Gisteren was ik te Leuven in de vergaderinge van het Davidsfonds. Sprake was er van U en lof en eere daarbij, en daar men boeken en boekskes vroeg, stelde mynheer Fr. DePotter[1] vooren de Kerkhofbloemen[2] te drukken, en zei, met zijn twee arms[3] in de lucht, wat hij er al in gevonden had, en Mr Claeys van Snt Niklaeis declameerde geheele blaren[4] van buiten. Onthouden hebbende wat ge mij dikwyls gezeid hebt, heb ik verzekerd dat gij aan geenen eigendom en hieldt[5] en zoo zal die oude gedachtenis van poësis[6] gezonden worden naar de 3621 leden van het p2Davidsfonds, is 't dat gij mij mijn woord niet en doet opeten[7] Schrijft ge mij morgen of overmorgen geen antwoorde, ik zal peizen dat alles wel is, in laten doen[8]
p1
Rousselaere, Vrijdag avond
Eerweerde Heer en vriend
Biede U mijnen besten groet in Christo
Hugo Verriest
Noten
[1] Zowel De Potter als Claeys waren lid van de Koninklijke Vlaamse Academie.
[2] In de eerste druk van 1858 krijgt het gedicht de titel ”Kerkhofbloemen”. Vanaf de tweede druk wordt het ”Kerkhofblommen”
[3] met zijn twee armen gesticulerend
[4] hele bladzijden
[5] dat u aan eigendomsrecht niet zoveel belang hecht
[6] Verriest verwijst naar de aanleiding voor het schrijven van Kerkhofbloemen. “Geplukt en bewaard ter nagedachtenis van zaliger Mijnheer Eduard Van Den Bussche, geboren te Staden, in West-Vlanderen op den 10 Januarij 1840, student in Poësis … in ’t kleen Seminarie te Rousselare, overleden op zijne geboorteparochie, den 3 van Mariamaand, in ’t jaar O.H.J.-C. 1858.”
poësis: voorlaatste jaar van de klassieke humaniora
[7] tenzij u mij verplicht, mijn toezegging in te trekken
[8] ik zal ervan uitgaan, dat u het goedvindt, dat het (Davidsfonds) de toestemming krijgt en dus voort mag doen.