Nos 1, 2 en 3[1] van uw zeer gewaardeerd maandblad heb ik thans ook ontvangen, zoodat ik 't reeds verschenene daarvan thans voltallig bezitte - en tevens ontving ik uw hoog geschat schrijven[2] voor beiden mijn hertgrondigen dank!
Het verheugt me dat ik uwe vrage[3] naar St- Ontkommer's polder beantwoorden kan. Die polder bestaat nog heden ten dage in de provincie Noord-Brabant, gemeente Steenbergen. Steenbergen is een kleine stad, benoorden Bergen-op-Zoom gelegen. De St- Ontkommerspolder heet ook wel Rubeerpolder, en, door misverstand van den oorspronkeliken naam, ook wel St- Omkommerspolder. Als St-Ontkommerpolder staat hij vermeld in P. H. Witkamp's Aardrijkskundigp2Woordenboek van Nederland[4] - St- Ontk.'s polder werd ten jare 1482 door Grave Engelbrecht van Nassau[5] als Baron van Breda, bedijkt; hij is nu 324 bunders[6] groot.
Dat de geslachtsnamen Gosens, Goossens en Goesens in eenig verband zouden staan met goes = gans[7] moet ik U blijven bestrijden. Gosen en Goossen (beide formen komen voor; de volksuitspraak eischt duidelik de form Goossen) zijn als mans-doopnamen hier nog in volle gebruik, en anders niet dan verbasteringen van den vollen oud-dietschen name Gosewijn, Godswin, zoo als d'hedendaachsche formen Jan, Klaas, Piet en Hein hollandsche verbasteringen zijn van de volle namen Johannes, Nicolaas, Petrus en Hendrik. Aan 't eene en is zoo min twijfel als aan 't andere. Oudtijds schreef men ook Goesen en Goessen, in plaats van Gosen en Goossen. Dat sprak men lijkwel niet uit met den hedendaachschen hollandschen oe = hoogduitschen ǔ-klank (fransch ou), maar die e diende slechts om de o te verlengen, ietwat slepende te maken. Enp3de geslachtsnamen Gosens, Goossens, Goessens en zijn nu gantsch gewis anders niet als patronymika[8] in den form van genitivi[9] van dien mansnaam, en beteekenen eenvoudig; Goossens zone, Godwin's sone. - Zoo deze mijne meening U daartoe belangrijk genoeg voorkomt om ze in uw Loquela af te drukken[10] ik heb daar niet op tegen. En zoo moocht Ge ook geerne handelen met alles wat ik U misschien, in taalkundig opzicht, in 't vervolg schrijve. Zoo't U kan dienen, mij zal 't lief zijn.
Naar Sinte Holpe[11] zal ik zoeken. Ik betwijfel echter of ik daar van iets zal vinden of hooren. De "Sinten" zijn bij ons volk in Friesland en Holland gantsch en gaar[12] in 't vergeetboek gerocht.
Zoo veel in mijn vermogen staat zal ik volgeerne, waar ik kan, uw Loquela met lof noemen en vermelden - want het verdient dat. Ik zal het aankondigen in De Navorscher[13] en in 't Korrespondenzblatt des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung[14] van deze twee tijdschriften benp4ik medewerker. Ik zal doen wat ik kan. Overigens denk ik: "Goede wijn behoeft geen krans" en Loq: zal haar eigen weg wel vinden, ook in Noord-Nederland - en wel in d'handen komen waarin 't behoort.
Dat overigens over 't geheel genomen, de vlaamsche geschriften zoo weinig gekend zijn in Noord-Nederland, dat is enkel de schuld van uwe zoogenoemde boekhandelaars. Dat en zijn geen ware boekhandelaars, geen uitgevers, geen wetenschappelike mannen, lijk als veelal hier 't geval is, dat zijn geen hulpen en steunen van de schrijvers - neen, dat zijn maar boekverkoopers, zoo als de krudeniers stroop en suiker, edik[15] en olie verkoopen. Ze staan in geen verbinding met de Noord-Nederlanders en Duitschers, neen - maar ze volgen de Franschen. Als ik een boek uit Berlijn op behaag[16] wil zien - wel! ik vraag 't hier aan mijn boekhandelaar en 'k heb het in twee of drie dagen. Uit Belgien kan men geen blad papier krijgen, 't en zij dat men zelf heen ga en koope 't. Van de Franschen en wil ik niet eens spreken. -