijke Brugge te beschouwen - ; wij zullen te gâre in 't oud vlaamsch Brugge asemen, dien dag, 'k beloove 't u.

Kannunik Rembry zal zorgen voor de commisie aangaande M. vDH. Handschrift[9]

Groetenissen van t' huis.
Ulieden zeer toegenegen in Christo
Ad. Duclos. presbyter

Noten

[1] Na het ontvangen van zijn dichtbundel Morgenschemer (1874) stuurde Gezelle Van Oye het waarderende gedicht Ik heb u kind gekend, dat toegevoegd werd aan de tweede druk van Gedichten, Gezangen en Gebeden (1879).
[2] Dr. Spoker of Spoker was Guido Gezelles pseudoniem voor satirische teksten.
[3] De Latijnse uitdrukking betekent letterlijk: ’De wil geldt in plaats van de rede‘, hier in negatieve context gebruikt, dus: Het is niet voldoende om het te willen, het moet ook redelijk gemotiveerd zijn.
[4] Adolf Duclos gebruikt het begrip ’(west-vlaamsche) wending’ om te verwijzen naar hoe een talige traditie tot uiting komt in uitdrukkingen, zegswijzen en formuleringen (Frans: ’la tournure de phrase’). Die is voor hem nauw verweven met de manier van denken en identiteit van spreker of schrijver. Guido Gezelle vreest dat Duclos hiermee taalpolitiek bedoelt, in de zin van ’West-Vlaamse beweging‘ (Frans: ’mouvement’).
[5] Vorige brief van G. Gezelle aan A. Duclos die hij via Ernest Rembry bezorgde.
[6] Duclos had Gezelle op 9 juni per brief gevraagd of hij meer wist over het gebruik om hoorns te verbranden op Sint-Pietersavond. Met behulp van Gezelles antwoord op 24 juni zou hij de uitleg publiceren in de Dagwijzer van Rond den Heerd: 9 (5 juli 1874) 32, p.257-258.
[7] Taalquestie was een rubriek in Rond den Heerd. Guido Gezelle had Adolf Duclos begin juni geschreven dat hij werknotities had over de beschuldiging van J. Nolet de Brauwere van Steeland dat de L.L. De Bo en de Westvlamingen germanismen schreven, zoals ’verwandelen‘, ’schalte’ of ’'t liegt aan u‘. Omdat ze te laat waren om in De Bo’s antwoord opgenomen te worden, zouden ze in Rond den Heerd verschijnen. Er werd geen bijdrage over dit onderwerp teruggevonden in Rond den Heerd.
[8] Op 18 augustus 1874 werd de algemene vergadering van de gilde gehouden.
[9] Niet geïdentificeerd. Waarschijnlijk gaat het om een handschrift uit de nalatenschap van Charles Carton. Ernest Rembry meldt Guido Gezelle per brief d.d. 04/07/1874 dat de overste hem niet kon verder helpen.

