<Resultaat 526 van 2074

>

p1
Eerweerde en zeer Geleerde Heere!

Nos 1, 2 en 3[1] van uw zeer gewaardeerd maandblad heb ik thans ook ontvangen, zoodat ik 't reeds verschenene daarvan thans voltallig bezitte - en tevens ontving ik uw hoog geschat schrijven[2] voor beiden mijn hertgrondigen dank!

Het verheugt me dat ik uwe vrage[3] naar St- Ontkommer's polder beantwoorden kan. Die polder bestaat nog heden ten dage in de provincie Noord-Brabant, gemeente Steenbergen. Steenbergen is een kleine stad, benoorden Bergen-op-Zoom gelegen. De St- Ontkommerspolder heet ook wel Rubeerpolder, en, door misverstand van den oorspronkeliken naam, ook wel St- Omkommerspolder. Als St-Ontkommerpolder staat hij vermeld in P. H. Witkamp's Aardrijkskundigp2Woordenboek van Nederland[4] - St- Ontk.'s polder werd ten jare 1482 door Grave Engelbrecht van Nassau[5] als Baron van Breda, bedijkt; hij is nu 324 bunders[6] groot.

Dat de geslachtsnamen Gosens, Goossens en Goesens in eenig verband zouden staan met goes = gans[7] moet ik U blijven bestrijden. Gosen en Goossen (beide formen komen voor; de volksuitspraak eischt duidelik de form Goossen) zijn als mans-doopnamen hier nog in volle gebruik, en anders niet dan verbasteringen van den vollen oud-dietschen name Gosewijn, Godswin, zoo als d'hedendaachsche formen Jan, Klaas, Piet en Hein hollandsche verbasteringen zijn van de volle namen Johannes, Nicolaas, Petrus en Hendrik. Aan 't eene en is zoo min twijfel als aan 't andere. Oudtijds schreef men ook Goesen en Goessen, in plaats van Gosen en Goossen. Dat sprak men lijkwel niet uit met den hedendaachschen hollandschen oe = hoogduitschen ǔ-klank (fransch ou), maar die e diende slechts om de o te verlengen, ietwat slepende te maken. Enp3de geslachtsnamen Gosens, Goossens, Goessens en zijn nu gantsch gewis anders niet als patronymika[8] in den form van genitivi[9] van dien mansnaam, en beteekenen eenvoudig; Goossens zone, Godwin's sone. - Zoo deze mijne meening U daartoe belangrijk genoeg voorkomt om ze in uw Loquela af te drukken[10] ik heb daar niet op tegen. En zoo moocht Ge ook geerne handelen met alles wat ik U misschien, in taalkundig opzicht, in 't vervolg schrijve. Zoo't U kan dienen, mij zal 't lief zijn.

Naar Sinte Holpe[11] zal ik zoeken. Ik betwijfel echter of ik daar van iets zal vinden of hooren. De "Sinten" zijn bij ons volk in Friesland en Holland gantsch en gaar[12] in 't vergeetboek gerocht.

Zoo veel in mijn vermogen staat zal ik volgeerne, waar ik kan, uw Loquela met lof noemen en vermelden - want het verdient dat. Ik zal het aankondigen in De Navorscher[13] en in 't Korrespondenzblatt des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung[14] van deze twee tijdschriften benp4ik medewerker. Ik zal doen wat ik kan. Overigens denk ik: "Goede wijn behoeft geen krans" en Loq: zal haar eigen weg wel vinden, ook in Noord-Nederland - en wel in d'handen komen waarin 't behoort.

Dat overigens over 't geheel genomen, de vlaamsche geschriften zoo weinig gekend zijn in Noord-Nederland, dat is enkel de schuld van uwe zoogenoemde boekhandelaars. Dat en zijn geen ware boekhandelaars, geen uitgevers, geen wetenschappelike mannen, lijk als veelal hier 't geval is, dat zijn geen hulpen en steunen van de schrijvers - neen, dat zijn maar boekverkoopers, zoo als de krudeniers stroop en suiker, edik[15] en olie verkoopen. Ze staan in geen verbinding met de Noord-Nederlanders en Duitschers, neen - maar ze volgen de Franschen. Als ik een boek uit Berlijn op behaag[16] wil zien - wel! ik vraag 't hier aan mijn boekhandelaar en 'k heb het in twee of drie dagen. Uit Belgien kan men geen blad papier krijgen, 't en zij dat men zelf heen ga en koope 't. Van de Franschen en wil ik niet eens spreken. -

Met hertelike groetenisse en een trouwen handdruk.
Uw
Johan Winkler.

