23/01/1883, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle] Winkler, Johan Rik Van Gorp Universiteit Antwerpen Els Depuydt Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief) Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren) Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen) Guido Gezellegenootschap Guido Gezellearchief Brugge KANTL/CTB Gent 2023

Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.

België Brugge Guido Gezellearchief 5314 11618 Mijn voorloopigen dank voor uwe

dubbel vellen en enkele vellen, 207x134 ; bijlage 1: 135x103 ; bijlage 2: 211x138; bijlage 3: foto

wit

papiersoort: 8 zijden beschreven, inkt

volledig

bijlage 1: stuk voor Loquela

bijlage 2: afgescheurd briefje van Gezelles bespreking van Gailliards Glossarium door Winkler overgeschreven

bijlage 3: brief van Martinus Nijhoff aan Johan Winkler van 20/01/1883 uit Den Haag met overgeschreven antwoord van Johan Winkler aan Martinus Nijhoff

op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.) ; op zijde 5 in de bovenrand: Staat in Loquela, 1882-1883, n° 11, bl. 87-88; op zijde 7 in de linkermarge: Staat in Loquela, 1883-1884, n° 2, bl. 10-11 (inkt, beide hand P.A.)

De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 1: Inleiding en brieven (1881-1883) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.139-147

De briefwisseling van Guido Gezelle.

De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.

De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.

Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.

Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.

Privé-URI's met het brief prefix verwijzen naar andere brieven in de editie. De URI brief:gg.10184 verwijst bijvoorbeeld naar https://edities.kantl.be/gezelle/ed/DALF.db.gg.10184.

Privé-URI's met het record prefix verwijzen naar recordnummers in de catalogus van de Openbare Bibliotheek Brugge. De URI record:1322 verwijst bijvoorbeeld naar https://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|1322.

