Dank voor 't kijkje dat Gij me gegeven hebt op de leuvensche overzetting[1] Hoe leelijk grof moet toch dat brabantsch klinken in onze kiesche[2] vlaemsche[3] en friesche ooren!
Het verheugt mij bizonder dat Gij die friesche versjens[4] zoo spoedig en zonder moeite verstaan hebt, en in 't vlaemsch overgezet. En niet aleen dat Gij volkomen goed de beteekenis, de zin der versjens hebt gevat, ook de woorden hebt Ge allen verstaen en getrouwelik weergegeven. "Dreage molke", en is niet "drooge" melk, maar (af)[5](ge)drage(ne) melk, daar de room afgedragen (hoogduitsch abgetragen), of, lijk gij-liên[6] spreekt afgedregen is. Droog is in 't friesch niet dreag , maar droeg, droech. Maar de bedudenis is ontroomde melk, gelijk Gij zeer goed begrepen hebt. Ook en beteekent "in myld juwn" niet juist: in mild geven, lijk Gij vertaelt, maar: en mild gegeven. Dat wij 't voorvoegsel ge niet en hebben voor onze verledenep2deelwoorden, zoo min als onze volle neven, d'Engelschen, doet Hollanders en Vlamingen, Neder- en Hoogduitschers deze woorden dikwijls voor "onbepaalde wijzen" aanveerden, en maakt hen 't spoor bijster. Geven (infinitivus) is jaen; gegeven is juwn, joen.
Gij hebt wel gemist met het aantal der postzegelkens die Ge op uwe laetste zende hebt geplakt. Het waren er maer vier, en 't moeten er vijf zijn, want de goedkoopste zende drukwerk van hier naar Zuid-Nederland is 2 1/2 van onze centen, en dat zijn er minstens 5 van de uwen. Niettemin, ik en heb geen ongeld behoeven te betalen - men schijnt het aan 't postkantoor niet te hebben bespeurd.
Als ik het volgende jaer 't geluk zal hebben bij U te zijn[7] zal ik U een voorstel doen, en d'uutvoering daervan met U bespreken. Te weten over een gedachte die heden nacht bij mij opkwam, dat wij samen een opstel moeten schrijven, een samenspraek[8] in volksaerdigen form, tusschen een Vlaming en een Fries, over tael en tongvallen, boeketael en gouspraken[9] over Nederlandsch en Hollandsch, Vlaemsch en Friesch, kort en zakelik, zonder p3geleerdheid - Gij in 't vlaemsch en ik in 't friesch.[10] Zouden wij dat niet goed kunnen doen, en zou dat niet heilzaem zijn der zake die wij beiden dienen? Laet er uwe gedachten eens over gaen.
P.S. Zie hier, als bladvulling, nog een gedicht van Gysbert Japicx, omstreeks de helft der 17e eeuw, uitgegeven 1654; in de meening dat het U niet onwelkom zijn moge. Laet het tweede vers uw priesterlik herte niet ergeren! - Ik wensch niemand te grieven, en Gy zult niet kleingeestig zijn, en stooten U hier aen.
"Lân-geanne oef frieske freugde oer it ynnimmen fenne sted Hulst; mei de skansen dear by om. (Wyse: "Polyphemus aen de strande",)[11]
Lit ûs nu reis frolik sjonge,
Ald end jonge,
Oer de wolfeart fen ûs lân:
Hulst mei skansen, bûte-wirken,
Hûsen, tsjerken,
Falt sîn Heachheit ynne hân.
_
'T heele lân fen Waes is ûsers,
Romm', Ketûsers,
Jesuwiten, Moeints end Paep!
p4
In forsorret,
Spaenjen's bloed-rie, Romen's kaep.
_
Nu wol 't mei Antwerpen knîpje,
Nu môt pîpje
Gint end Bregge allîk en mûs.
Giel-eag, mei sîn fûle raenjen,
Môt nei Spaenjen,
Mei de stirt în ears nei hûs.
Flaemske fammen, Bet end Kalle!
AEf wa'r galle
Oer geweld, kreft end oerlest,
Sille freamde slavernye
Naet mear lye
As dit keal-moar bret farnest.
Flaendren môt mei ûs forienje(.)[12]
Dat scoe tjienje
T'herre best; den folget nei
Brabân, end wa dear oars binne
Dy birinne
Mase, Skelde, Lieve end Lei.
Den scil't lân net meer forwoastje,
Den môt roastje
't Godleas swird (ald-sûnde pleag),
Den wirdt speetse end restinge hinge
Ynne swinge
Rûg bisponnen în it reag.
'T lân, în free, scil d'holle oplûke
Ûtte foeke
Fen dy bloed-hûn, Yber-fald.
'T scil florearje, 't scil forrîkje,
Ja, 't scil lîkje
Riu nei d'alde, goune wrald.
Jouw Oraenjen, ljeave Heare!
Disse eare
Dat hy ûs de free bifiucht;
Dat wy Dy dear lof for siunge,
Ald end jonge,
From, ienfaldich, sliacht end riucht.[13]
(.) Wat zegt Gij van den frieschen dichter, die rond 1640 reeds zong:
Vlaenderen moet met ons vereenigen!