Register

Correspondenten - personen

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

Naamonbekend
NaamCarette, Rijkaart
Datums° Meulebeke, 08/02/1846 - ✝ Koolskamp, 04/09/1909
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; priester; hulppastoor; pastoor
BioRijkaert Carette was de zoon van hoefsmid Désiré Carette en Sophie Ducarin. Hij werd leraar aan het Sint-Lodewijkscollege van Brugge (11/09/1869 - 03/03/1883). Ondertussen ontving hij de priesterwijding in Brugge op 02/04/1870. Na zijn loopbaan als leraar werd hij hulppriester in Koolskamp (03/03/1883) en pastoor in Jonkershove (17/09/1890) en Otegem (27/03/1894). Op 14/10/1905 nam hij ontslag en verbleef verder in Koolskamp. Hij schreef artikels voor Rond den Heerd o.m. over aardappels. In 1905 publiceerde hij het werkje De eerste invoer van aardappels in Europa.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medewerker Rond den Heerd
Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379
NaamDeckmyn, Edmond Désiré; Oneiropolos
Datums° Roeselare, 09/07/1842 - ✝ Brussel, 21/12/1917
GeslachtMannelijk
Beroepmissionaris; handelaar; jezuïet
BioEdmond Deckmyn was geboren in Roeselare op 9 juni 1842 als zoon van Petrus Franciscus Deckmyn en Apolonia Desideria Vancoillie. Hij studeerde aan het Kleinseminarie te Roeselare waar hij Guido Gezelle leerde kennen als leraar. Daarna trad hij toe tot de jezuïetenorde om in 1861 naar de Verenigde Staten te trekken. Zijn roeping bleek echter een verkeerde inschatting, en in 1863 keerde hij terug naar Roeselare. Hij vestigde zich daar als reiziger-handelaar en trouwde op 9 november 1869 met Maria Ludovica Dumoulin. Na zijn thuiskomst gaf hij Engelse les aan kandidaat-missionarissen. Onder het pseudoniem Oneiropolos was hij een zeer actieve medewerker van ‘t Jaer 30 met dialoogjes en ingezonden brieven. Vanaf 1874 was Deckmyn lid van de Gilde van Sint-Luitgaarde. Hij stierf op het einde van de Eerste Wereldoorlog als vluchteling in Brussel.
Relatie tot Gezelleoudleerling; correspondent; medewerker 't Jaer 30
BronnenGeneanet, Rijksarchief
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de 'Gazette van Brugge', werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamFlamen, Gustaaf Hendrik
Datums° Brussel, 24/025/1837 - ✝ Brugge, 26/03/1920
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; pastoor; directeur; dichter; schrijver
BioGustaaf Flamen, zoon van Charles Flamen, handelaar, en Anne Marcus, studeerde aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege (1851-1857). Onder invloed van zijn leerkrachten, zoals L.L. De Bo en Verraes ontwikkelde hij daar al een vorm van flamingantisme. Zijn muziekleraar Hyacinthe Labbe liet hem zijn muzikale talenten ontdekken.Hij speelde o.a. viool. In 1857 startte hij zijn priesteropleiding aan het kleinseminarie te Roeselare. De opleiding duurde vier jaar en hij had er Guido Gezelle als leraar Nederlands. Vervolgens ging hij naar het grootseminarie te Brugge. Hij ontving er op 09/07/1862 zijn priesterwijding. Hij werd leraar aan het college te Kortrijk (20/03/1862) en aan het kleinseminarie te Roeselare (15/09/1867), waar hij samen met zijn collega Hugo Verriest een grote invloed had op Albert - later Albrecht Rodenbach, als wiens "ontdekker" hij beschouwd wordt. Hij was onderpastoor te Ruiselede (06/08/1873) en pastoor te Meetkerke (07/04/1893), waar Gezelle vaak aan huis kwam. Hij nam ontslag te Meetkerke op 08/06/1906 en op 07/12/1906 werd hij directeur van Sint-Trudo te Brugge. Hij schreef redevoeringen in de Handelingen der gilde van St. Luitgaarde te Brugge, artikels in "Rond den Heerd" en in andere tijdschriften. Hij publiceerde ook ander werk zoals toneelstukken en historische drama's.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; aanvrager gelegenheidsgedicht
NaamMinnaert, Johannes-Désiré
Datums° Ursel, 10/03/1847 - ✝ Tielt, 25/04/1924
GeslachtMannelijk
Beroepuitgever; hoofdredacteur