Nederlands brief Winkler, Johan 23/01/1883 Haarlem Gezelle, Guido adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie 6/11618 gesigneerd: Johan Winkler Mijn voorloopigen dank voor uwe Johan Winkler aan [Guido Gezelle] Haarlem 23/01/1883 4 volledig inkt 8 zijden beschreven dubbel vellen en enkele vellen wit gevouwen 207x134 ; bijlage 1: 135x103 ; bijlage 2: 211x138; bijlage 3: foto bijlage 1: stuk voor Loquela ; bijlage 2: afgescheurd briefje van Gezelles bespreking van Gailliards Glossarium door Winkler overgeschreven ; bijlage 3: brief van Martinus Nijhoff aan Johan Winkler van 20/01/1883 uit Den Haag met overgeschreven antwoord van Johan Winkler aan Martinus Nijhoff op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.) ; op zijde 5 in de bovenrand: Staat in Loquela, 1882-1883, n° 11, bl. 87-88; op zijde 7 in de linkermarge: Staat in Loquela, 1883-1884, n° 2, bl. 10-11 (inkt, beide hand P.A.) dut De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 1: Inleiding en brieven (1881-1883) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.139-147 adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie 1.2 correspondentie aan Guido Gezelle Auth:706:25 5314 GGA, Corr. I, 1883 [17,9] ; CGS, 228E Guido Gezellearchief Haarlem 23 Januari 1883 Eerweerde Heer en Hoog geschatte Vriend! Mijn voorloopigen dank voor uwe zending kortrijksche liifkoeken hebt Gij reeds bij briefkaarte ontvangen, niet waar? Die koeken, ofschoon ze zoo bros zijn, hebben de reis zonder schade of breken afgelegd, dank zij de zorgvuldige en nette verpakkinge. Ze waren van harten welkom en ik zeg U voor dat bewijs uwer goedjonstigheid, {<-ook><nog>} eens hertelik dank <-voor>, ook uit naam mijner huisgenooten. Gy weet zeker dat men ons Friesen hier in Holland den spotnaam geeft van "friesche koeketers"? Wel! wij dragen dien naam met eere, vooral hier in huis. En ik zelve heb er smakelik van gesmuld; en doe dit nog, want wij bewaren de liifkoeken "a<-l>s beginekoek" (zoo als 't Leeuwarder spreekwoord zeit), 't is te zeggen: wij gebruken daar uterst zunig van, opdat 't genot te langer strekke. Vooral ook mijn' 16 jarigen knaap (Gij weet hoe zulke jongens zijn, immer met een grage mage<-)> - en hij is nog in menige zake zoo recht onnoozel-kinderlik) hebt Gij met uwe zending veel genoegen gedaan.En hij bekomt wel ter dege zijn deel - want zie, hij is als kind aleen. Ik heb maar een kind. Deze jongeling heeft bij zijne geboorte aan zijne lieve moeder het leven gekost, negen maanden na mijnen trouwdag. Sedert bleef ik weduwnaar, ten zinen behoeve. Mijn Andries laat U vrindelik groeten, en biedt U uit dankbaarheid een lichtprinte aan, waar zijne beeldtenis op staat - en die van zijn vader. Uwe liifkoeken zijn, wat de name betreft, in geheel Noord-Nederland onbekend, voor zoo verre ik wete. Maar overigens zijn ze hier wel bekend - maar, eerlik gezeid, hier zijn ze veel grover, veel minder lekker. In Holland noemt men ze "oublie" en wat dat voor een naam is, weet ik niet. In Friesland, zoo ze grof zijn, enkel van meel en melk en honig gebakken, dan noemt men ze knapkoeken, omdat ze zoo knapperig bros zijn; de fijndere soort, maar nog niet half zoo fijn als de kortriiksche, heeten in {<=Fr.>[=Friesland]} kniipkoekjes, omdat men ze bij 't bakken, tusschen twee ijzeren formen kniipt. Dies zegt men te Groningen ook wel iserkouken (de {<=Gr's>[=Groningers]} spreken deze oe als ou = ow, bijna als au uit); en wijl men ze meest omstreeks nieuwejaar bakt, ni-joars-kouken. Het verdroot mij langer te wachten op de plaatsing van uw opstel over {<=Gaill's>[=Gailliards]} woordenboek, in De Spectator. Dat men werkelik {<-me><+van>} plan geweest is het op te nemen, kunt Gij zien uit het stukske van mijn handschrift, hier bij ingesloten, en 't welk ik, met de drukproeve, van den drukker ontving. De Redactie van De {<=Spectr>[=Spectator]} schreef dat. - Zoo gaf ik mijn ongeduld te kennen, en kreeg daarop het ingesloten antwoord van den heer Martinus Nijhoff, de schrijver