Wij hebben altemaal vele voldoening gehad als wij hoorden welke stof gij gekozen hebt om te behandelen[1]
Volgens ’t nieuws dat ons van alle kanten toekomt en ingezien de stoffen die er zullen besproken worden, mogen wij verhopen dat onze vergadering van groot nut zal wezen en er ongetwijfeld verschilligen opwekken zal om meer & meer met fellen moed voor de zake te werken.
Bij eenige dagen zal u een 2de brief van den raad geworden met nadere bepaling aangaande de vergadering[2]
Ik zend u hierbij de 2de Critike [3]van Nollet, zij staat bl. 326. Zij zoo goed zonder uitstel uwe bemerkingen naar M De Bo te zenden, opdat hij zoo’t noodig is, nog ’t een en ’t ander zou kunnen verbeteren of bijvoegen in zijne aanstaande antwoorde.p2De reden waarom ik u de Toekomst niet eerder heb kunnen zenden, ’t is dat Mr. Meersseman ze van doen, had om alle noodige uittreksels te nemen, voor eene verhandeling over ’t westvlaamsch.
Nu ’t is de numero van Mr. Duclos die k hier zende.
De brieven zijn reeds toegekomen aan MrMr. Vande Kerckhove, Soenens, Goormachtig. Indien gij die Heeren moest zien, ’t ware wel peize ik van hun te zeggen dat zij zonder uitstel hunne aanveerdingsbrief zouden zenden.
Ik eindig met hetgeen waarmeê gij begint.
De Friesche idioticon of beter het Algemeen Nederduitsch & friesch Dialecticon van J. Winkler en heb ik niet in eigendom. Ik heb aleen het exemplaar van Mr. Vanhaecke.
Nogtans Mr. Duclos heeft gezeid dat hij dat werk zou koopen en dan zal ik vragen dat hij het u zoo gauw mogelijk zou zenden.
Intusschentijd schrijf ik hier nogp3eenige reken uit de voorrede van den schrijver[4]
“ongetwijfeld zal men mij de opmerking maken dat de taal waarin ik dit boek, den eigenlijken tekst van dit boek geschreven heb, niet zuiver hollandsch is. Men zal er mij zelfs een verwijt van maken ..... In zoo verre men met die aanmerking wil te kennen geven dat de taal waarin ik dit boek schreef, niet goed nederduitsch is, zal ik er met alle macht tegen opkomen. Wil men er mede te kennen geven dat mijne taal niet provinciaal Hollandsch is, niet zuiver geijkt nederlandsch is, dan heb ik er alle vrede mede. Inderdaad, hollandsch schrijven kan ik niet; ik zou het ook niet willen, evenmin als ik mijne pen bedwingen wil om de geijkte nederlandsche boeketaal te schrijven. Wat mijne tong niet spreekt, zal mijn pen niet schrijven. De Hollanders matigen zich in de Nederlanden alles aan, ook de alleenheerschappij over ons aller nederlandsche, liever nog nederduitsche taal. Niet alleen dat p4reeds sedert ruim twee eeuwen, in geheel Noord-Nederland, langzamerhand de algemeene schrijftaal al meer en meer op de hollandsche leest is geschoeid geworden; neen, maar tegenwoordig wil men aan de niet-hollandsche Nederlanders niets meer of minder dan de hollandsche tongval als de eenige zoogenoemde beschaafde uitspraak der nederlandsche taal, als het eenige, het onfeilbare, het eenige geijkte Nederlandsch opdringen ..... Nu ik laat aan de Hollanders gaarne die domme aanmatiging, maar voor hun hollandsche taal bedank ik vriendelijk. Met even veel recht als de Hollander hollandsch schrijft, kan de Groninger groningsch, de Gelderschman geldersch, de brabander brabantsch schrijven, want zoo wel het eene als het andere is goed nederlandsch. Maar geen Groninger, geen Gelderschman, geen Brabander zal zoo dwaas zijn. ’t Zou een torenbouw van Babel worden. Daarom is’t goed dat alle nederlanders zich aan eene algemeene nederlandsche schrijftaal houden (van eene spreektaal gewaag ik niet) maar dit algemeene nederlandsch mag niet uitsluitend hollandsch zijn. Neen, maar in dit nederlansch[5] moet even goed plaats zijn voor de eigenaardigheden van alle andere nederlandsche tongvallen, voor zooverre als die door alle Nederlanders worden verstaan en begrepen.”