BioDésiré Minnaert was de uitgever en (vanaf 1867) hoofdredacteur van de "Gazette van Thielt" (1850-). Hij was medestichter en lid van de Tieltse afdeling van het Davidsfonds. In 1875 en 1878 was hij samen met K. Rogiers (Menen) vertegenwoordiger voor West-Vlaanderen in het centrale bestuur van het Davidsfonds. Hij was lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde.
Relatie tot Gezellelid van de Gilde van Sinte Luitgaarde; correspondent
BronnenR. Vanlandschoot, Het eerste lustrum van de Davidsfondsafdeling in de streek van Tielt 1875-1880, in. In: De Roede van Tielt, 6 (1975), p. 2-96
NaamRaemdonck, Aloïs; Aloysius
Datums° Temse, 13 /05/1843 - ✝ Aalst, 06/03/1901
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar
BioAloysius Raemdonck werd geboren te Temse op 13 mei 1843 als zoon van Jacques Raemdonck en Amelberga Volckerijck. Hij werd op 21 september 1867 in Sint-Niklaas tot priester gewijd en behaalde in september 1868 een diploma wijsbegeerte aan de KU Leuven. Zijn carrière begon als leraar aan het Kleinseminarie in Sint-Niklaas. In 1890 werd hij benoemd tot pastoor en deken in Aalst, waar hij overleed op 6 maart 1901. Hij had geen rechtstreeks contact met Gezelle, maar was lid van de Gidle van Sint-Luitgaarde.
Links[odis]
BronnenRijksarchief, Geneanet.org
NaamRembry, Ernest
Datums° Moorsele, 22/01/1835 - ✝ Brugge, 14/05/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; ondersecretaris; secretaris; vicaris-generaal; historicus
BioErnest Rembry, zoon van Jean-Aimé Rembry, geneesheer, en Clementine-Amande Delva, studeerde aan het college te Menen en kerkelijk recht te Leuven waar hij op 11/07/1859 zijn baccalaureaat behaalde. Hij werd op 29/05/1858 tot priester gewijd. Op 09/07/1859 werd hij onderpastoor van Sint-Gillis te Brugge. Hij schreef een geschiedenis van de Sint-Gilliskerk, van haar pastoors en van alle gebeurtenissen en belangrijke personen op deze parochie, door de eeuwen heen. Hij werd op 02/01/1862 ondersecretaris van het bisdom Brugge, op 24/11/1873 erekanunnik en op 29/08/1884 secretaris en officiaal. Op 20/04/1885 werd hij titulair kanunnik en op 31/05/1894 vicaris-generaal. Hoe hoger hij steeg in aanzien en vertrouwen bij de kerkelijke overheid, hoe meer hij ook Gezelle kon helpen. Hij was betrokken bij de stichting van het tijdschrift 'Rond den Heerd' en hij publiceerde ook in het tijdschrift 'Biekorf'. Hij las zijn laatste mis in de Sint-Jacobskerk op 9 mei 1904 om enkele dagen later te sterven.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; Caroline Verstraeten, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Ernest Rembry 1872-1899, Gent, 1987 (Gentse bijdragen tot de literatuurstudie, nr. 10).
NaamVan De Kerckhove, Victor
GeslachtMannelijk
Beroephandelaar, auteur, journalist
BioVictor Van de Kerckhove was een handelaar in Kortrijk met letterkundige aspiraties. Hij werd lid van de Gilde van Sinte Luitgaarde en was medeoprichter van het Davidsfonds in Kortrijk. In 1879 richtte hij de krant ‘Het Morgenblad’ op in Antwerpen, waarover hij correspondeerde met Gezelle. Hij schreef een roman ‘De Valsche Vrienden’ en werkte mee aan de tijdschriften ‘Biekorf’ en ‘Het Belfort’. In 1892 publiceerde hij een pamflet 'De kanker onzer eeuw. De Gilde en de Vlaamsche Beweging' waarin hij ageerde tegen armoede en individualisme. Van de Kerckhove, gehuwd met een Zweedse, week minstens voor een tijd uit naar Stockholm en werkte van daaruit mee aan Het Belfort. In 1894 was hij betrokken bij de opstart van de Brusselse krant Het Vlaamsche Volk (1894-1898), een daensistisch dagblad op initiatief van de Vlaamsche Katholieke Landsbond.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Gilde van Sinte-Luitgaarde
NaamVan De Meulebroucke, Pieter Frederic
Datums° Berchem (Oudenaarde), 09/11/1823 - ✝ Berchem (Oudenaarde), 12/1908
GeslachtMannelijk
Beroepburgemeester; kunstschilder; schrijver; dichter
BioPieter Frederic Van De Meulebroucke werd op 9 november 1823 geboren te Berchem (Kluisbergen) als zoon van Frederic Van De Meulebroucke (1793-1861) en Maria Catharina Dorothea Petit (°1795). Hij was burgemeester van Berchem bij Oudenaarde (nu Kluisbergen) en lid van de gilde van Sinte-Luitgaarde. Hij schreef artikels voor ‘Rond den Heerd’ en vier artikels in ‘Biekorf’. Hij overleed eind 1908.