van 't Bestier - Spectator. Hij schrijft zoo onduidelik dat ik ten uwen gemakke, alles tusschen de regels overgeschreven heb. Ik heb vroeger veel met den heer N. in briefwisseling gestaan, en ben aan zijn raadselschrift gewoon. Maar Gij zoudt daar al lichte niet uitgekomen zijn. - En het antwoord dat ik hem weer zond, heb ik voor U daar onder geschreven. Want natuurlik, de reden die 't Bestier opgeeft van weigering - dat zijn de boer z'n gansen niet. "Nos kennimus nos", zoo als onze quintaner-gymnasiasten zeggen. - Intusschen, we zullen deze zake maar onder ons houden, niet waar? Nog een dankbetuiging. (Ja, als ik aan U schrijve, kom ik daar zoo licht niet vrij {<-[x]><+v>}an!). Te weten voor de toezendinge van twee nummers der Gazette van Kortrijk, met dat treffelike opstel "Wat is onze algemeene taal". Onnoodig te zeggen met hoe veel instemminge ik dat stuk gelezen en herlezen hebbe. Mij is 't als uit het herte genomen! En die volledige verzameling van treffelike uutspraken van mannen van groot gezag op taalkundig gebied, kan mij zelven nog zoo nuttig zijn in mijnen arbeid! Dank hertelik daarvoor! Want immers Gij zijt d'opsteller daar af? - Dit stuk is een dooddoender voor uwe en mijne tegenstanders in Vlaanderen en Holland. - Ik kom er nog wel op terug. Hier bij gaat een afdruk van eene beoordeeling over twee friesche geschriften. Het opstel is geplaatst in het Januari-nummer van De Tijdspiegel, een onzer beste tijdschriften (revues). Maar d'achtelooze drukker vergat een 25 tal overdrukjes voor mij te nemen. Nu heb ik een vol nummer moeten slopen, om U een afdruk te kunnen zenden. Van daar dat ik er geen aan den heer Duclos kan doen toekomen, wat ik anders geern deed. En dan nog verzende ik gelijktijdig met dezen brief, aan U een boekske met twee opstellen van onzen grooten frieschen taalvorscher Halbertsma. Ai, dat die edele man nog leefde - wat hadden we een krachtige steun in onze zake. Mij dunkt, de lezinge van deze twee opstellen zal u genoegen doen. Zie vooral eens onder aan op bl. 35 van 't eerste stukske. Dat zal U deugd doen. En Halbertsma heeft ook bij onze nieuerwetsche Hollandsche taalkundigen groot gezag. Ik zou gaarne goeden raad van U hebben, wat ik zal doen in zake ij en y. De ij, dat zijn twee letters i, kan ik niet schrijven in opene lettergrepen; ik kan niet schrijven, hij, enz. stellen; dat strijdt tegen mijn gevoelen. {<-S><+W>}el schrijft, wijn, enz. in geslotene lettergrepen, waar de dubbele letter op z'n plaats is. Maar de y aan 't einde voldoet mij ook maar half. Ik heb in dezen geen vrede met mij zelven; ik denk d'iene dag zus, en d'aêre zoo! Hoe denkt Gij er over? Mag ik dit boekske van Halbertsma van U terug ontvangen, als Gij het zult hebben uitgelezen en betracht? Want het is een gaar zeldzaam werkje, en ik heb geen tweede exemplaar. Het komt maar uterst zelden voor. En nu ten slotte - ontvang, hoog geschatte vriend! een vriendelike groete en een trouwen handdruk Van Uwen Johan Winkler. [+Een gebrek van den Glossaire moet noodzakelij]k hier aengestipt worden; het bestaet hierin dat men [+nievers, noch op 't einde noch in 't begin van den boek], vermeld en vindt of de schrijver van Staets- of Stads[+wegen met eene helpende hand is ondersteund gewor]den. [+Zulke werken moeten voortgezet en eens voltrok]ken geraken, tot nut van iedereen; maer voortgezet, [+en bezonderlijk voleind en voltrokken worden ze mo]eielik, zonder hoogere hulpe als die inschrijvers of koopers [+verleenen kunnen. Maar al te dikwijls en ziet men nog j]eugdige en verdienstvolle geleerden, dood gewrocht en [+ongeholpen, te midden de onvruchtbare eere van van 't een of 't a]nder schaers begonnen reuzenwerk, jammerlik ten grave dragen! [+Zulk treurig vooruitzicht en zal, is 't te hopen,] hier niet verwezenlikt worden, zoo lange er in Bel[+genland, in Vlanderen, of in Brugge nog mannen te v]inden zijn, die Waerheid en Kunst, Tael en Roem [+van 't Vaderland, rechtzinniglijk en met ter daad], durven boven alles stellen. [+Edward