_____
Frederik Hendrik, prins van Oranje-Nassau, stadhouder der vereenigde nederlandsche gewesten, veroverde de stad Hulst in Vlaenderen op de Spanjaerden, in 16..?[14] Sedert is Hulst met de kriten[15] daar rondom, als een deel van 't Land van Waes[16] bij Noord-Nederland gebleven. Maar de hoop des dichters, de blijde hope dat Antwerpen, Gent en Brugge, geheel Vlaenderen en Brabant, zouden volgen, werd niet bewaerheid.p5
Land-blijdschap[17]
of
friesche vreugde
over het innemen van de stad Hulst, met de Schansen daar by om.
Laat ons nu eens vroolik zingen,
Oud'(en) en jongen,
Over de welvaart van ons land:
Hulst met schansen, buitenwerken,
Huizen, kerken,
Valt Zijn Hoogheid in de hand.
_
'T (ge)heele land van Waas is onzes (het onze)!
Ruimt, Karthuizers,
Jesuiten, monnik en paap
'T altijd groene Hulst. 2a Nu (ver)dort
En verdroogt 2b
5 Spanje's bloedraad, Rome's kaap.
_
Nu wil (zal)'t met Antwerpen knypen,
Nu moet pypen
Gent en Brugge al(ge)lijk een muis.
Geeloog 3a, met zijn vuile ranken 3b
Moet naar Spanje,
Met den steert in eers naar huis.
p6Vlaamsche maagden, Bet en Kalle,
Of wie daar klaagde
Over geweld, (ver)kracht(ing) en overlast,
zullen vreemde slavernij
Niet meer lyden,
Als dit half-moor 4 (ge)broed(sel) vernest. 5
_
Vlaanderen moet met ons vereenigen
Dat zou dienen (dienstig, nuttig, zijn),
Tot zijn (hunlieden) best; dan volgt na
Brabant, en wie daar anders (meer nog) zijn,
Die beloopen (beloopen worden, bevloeid worden)
Mase, Schelde, Lieve en Lei.
_
Dan zal 't land niet meer verwoesten (verwoest worden)
Dan moeten roesten
'T godloos zweerd, (oude zonde-plaag)
Dan wordt spiets en rusting (op)gehangen.
In de schoorbalken van de zondering, (.)[18]
Ruig besponnen in het (spinne)rag, (web).
_
Het land, in vreê, zal 't hoofd opsteken 6 (trekken)
Uit de fuik (vuik, vischnet),
Van dien bloedhond, Iber-voogd, 7
Het zal bloeien (floreeren), 't zal verrijken,
7 Ja, 't zal (ge)lyken
Ruimschoots 8 naar d'oude, goudene wereld.
_____
(.) ..Swinge
p7
Deze eere
Dat hy ons de vreê bevechte:
Dat wy U daar lof voor zingen
Oud'(en) en jongen
Vroom, eenvoudig, slecht en recht 9. [19]
1. Geanne, beter Geane, samentrekking van geadene, verslijting van geadinge, by Kiliaen gadinge = lubentia, voluptas[20]
2a. Woordspeling met den naam der stede Hulst en van den bekenden kleinen boom, met altijd groen blijvende, ook den winter verdurende, gladde, harde, stekelige bladeren, Ilex aquifolium[21] Heet hij anders in 't flaamsch?
2b Forsorret, verdroogt, van 't verbum forsorje, verdroogen, verwelken, verdorren; Kiliaen heeft versoren = verdorren.
3a Geel-oog, dat is de Spanjaard, met zijn donker uitzicht, zwarte haren, geel-bruinachtige huid, zwarte oogappels, en geelachtig oogwit, in tegenoverstelling van de blonde, blau-oogde Friesen, met blauachtig oogwit, als porcelein.
3b Raenjen (raningen), in 't oud-hollandsch (bij Cats, Hooft, Huygens) ranken, dat zijn listen, valschheden, booze streken, treken, slechte trekken.
4. Heal-moar, half-moor, omdat de Spanjaarden in 't gemeen, veel moorsch bloed in d'adren hebben, p8van de moresken[22] maranen[23] die in de middeleeuen in Zuid-Spanje, (Andalusie, Grenada, Malaga, Sevilla) huisden.
5. Fornest, vernest, van vernesten, dat juist zoo gevormd is als verhuizen, 't eene huis verlaten om in 't andere te gaan wonen. - Gesprek tusschen Sjoerd en Tjerk, twee friesche knapen:
Sjoerd: Ho folle aien habbe de protters, up jimme skuorre-thek, în 't twade breth?
Therk. Ik wît net. Hia binne fornest!
(Sjoerd Hoe veel eieren hebben de spreeuen, op u-lieder schuurdak (op 't dak van ulieder schuur), in het tweede broedsel? - Therk Ik weet niet. Zij zijn vernest! (Zij hebben een ander nest betrokken, zijn in een ander nest gaan broeden))
6. Lûka (loeke, beter luke, met hoogduitsch u) is in 't friesch het nederlandsch trekken; algemeen en veelvuldig in gebruik. Luik-ooren de peerden in Vlaanderen? Dan is dit vlaamsch luiken en 't friesch lûke weer een woord, dat wij beiden hebben, en de Hollanders met alle andere Noord-Nederlanders, behalve de Friesen, gantschelik derven.
7. Iber-voogd. Iber is een oude naam voor 't volk op 't Pyreneesch (iberisch) schier-eiland. -Hier komt bij den dichter Gysbert-om (zoo als 't friesche volk hem noemt), de schoolmeester[24] uit de mouw kijken.
8. Riu, Rjü, veel, ruimschoots, vrij wat. Bij Kiliaen rijf, rijve = largus[25] copiosius[26] abundans[27]