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenboekje Cordelia; lid van de gilde van Sinte-Luitgaarde
Bronnen https://gw.geneanet.org/wullus?n=vandemeulebroecke&oc=&p=pieter+frederic
NaamVan Oye, Eugeen
Datums° Torhout, 03/06/1840 - ✝ Gistel, 04/06/1926
GeslachtMannelijk
Beroeparts
BioLeerling aan het kleinseminarie (1854-1858). Verliet plots Roeselare en studeerde voor doktet aanvankelijk te Leuven en later te Gent. Lid en secretaris van ,,Met Tijd en Vlijt" (Leuven), lid van ,, 't Zal wel gaan" en ,,De taal is gansch het volk" (Gent). Begon in 1870 zijn loopbaan bij het internationale Rode Kruis en werkte tijdens de oorlog in Frankrijk tot einde mei 1871. Huwde Maria Rumschöttel (28.10.1876). Werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1905). Beschreef zijn belevenissen als politiek gevangene in Mijn gevangenis. Werd in juli 1919 uitgesloten uit de Vlaamse Academie en uit zijn staatsfuncties ontzet. WEBSITE: Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie van Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben. De verhouding verinnigde toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief. Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden. Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel. Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij werd veroordeeld voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaring als politiek gevangene beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was.
Relatie tot Gezelleoud-leerling van Gezelle; correspondent; vriend; gelegenheidsgedichten, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVan Steenkiste, Eugeen Karel
Datums° Brugge, 27/08/1841 - ✝ Brugge, 17/02/1914
GeslachtMannelijk
Beroepzoeaaf; arts; gemeenteraadslid
BioEugeen Van Steenkiste was een Brugs geneesheer. Hij deed zijn middelbare studies in Brugge en Kortrijk en studeerde af in 1859. Hij werd student geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven (afgestudeerd in 1866). Na zijn studies deed hij vrijwilligerswerk bij de pauselijke zoeaven, en bouwde hij een medische carrière uit in Brugge. Hij werd geneesheer aan het Sint-Janshospitaal te Brugge (1880) en werd er hoofdarts in 1899. Hij engageerde zich zeer sterk in het katholieke Vlaamsgezinde verenigingsleven. Hij was medestichter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde (1874) en de Brugse Davidsfondsafdeling (1875). Bovendien was hij erg actief in de Vlaamse Broederbond en de Breidelcommissie en betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Biekorf (1889). Hij verwierf faam als voorzitter van de Katholieke Burgersgilde en zette zich in voor de vernederlandsing van het culturele leven. Hij was erg strijdbaar en schuwde ook de meer radicale strekkingen niet. Zo was hij was nauw betrokken bij de studentenstrijd en steunde hij ook een tijd lang de democratisch gezinde katholieken. Vanaf 1878 was hij actief als gemeenteraadslid, waar hij het opnam voor de vernederlandsing van de stedelijke administratie.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; medestichter van Biekorf
NaamVerriest, Adolf
Datums° Deerlijk, 15/08/1830 - ✝ Kortrijk, 21/06/1891
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus; dichter; componist
BioAdolf Verriest werd geboren te Deerlijk op 15 augustus 1830 als zoon van Petrus-Johannes Verriest (1796-1871), koopman en armenmeester in Deerlijk. Hij was de oudere broer van Hugo Verriest en Gustaaf Verriest. Na de lagere school in Deerlijk liep hij college aan het kleinseminarie te Roeselare, waar hij een studiegenoot was van Guido Gezelle. Hij werd er de eerste voorzitter van de door Gezelle gestichte Lettergilde en zou voor het leven bevriend blijven met hem. Na zijn collegetijd volgde hij studies in de Letteren en de Rechten aan de Leuvense universiteit. In 1858 werd hij advocaat in Kortrijk en manifesteerde er zich als voorvechter van de volkstaal. Hij had er ook politieke ambities en werd er gemeenteraadslid van 1870 tot 1886 en schepen van 1886 tot aan zijn dood op 21 juni 1891. Hij was zeer actief in het Kortrijkse culturele leven in de jaren 1870 en 1880 (o.a. als voorzitter van het Davidsfonds en bestuurslid van de muziekschool). Hij was dichter en publicist (Gedichten en aanspraken. Kortrijk, 1893). Hij componeerde zelf liederen en vroeg Gezelle vaak om vertalingen van liederen. Gezelle schreef voor hem heel wat gelegenheidsgedichten waaronder: Adolf, mijn vriend, mijn advocaat. Gezelle was vriend aan huis en steunde Adolf met zijn politieke activiteiten.