Gailliards Glossaire is opgedragen aan] dien anderen Gailliard, den vader van den schrijver. [+Tot hem dienen de prachtige hoedanigheden van d]en druk, die de nog hoogere weerde van het werk zelve [+omvatten en versieren, met eere terug te klimmen.]469 Guido Gezelle Proef aan den Heer Johan Winkler Kleine Houtweg 61 Haarlem Martinus Nijhoff 's Gravenhage 's Gravenhage, 20/1 1883. Geachte Heer, De Redactie Spectator verzoekt me U hare verontschuldiging te maken, <+#persoon2128WinklerJohan#De Redactie Spectator verzoekt me U hare veronschuldiging te maken,> dat zij het stuk van den heer Guido Gezelle niet heeft opgenomen. Bij nader <+#persoon2128WinklerJohan#dat zij het stuk van den heer Guido Gezelle niet heeft opgenomen? Bij nader> inzien kwam het bloemrijke opgewonden stuk haar minder geschikt ter <+#persoon2128WinklerJohan#inzien kwam het bloemrijke opgewonden stuk haar minder geschikt ter> opname voor. Men was bevreesd, dat de argelooze lezer van den Spectator <+#persoon2128WinklerJohan#opname voor. Men was bevreesd dat de argelooze lezer van den Spectator> het stuk voor eene parodie zou houden dat toch zeker niet lag in de bedoeling <+#persoon2128WinklerJohan#het stuk voor eene parodie zou houden. dat toch zeker niet lag in de bedoeling> van den schrijver? Wilt U hem bij gelegenheid melden, dat de Spectator binnenkort <+#persoon2128WinklerJohan#van den schrijver. Wilt U hem bij gelegenheid melden dat de Spectator binnenkort> een {<=art.>[=artikel]} aan het boek van den heer Gaillard hoopt te wijden, <+#persoon2128WinklerJohan#een art: aan het boek van den heer Gailliard hoopt te wijden,> waarschijnlijk van de hand van Prof. Verdam. - <+#persoon2128WinklerJohan#waarschijnlijk van de hand van Profr Verdam.> Met aanbeveling geloof mij hoogachtend & vriendschappelijk <+#persoon2128WinklerJohan#Met aanbeveling geloof mij hoogachtend en vriendschappelijk> Uw Z Ew. Mart Nijhoff <+#persoon2128WinklerJohan#Martinus Nijhoff> <+#persoon2128WinklerJohan#Mijn antwoord op dezen brief was:471 "Geachte Heer! Ik dank U voor uwe inlichting aangaande de zake van {<=G.G.'s>[=Guido Gezelle's]} beoordeelinge van {<=Gaill:s>[=Gailliard's]} woordenboek. Het spijt mij zeer dat de Readactie van De Spectator zoo over dat stuk denkt. 'T Is mij al weer eene versterking in mijne meening, dat Hollanders alles afkeuren wat uit andere vaderlandsche gewesten dan het hunne, komt; namelik op taal- en letterkundig gebied. "Niets goeds uit Vlaanderen en Friesland" schijnt de hollandsche leuze. Laat ons hopen dat het stuk 't welk verwacht wordt als beoordeeling van {<=Gaill:s>[=Gailliard's]} woordenboek, niet "bloemrijk" noch "opgewonden" is, maar oorbeeldig (1) - hollandsch; dat is te zeggen: dor, droog en deftig. Overigens met alle hoogachting en vriendelike groetenis Uw J.W. (1) "typisch", in goed-hollandsch.> /gga_brieven/[17,9].pdf /gga_images/GGA_5314_01_01r.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 1 /gga_images/GGA_5314_01_01v.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 2 /gga_images/GGA_5314_01_02r.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 3 /gga_images/GGA_5314_01_02v.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 4 /gga_images/GGA_5314_01r.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 1 en 4 /gga_images/GGA_5314_01v.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 2 en 3 /gga_images/GGA_5314_03ar.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 9 /gga_images/GGA_5314_03av.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 10 /gga_images/GGA_5314_03br.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 11 /gga_images/GGA_5314_03bv.jpg /gga_images/thumbnail.JPG Pag. 12 klik hier voor de volledige brieftekst https://edities.kantl.be/gezelle/ed/DALF.db.gg.11618 Winkler Johan Auth:700:111 Gezelle Guido Auth:700:1 [ ] Bib:6:17824 39 Johan Winkler (zittend), met zijn zoon Andries J. Winkler. mvass: transformation Word -- DALF
Haarlem 23 Januari 1883 Eerweerde Heer en Hoog geschatte Vriend!

