<Resultaat 549 van 2074

>

p1

Brugge, den 19 Januari 1882.

Weerde Heer Gezelle,[1]

Ziehier wat Verschelde, op blz. 127 van zijn werk “Etude sur les noms des rues & des maisons de la ville de Bruges”, aangaande ‘t Minnewater zegt:

“Cette espèce de bassin fut creusé[2] à la même époque que le canal de Bruges à Gand, c’est-à-dire en 1382. On a beaucoup discuté sur la signification de ce mot, que l’on a souvent traduit par: lac d’amour. Nous croyons qu’il provient de l’ancien verbe flamand mennen qui, selon Kiliaen, signifie: Ducere, agere, vehere, minare; en français: mener. Le passage que l’on établit sur les fossés pour permettre l’accès des chariots aux terres cultivées, se nomme encore mennegat, que l’on prononce aussi minnegat, en certains endroits. Le minnewater serait donc le bassin qui mène les eaux du canal de Gand dans l’intérieur de la ville.”

Tot daar Verschelde.p2Weze hier nog bijgevoegd dat er voordezen[3] te Brugge twee zulke minnewaters moeten bestaan hebben, uitwijzens[4] de Inventaire van Gilliodts-Van Severen, deel II, blz. 8 en 292; dit ander minnewater was nabij de Speipoorte[5] gelegen en maakte de coupure uit tusschen stadswal en de vaart van Damme; even als er later, in 1717, in het zuiden der stad, eene wezentlijk-zoo-genaamde[6] coupure “gedaan” werd van aan ‘t IJzeren hekken[7] tot tegen de Meulenbrug, met hetzelfde oogwit[8] als vroeger, in 1382, geschiedde voor “tbreede watere bi den Wyngaerde” (Gilliodts, introduction, blz. 422). - Over dat noordelijk minnewater was er, door de stad Damme in 1351 eene nieuwe brugge geleid, welke zij beloofde te slechten op eerste aanzoek vanwege de stad Brugge. Die brug, zegt Gilliodts (II, 292), was gevestigd op de plaats der oude “minne brucghe, had eene breedte “van twalef voeten breet” en lag reis[9] met de aanpalende straten: “niet hooghere danne nu die straten an beden ziden van den ghedelve zyn reis a reis.”

Mennen, menen is wel ‘t zelfde als fransch mener: daarvan is: een peerd mennen (conduire) een nog levend bewijs; maar het fransche conduire = menen, minnen, op waterloopen toegepast, is er ook nietp3te minder om in gebruik: un conduit d’eau is alweder hetzelfde, en de groeve langs waar men alzoo het water conduiseert mag ook wel een weg, of ten minste een wegel heeten, en onze ouden van dagen weten – in Brugge toch – het woord waterwegel te noemen, als zij spreken van bleekerijgrachten bijv. - Ik schreef op het einde der vorige alinea het woord ghedelf, dat hier alweder een synoniem van ‘t fransche coupure is. Dit blijkt, volgens mij, uit het opschrift zelve van den saarter[10] van 1351: “hoe dat die van Damme of zijn sculdich te doene de brucghe die over tghedelf gaet”. Bemerk daarbij de constructie van den volzin: “of zijn sculdich te doene ...” en hoe die brugge over ‘t gedelf ghaet = fransch conduit, mène - en ons op een nieuw over eenen watergang = fransch voie d’eau brengt of liever geleidt over de leede, de lee, de leye, enz. enz, zelfs over de leebrugge en de Yperleet en de Brugsche Reye, met verspring van l = r, tot aan de groote voie navigable en de mene (fransch pas, passage) van Calais en waar weet ik al!

Nu over menschen die in Frankrijk, op hunne manier, met een vlaamsch Geldbeen uitgaan om te schooien: p4In Victor Hugo’s Notre Dame de Paris; Hetzel, 1870, blz. 46, kolom 1, lees ik onder andere nopens de schooiers en fielten[11] die de Cour des Miracles bewoonden:

“Au rebours, c’était un mâlingreux[12] qui préparait avec de l’éclaire et du sang de boeuf sa jambe de Dieu du lendemain”.[13]

Dit komt, meen ik, in zin en uitbeelding volkomen met “e gel(d)been” uit Kortrijk en omstreken overeen.[14] Ziedaar dus een woord dat geijkt is en – den doop van Parijs ontvangen heeft[15] als[16] is ‘t dat weder[17] Littré noch Bescherelle het geboekstaafd hebben.

Geerne genoeg hadde ik hier eene lijst opgemaakt van de varianten waaronder menen, mener, minare, enz.[18] in de Europeesche talen voorkomen; maar dit ware tijdverlies voor mij en een werk afnemen dat toekomt aan Hem[19] wiens toegenegen dienaar hier zijnen naam zet:

