Uwen brevier zende of brenge ik weder in 't korte.
Fonteyn wilde met een deel Dichtoefeningen[1] eenige inschrijvers gerieven. Ik heb hem geschreven dat hij ze eerst al moest gereed maken en verzenden naar Jul Demeester[2] maar dat wij, ik en gij, eenen boek verwachtende waren[3]
Het derde deel[4] zende ik U vandage. Of die stukken nog moeten van plaatse veranderen en altemale[5] aanveerd zijn, en weet ik niet.
't Voorblad van de Dichtoefeningen en is niet schoone en, me dunkt, zou moeten veranderd zijn voor de drie volgende volumen. De name[6] staat wel, maar het woord "Dichtoef" komt te leege en de letter zou moeten veel minder zijn, minder als de name. Zwarte kader, zwarte freule[7] in t midden, en p2de name van den drukker zouden moeten weg blijven[8] Staan op die 66 bladz ook de gedichteen gerijmde blommen[9] zoo[10] wij overeen gekomen waren? Ik hebbe voorzeker[11] aan U of aan hem, de Kerkhofblommen gegeven met al de kleene dichtjes daarachter gedrukt en geschreven.
Ik zende brief naar J Demeester en in drie vier dagen ontvangt gij nieuwen brief of mijnen persoon