Mijn voorloopigen dank voor uwe zending kortrijksche liifkoeken hebt Gij reeds bij briefkaarte ontvangen

Zie briefkaart van Johan Winkler aan Guido Gezelle van 17/01/1883.

, niet waar? Die koeken, ofschoon ze zoo bros zijn, hebben de reis zonder schade of breken afgelegd, dank zij de zorgvuldige en nette verpakkinge. Ze waren van harten welkom en ik zeg U voor dat bewijs uwer goedjonstigheid, ook nog eens hertelik dank voor, ook uit naam mijner huisgenooten. Gij weet zeker dat men ons Friesen hier in Holland den spotnaam geeft van "friesche koeketers"? Wel! wij dragen dien naam met eere, vooral hier in huis. En ik zelve heb er smakelik van gesmuld; en doe dit nog, want wij bewaren de liifkoeken "als beginekoek" (zoo als 't Leeuwarder spreekwoord zeit), 't is te zeggen: wij gebruken daar uterst zunig van, opdat 't genot te langer strekke. Vooral ook mijn' 16 jarigen knaap (Gij weet hoe zulke jongens zijn, immer met een grage mage) - en hij is nog in menige zake zoo recht onnoozel-kinderlik) hebt Gij met uwe zending veel genoegen gedaan. En hij bekomt wel ter dege zijn deel - want zie, hij is als kind aleen. Ik heb maar een kind. Deze jongeling heeft bij zijne geboorte aan zijne lieve moeder het leven gekost, negen maanden na mijnen trouwdag

Johan Winkler trouwde in 1865 met Andryske Römer. Zij stierf in 1866 bij de geboorte van Andries.

. Sedert bleef ik weduwnaar, ten zinen behoeve. Mijn Andries laat U vrindelik groeten, en biedt U uit dankbaarheid een lichtprinte aan, waar zijne beeldtenis op staat - en die van zijn vader

De foto is aanwezig in het Guido Gezellearchief van de Openbare Bibliotheek Brugge (nr. 9224 F).

.

Uwe liifkoeken zijn, wat de name betreft, in geheel Noord-Nederland onbekend, voor zoo verre ik wete. Maar overigens zijn ze hier wel bekend - maar, eerlik gezeid, hier zijn ze veel grover, veel minder lekker. In Holland noemt men ze "oublie" en wat dat voor een naam is, weet ik niet. In Friesland, zoo ze grof zijn, enkel van meel en melk en honig gebakken, dan noemt men ze knapkoeken, omdat ze zoo knapperig bros zijn; de fijndere soort, maar nog niet half zoo fijn als de kortriiksche, heeten in Fr. Friesland kniipkoekjes, omdat men ze bij 't bakken, tusschen twee ijzeren formen kniipt. Dies zegt men te Groningen ook wel iserkouken (de Gr’s Groningers spreken deze oe als ou = ow, bijna als au uit); en wijl men ze meest omstreeks nieuwejaar bakt, ni-joars-kouken.

Het verdroot mij langer te wachten op de plaatsing van uw opstel over Gaill’s Gailliards woordenboek

Gezelle schreef vol lof over de Glossaire Flamand van Edward Gailliard in: Rond den Heerd: 17 (29 October 1882) 49, p.385-387. Via Winkler zou deze positieve bespreking ook verschijnen in de Nederlandsche Spectator, maar de redactie zag ervan af. Winkler schreef hierover in de brief van 13/12/1882 aan Guido Gezelle.

, in De Spectator. Dat men werkelik me van plan geweest is het op te nemen, kunt Gij zien uit het stukske van mijn handschrift, hier bij ingesloten, en 't welk ik, met de drukproeve, van den drukker ontving. De Redactie van De Spectr Spectator schreef dat. - Zoo gaf ik mijn ongeduld te kennen, en kreeg daarop het ingesloten antwoord van den heer Martinus Nijhoff, de schrijver van 't Bestier - Spectator. Hij schrijft zoo onduidelik dat ik ten uwen gemakke, alles tusschen de regels overgeschreven heb. Ik heb vroeger veel met den heer N. in briefwisseling gestaan, en ben aan zijn raadselschrift gewoon. Maar Gij zoudt daar al lichte niet uitgekomen zijn. - En het antwoord dat ik hem weer zond, heb ik voor U daar onder geschreven. Want natuurlik, de reden die 't Bestier opgeeft van weigering - dat zijn de boer z'n gansen niet. "Nos kennimus nos"

”ons kent ons”; wij weten wel waar de klepel hangt.

, zoo als onze quintaner-gymnasiasten zeggen. - Intusschen, we zullen deze zake maar onder ons houden, niet waar?