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedichten
NaamClaeys, Hendrik
Datums° Zomergem, 07/12/1838 - ✝ Gent, 17/11/1910
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor; erekanunnik; auteur; dichter
BioHendrik Claeys werd op 19/12/1863 tot priester gewijd in Brugge. Hij werd leraar poëzie aan het College van Oudenaarde (28/09/1864) en aan het kleinseminarie van Sint-Niklaas (1869-1884). Hij was belangrijk voor het Davidsfonds van Sint-Niklaas. Vervolgens was hij pastoor in Oostakker (31/07/1884) en Gent (08/05/1890). Hij kreeg de titel doctor honoris causa aan de Katholieke Universiteit Leuven (06/05/1887). Hij werd erekanunnik aan het Sint-Baafskapittel te Gent op 14/10/1904. Hij schreef verschillende gelegenheidsgedichten, cantates en artikels. Hij ontwikkelde zich ook als een groot redenaar. Zo verzorgde hij de lijkredes voor Hendrik Conscience en Guido Gezelle.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie
NaamDe Backere, Franciscus Leopoldus
Datums° Ledeberg, 05/12/1796 - ✝ Gent, 15/07/1885
GeslachtMannelijk
Beroepnotaris
BioFranciscus Leopoldus De Backere was gehuwd met Charlotta Christina Taquet, en de vader van Emfrentiana De Backere (zuster Cecilia Bernadinus). Hij was notaris in Heusden en een kennis van Guido Gezelle. Hij zette zich in voor de bevordering van de Vlaamse taal o.m. als voorzitter van de Gentse afdeling van het Davidsfonds. Verder was hij ook erelid van de Societeit van de Heilige Vincentius a Paulo en lid van de Confrerie van het H.-Sacrament. Hij werkte mee aan Rond den Heerd en was lid van de Gilde van Sint-Luitgaarde.
Relatie tot GezelleGilde van Sint-Luitgaarde
Bronnen http://www.jammart.be/bdprtb/bdprtb-00196.htm
NaamWalgrave, Aloysius Constantia Maria; Aloïs senior
Datums° Poeke, 24/09/1844 - ✝ Heist-aan-Zee, 29/12/1908
GeslachtMannelijk
Beroepdecoratieschilder, schrijver
BioAloysius Walgrave was een Vlaams sieraad- en kerkschilder en schrijver. Hij werd geboren als een van de veertien kinderen van Juliaan Walgrave (ca. 1801-1892) en Coleta de Stoop. Op 20 mei 1868 trouwde hij in Aalst met Maria Billiet (?-ca. 1895) en hertrouwde rond 1900 na haar overlijden. Hij was de vader van Aloïs Walgrave, priester-dichter en biograaf van Guido Gezelle. Walgrave leerde het vak van decoratieschilder in 1862-1863 bij de gebroeders Eugeen en Evarist van Maldeghem en Meester Adriaan Bressers in Gent. In 1865 ontmoette hij Guido Gezelle. Hij werd een medewerker van Gezelles tijdschrift Rond den Heerd en de Gazette van Eeclo. Hij was ook lid vande Gidle van Sint-Luitgaarde. Naast zijn artistieke werk was Walgrave ook de eerste secretaris van de Gentse Handel-, Nijverheid- en Kunstgilde (1880), medeoprichter van het Davidsfonds te Gent, en correspondent voor het Fondsenblad van Gent (1888-1893). In tijdschriften zoals Belfort publiceerde hij gedichten en essays. Walgrave woonde achtereenvolgens in Gent, Duffel en Heist-aan-Zee, waar hij in 1893 het weekblad De Heystenaar oprichtte (later gefuseerd tot De Zeekust). Hij overleed op 29 december 1901.
Relatie tot Gezellemedewerker
BronnenA.Walgrave, Een Vlaming uit den Middelstand (Aloïs Walgrave, Senior 1844-1908), VMKVA 1926.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamDiksmuide
GemeenteDiksmuide
NaamIeper
GemeenteIeper
NaamMeulebeke
GemeenteMeulebeke
NaamOostende
GemeenteOostende
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare
NaamSint-Niklaas
GemeenteSint-Niklaas
NaamTielt
GemeenteTielt