Noten

[1] Loquela: 1 (Meiavond 1881) 1; Loquela: 1 (Wiedmaand 1881) 2; Loquela: 1 (Hooimaand 1881) 3
[3] In zijn vorige brief (25/08/1881, Kortrijk) vroeg Gezelle zich af of Winkler hem iets zou kunnen vertellen over de geschiedenis van de heilige Sint-Ontkommer en de locatie van de zogenaamde Sint-Ontkommerspolder.
[4] Foutief vermeld door Witkamp als st. Omkommerpolder: Pieter Harme Witkamp. Aardrijkskundig Woordenboek Van Nederland. Tiel: Mijs, 1877, p.923
[5] Voorname Brabantse edelman binnen het Bourgondische rijk in de 15e eeuw.
[6] Oude eenheid van grondoppervlakte. Één bunder kwam meestal overeen met een oppervlakte iets groter dan een hectare, maar dit verschilde van regio tot regio.
[7] Gezelle schreef dit in zijn artikel Gans Gens Gins. In: Loquela: 1 (Oestmaand 1881) 4, p.25-32. Ook in zijn vorige brief aan Winkler (25/08/1881, Kortrijk) liet hij deze mogelijkheid open: ”Ik aanzie Goosens, Goesens als kunnende bestaan hebben als spot- en lapname”. Hij vermeldde hetzelfde nog eens in Loquela: 1 (Bamesse 1881) 6, p.44)
[8] patroniemen: familienamen die afgeleid zijn van de voornaam van de vader
[9] De genitief wordt gebruikt om een bezitsrelatie uit te drukken.
[10] Tegenkomsten brieven etc. In: Loquela: 1 (Bamesse 1881) 6, p.44-45. Gezelle markeerde op deze brief begin en einde van het te publiceren citaat (”Dat de geslachtsnamen“ tot ”Godwin’s zone.”) met een blauw potlood. Hij heeft in Loquela ’aa’ veranderd naar ’ae’.
[11] De vraag naar meer informatie over Sinte Holpe werd in een eerdere brief (25/08/1881, Kortrijk) aan Winkler gesteld door Gezelle. Dezelfde vraag verscheen in Loquela: 1 (Pietmaand 1881) 5, p.40: N° 20.
[12] helemaal, totaal
[13] Vermelding van Loquela zie: J. Winkler, Geschiedenis der Letterkunde. In: De Navorscher: 31 (1881) p.560-561
[14] Vermelding van Loquela zie: J. Winkler, Loquela. In: Korrespondenzblatt des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung: 6 (1881) 7, p.73-74
[15] azijn
[16] naar mijn keuze, naar mijn behagen

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Naam - plaats

NaamHaarlem
NaamSteenbergen
NaamBergen-op-Zoom
NaamBerlijn

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelAardrijkskundig Woordenboek Van Nederland
AuteurWitkamp, Pieter Harme
Datum1877
PlaatsTiel
UitgeverMijs
TitelDe Navorscher. Tijdschrift, Een middel tot gedachtewisseling en letterkundig verkeer tusschen allen die iets weten, iets te vragen hebben, of iets kunnen oplossen (periodiek)
AuteurLeendertz, P.; e.a.; Winkler, Johan (medewerker)
Datum1851-1960
PlaatsAmsterdam
UitgeverFrederik Muller
TitelKorrespondenzblatt des Vereins für Niederdeutsche Sprachforschung (periodiek)
AuteurWinkler, Johan (medewerker)
Datum1876-
PlaatsHamburg
UitgeverDer Verein

Titel30/08/1881, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurSofie Meneve; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum30/08/1881
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 1: Inleiding en brieven (1881-1883) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.31-33
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x134
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5209
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11510
Inhoud
IncipitNos 1, 2 en 3 van een zeer ge-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.