Nog een dankbetuiging. (Ja, als ik aan U schrijve, kom ik daar zoo licht niet vrij v an!). Te weten voor de toezendinge van twee nummers der Gazette van Kortrijk, met dat treffelike opstel "Wat is onze algemeene taal"

Pieter Baes, Het Neêrlandsch in Vlanderen, in: Gazette Van Kortrijk: (13/01/1883) en Pieter Baes, Wat is onze algemeene taal, in: Gazette Van Kortrijk: (20/01/1883).

. Onnoodig te zeggen met hoe veel instemminge ik dat stuk gelezen en herlezen hebbe. Mij is 't als uit het herte genomen! En die volledige verzameling van treffelike uutspraken van mannen van groot gezag op taalkundig gebied, kan mij zelven nog zoo nuttig zijn in mijnen arbeid! Dank hertelik daarvoor! Want immers Gij zijt d'opsteller daar af? - Dit stuk is een dooddoender voor uwe en mijne tegenstanders in Vlaanderen en Holland. - Ik kom er nog wel op terug.

Hier bij gaat een afdruk van eene beoordeeling over twee friesche geschriften

Die twee Friese geschriften zijn: ’In doaze fol alde Snypsnaren, Bernerrymkes, Berneboarteryen, Jongfolkswille, Riedlingen, Aldelieten, Sprekwirden en ytte mear‘ (verzameld door W. Dijkstra en T.G. van der Meulen, 1882) en ’It jonge Fryslân - Sangen en Rimen fen jonge fryske skruiwers’ bijeengebracht door P.J. Troestra en O.H. Sytstra, 1881. Zie D. Gevaert, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Licentieverhandeling UGent, Letteren en Wijsbegeerte, 1984, p.452.

. Het opstel is geplaatst in het Januari-nummer van De Tijdspiegel, een onzer beste tijdschriften (revues). Maar d'achtelooze drukker vergat een 25 tal overdrukjes voor mij te nemen. Nu heb ik een vol nummer moeten slopen, om U een afdruk te kunnen zenden. Van daar dat ik er geen aan den heer Duclos kan doen toekomen, wat ik anders geern deed.

En dan nog verzende ik gelijktijdig met dezen brief, aan U een boekske met twee opstellen van onzen grooten frieschen taalvorscher Halbertsma . Ai, dat die edele man nog leefde - wat hadden we een krachtige steun in onze zake. Mij dunkt, de lezinge van deze twee opstellen zal u genoegen doen. Zie vooral eens onder aan op bl. 35 van 't eerste stukske. Dat zal U deugd doen. En Halbertsma heeft ook bij onze nieuerwetsche Hollandsche taalkundigen groot gezag.

Ik zou gaarne goeden raad van U hebben, wat ik zal doen in zake ij en y. De ij, dat zijn twee letters i, kan ik niet schrijven in opene lettergrepen; ik kan niet schrijven, hij, enz. stellen; dat strijdt tegen mijn gevoelen. S W el schrijft, wijn, enz. in geslotene lettergrepen, waar de dubbele letter op z'n plaats is. Maar de y aan 't einde voldoet mij ook maar half. Ik heb in dezen geen vrede met mij zelven; ik denk d'iene dag zus, en d'aêre zoo! Hoe denkt Gij er over?

Mag ik dit boekske van Halbertsma van U terug ontvangen, als Gij het zult hebben uitgelezen en betracht? Want het is een gaar zeldzaam werkje, en ik heb geen tweede exemplaar. Het komt maar uterst zelden voor.

En nu ten slotte - ontvang, hoog geschatte vriend! een vriendelike groete en een trouwen handdruk Van Uwen Johan Winkler.

Een gebrek van den Glossaire moet noodzakelijk hier aengestipt worden; het bestaet hierin dat men nievers, noch op ‘t einde noch in ‘t begin van den boek, vermeld en vindt of de schrijver van Staets- of Stadswegen met eene helpende hand is ondersteund geworden.