Karel Deflou

Noten

[1] De brief is een reactie op Loquela: 1 (Alderheiligen 1881) 7. Op p.54 komt “Minnewater” aan bod en op p.49 “Geldbeen”. Zie ook brief van K. Deflou aan G. Gezelle van 26/02/1882.
[2] Sic: creusée.
[3] Vroeger, voorheen.
[4] Blijkens, zoals blijkt uit.
[5] Een van de drie stadspoorten waaruit het middeleeuwse poortcomplex aan de huidige Brugse Handelskom bestond, de plaats waarlangs schepen al heel vroeg de Brugse binnenstad invoeren. De Speipoort stond aan het einde van de Potterierei met uitweg naar Damme. (Inventaris Onroerend Erfgoed).
[6] Werkelijk zo genoemde.
[7] Afsluiting die taksontduiking van het scheepvaartverkeer moest voorkomen bij de dam die tot 1857 de vaarweg van de Coupure richting de Kruispoort afsloot.
[8] Doel, oogmerk (vgl. Engels bull’s eye).
[9] Evenwijdig. Dit woord bestaat nog in het West-Vlaams: De snaeren loopen reyze met ‘t bovenblad van ‘t instrument. De gracht ligt reyze met dienen blenden meur.
[10] (1250-1500) charter, oorkonde, officieel stuk dat een formele verklaring of overeenkomst bevat. Ook in de betekenis van plechtige belofte (WNT).
[11] Persoon van laag allooi, bedrieger, schurk, recenter ook iemand die anderen op laaghartige en sluwe wijze kwaad berokkent zonder strafbaar te zijn (WNT).
[12] De a van malingre en malingreux heeft geen ^ (Petit Robert)
[13] Vertaling (Johan Van Eenoo): Het was daarentegen een ziekelijk uitziende man die met stinkende gouwe en ossenbloed zijn bedelbeen klaarmaakte voor de volgende dag.

Gezelle publiceerde dit fragment in: Zantekoorn. In: Loquela: 1 (Oostermaand 1882) 12, p.89: “GELDBEEN , z. L. n° 2. 14 , n° 7. 49. “Au rébours, c'était un malingreux qui préparait avec de l'éclaire et du sang de boeuf sa jambe de Dieu.” Zegt Victor Hugo, Notre-Dame de Paris, Hetzel, 1870, bl. 46a. De geleerde zender van dezen uittrek herkent, met recht dunkt het mij, in jambe de Dieu, Loquela's geldbeen, en zegt daarbij dat hij jambe de Dieu in Littré en Bescherelle vruchteloos gezocht heeft gezocht”.

[14] De eerste vraag i.v.m. geldbeen stelde Gezelle in: Loquela: 1 (Wiedmaand 1881) 2, p.14: ”N.° 17. Waarom heet men, te Kortrijk, het been van iemand die mank of met een spakke gaat een geldbeen? — Ne vein med e gelbeen”
[15] Zelfs in Parijs bestaansrecht gekregen heeft.
[16] Moet zijn: al is ’t dat = zelfs als.
[17] Eerste deel van het woordpaar weder – noch = hedendaags noch - noch, zoals ook nu nog in het Duits weder - noch (Es gab weder Kinder noch Erwachsene in diesem Haus, nur ältere Leute).
[18] Hier ontbreekt het woordje die.
[19] Guido Gezelle.

Register

Correspondenten

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVerschelde, Karel
Datums° Brugge, 15/06/1842 - ✝ Brugge, 30/11/1881
GeslachtMannelijk
Beroeparchitect; historicus; gemeenteraadslid
BioKarel Verschelde was een Brugs architect, gemeenteraadslid en auteur met een grote historische interesse. Omwille van zijn zwakke gezondheid kon hij zijn studies aan het Sint-Lodewijkscollege niet vervolmaken. Principaal Emiel Minne steunde hem om de richting van de Brugse architectuur te kiezen. Zo werd hij een vroeg promotor van monumentenzorg en de neogotische bouwtrant in de sfeer van het katholiek reveil. Hij publiceerde onder meer over de Sint-Salvatorskathedraal, architectuurgeschiedenis, monumentenzorg en straatnamen. Hij was bestuurslid, bibliothecaris, penningmeester en secretaris van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. Samen Gezelle was hij medeoprichter van de Société Archéologique de Bruges. Hij werd ook lid van Duclos’ de Gilde van Sint-Luitgaarde. Hij correspondeerde met Gezelle en Duclos en werkte mee aan Rond den Heerd en Edward Gailliards La Plume.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamDamme
GemeenteDamme
NaamGent
GemeenteGent
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamParijs
NaamCalais

Titel - ander werk

TitelDictionnaire de la langue française
AuteurLittré, Emile
Datum1863
PlaatsParis
UitgeverHachette et Cie
TitelEtude sur les noms des rues & des maisons de la ville de Bruges
AuteurVerschelde, Karel
Datum1876
PlaatsBruges
UitgeverDe Zuttere
TitelNotre Dame de Paris
AuteurHugo, Victor
Datum1870
PlaatsParis
UitgeverHetzel
TitelInventaire des archives de la Ville de Bruges
AuteurGilliodts-Van Severen, Louis
Datum1871-1885
PlaatsBrugge
UitgeverEdward Gailliard
TitelEtymologicum Teutonicae linguae sive dictionarium Teutonico-Latinum
AuteurKiliaan, Cornelis (van Kiel, Cornelis)
Datum1599
PlaatsAntverpiae
Uitgeverex officina Plantiniana, apud Ioannem Moretum
TitelDictionnaire national; ou, Dictionnaire universel de la langue française
AuteurBescherelle, M.
Datum1873
PlaatsParis
UitgeverGarnier frères

Titel19/01/1882, Brugge, Karel Deflou aan [Guido Gezelle]
EditeurJohan Van Eenoo
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDeflou, Karel
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum19/01/1882
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef.
Gepubliceerd inklein fragmentje in: Loquela. - (Oostermaand 1882) 12, p.89
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x135
wit, vierkant geruit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 4 stukken tekst met purperen inkt doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5224
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11526
Inhoud
IncipitZiehier wat Verschelde, op blz. 127 van zijn werk
Samenvatting i.v.m. vraag in Loquela over "geldbeen" (Loquela. - (Wiedmaand 1881) nr. 2, p.14: "N.° 17); verder reactie over geldbeen en Minnewater op Loquela. - (Allerheiligen 1881) nr. 7, p.49, 54
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; Frans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.