Naam - instituut/vereniging

NaamGilde van Sinte-Luitgaarde
BeschrijvingVereniging ter ondersteuning van de Vlaamse taal en het traditionele cultuurgoed. Professor Jan Hendrik Bormans had in 1857 in de inleiding van zijn werk ‘Het Leven van Sinte Lutgardis, een oproep gedaan dat alle Vlamingen deze heilige als de beschermvrouw van de Dietse taal- en letterkunde zouden vereren. In 1862 rijpte bij Gezelle het plan voor een ‘Gilde van Sint-Luitgaarde’ die een tijdschrift voor taal en oudheid zou uitgeven. De leerlingen en vereerders van de bezieler zouden Luitgarde in hun banier opnemen, maar hijzelf zou geen leider worden van de gilde, die echter maar een kortstondig bestaan heeft gekend. Later, rond 1870, wist Gezelle te Brugge een groep beoefenaars van taal- en letterkunde rond zich te verenigen om samen de redactie van Rond den Heerd te bespreken. In 1873 richtten Amaat Vyncke en Zeger Malfait de Gilde der West-Vlaamse Gebroeders op, met Sint-Lutgart als patrones. Hun 'stemme' was eerst de 'Almanak' en daarna de 'Vlaamsche Vlagge'. Vanaf 2 december 1871 had Duclos de redactie van 'Rond den Heerd' in handen en ook hij besefte de nood aan een meer uitgebreide opstelraad. Hij riep in november 1873 enkele bekenden uit het Brugse bijeen. Na drie maanden op 14 februari 1874 was het statuut of wet voor de ‘Gilde van Sinte Luitgaarde’ klaar. De St.-Luitgaardegilde hield vier algemeene vergaderingen : in 1874, 1876, 1877 en 1878. Pieter Baes is griffier geweest gedurende de bloeitijd van de Gilde van Sinte Luitgaarde. Na zijn verwijdering uit Brugge in 1879 kwijnde de gilde weg.
Datering1874
Links[odis]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelIk heb u kind gekend
PublicatieGedichten, Gezangen en Gebeden (Verzameld dichtwerk, deel II), p. 119

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelGedichten, gezangen en gebeden. Een schetsboek voor Vlaemsche studenten.
Links[gezelle.be]
TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelMorgenschemer Gedichten van Eugeen van Oye: 1856 - 1870
AuteurEugeen Van Oye
Datum1874
PlaatsOostende e.a.
UitgeverF. Claassen

Titel25/06/1874, Brugge, Adolf Juliaan Duclos aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKoen Calis; Universiteit Antwerpen, Duclos Adolf Juliaan aan Gezelle Guido, Brugge (Brugge), 25/06/1874 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderDuclos, Adolf Juliaan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum25/06/1874
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 212x136
wit, gelijnd
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5013
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11328
Inhoud
Incipit't Is wel van Eug. VOye! Gij kent
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.