Zulke werken moeten voortgezet en eens voltrokken geraken, tot nut van iedereen; maer voortgezet, en bezonderlijk voleind en voltrokken worden ze moeielik, zonder hoogere hulpe als die inschrijvers of koopers verleenen kunnen. Maar al te dikwijls en ziet men nog jeugdige en verdienstvolle geleerden, dood gewrocht en ongeholpen, te midden de onvruchtbare eere van van ‘t een of ‘t ander schaers begonnen reuzenwerk, jammerlik ten grave dragen!

Zulk treurig vooruitzicht en zal, is ’t te hopen, hier niet verwezenlikt worden, zoo lange er in Belgenland, in Vlanderen, of in Brugge nog mannen te vinden zijn, die Waerheid en Kunst, Tael en Roem van ‘t Vaderland, rechtzinniglijk en met ter daad, durven boven alles stellen.

Edward Gailliards Glossaire is opgedragen aan dien anderen Gailliard, den vader van den schrijver. Tot hem dienen de prachtige hoedanigheden van den druk, die de nog hoogere weerde van het werk zelve omvatten en versieren, met eere terug te klimmen.

Fragment uit Gezelles langere tekst in: Rond den Heerd: 17 (29 October 1882) 49, p.387. Gezelle schreef hier vol lof over de Glossaire Flamand van Edward Gailliard.

Guido Gezelle

Proef aan den Heer Johan WinklerKleine Houtweg 61 Haarlem

In het handschrift van M. Nyhoff (Dries Gevaert, De Briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler, deel 3, p.450 (Licentiaatsverhandeling RU Gent, 1984) I, p.147).

Martinus Nijhoff

’s Gravenhage

’s Gravenhage, 20/1 1883. Geachte Heer,

De Redactie Spectator verzoekt me U hare verontschuldiging te maken,

De Redactie Spectator verzoekt me U hare veronschuldiging te maken,

dat zij het stuk van den heer Guido Gezelle niet heeft opgenomen. Bij nader

dat zij het stuk van den heer Guido Gezelle niet heeft opgenomen? Bij nader

inzien kwam het bloemrijke opgewonden stuk haar minder geschikt ter

inzien kwam het bloemrijke opgewonden stuk haar minder geschikt ter

opname voor. Men was bevreesd, dat de argelooze lezer van den Spectator

opname voor. Men was bevreesd dat de argelooze lezer van den Spectator

het stuk voor eene parodie zou houden dat toch zeker niet lag in de bedoeling

het stuk voor eene parodie zou houden. dat toch zeker niet lag in de bedoeling

van den schrijver? Wilt U hem bij gelegenheid melden, dat de Spectator binnenkort

van den schrijver. Wilt U hem bij gelegenheid melden dat de Spectator binnenkort

een art. artikel aan het boek van den heer Gaillard hoopt te wijden,

een art: aan het boek van den heer Gailliard hoopt te wijden, waarschijnlijk van de hand van Prof. Verdam.

waarschijnlijk van de hand van Profr Verdam.

Met aanbeveling geloof mij hoogachtend & vriendschappelijk

Met aanbeveling geloof mij hoogachtend en vriendschappelijk

Uw E Mart Nijhoff

Martinus Nijhoff

Mijn antwoord op dezen brief was:

Winkler schrijft hier opnieuw aan Gezelle.

“Geachte Heer!

Ik dank U voor uwe inlichting aangaande de zake van G.G.’s Guido Gezelle’s beoordeelinge van Gaill:s Gailliard’s woordenboek. Het spijt mij zeer dat de Redactie van De Spectator zoo over dat stuk denkt. ’T Is mij al weer eene versterking in mijne meening, dat Hollanders alles afkeuren wat uit andere vaderlandsche gewesten dan het hunne, komt; namelik op taal- en letterkundig gebied. “Niets goeds uit Vlaanderen en Friesland” schijnt de hollandsche leuze.

Laat ons hopen dat het stuk ’t welk verwacht wordt als beoordeeling van Gaill:s Gailliard’s woordenboek, niet “bloemrijk” noch “opgewonden” is, maar oorbeeldig (1) - hollandsch; dat is te zeggen: dor, droog en deftig.

Overigens met alle hoogachting en vriendelike groetenis Uw J.W.

(1) “typisch”, in goed-hollandsch.