Als ik mijn voornemen zal kunnen ten uitvoer brengen, dan kom ik heden over vijf weken des avonds aan uwe deur kloppen, om nog een uurken met U te kouten, aleer ik mij in d'herberge van den gouden leeuw[1] of in die van 't damberd[2] te rusten legge, om 's anderen daags, zoo Gij daar toe den tijd zult hebben, tot in den namiddag in vriendschap met U door te brengen.
Maar vijf weken zijn nog een langen tijd, en 'k wil U vooraf nog eens schrijven, ook ter beantwoordinge van uwen laatsten brief, die mij, als immer, zeer wellekom was, en dien ik met het aldermeeste genoegen gelezen heb. En voor en aleer ik tot andere zaken over ga, moet ik U bedanken voor de moeite die Gij alreede voor mij gedaan hebt en nog zoudt willen doen, om mij een gewenscht adresboek uit Zuid-Nederland te doen toekomen[3] De vriendschappelike welwillendheid ende goede jonste des heeren Edw. Gaillard tot Brugge heeft mij reeds zulk eenen algemeenen adresboek van de zuidelike gewesten bezorgd[4] dat p2mij groote diensten bewijst in mijne studien over de nederl. geslachtsnamen, waarmede ik mij in de laatste maanden druk bezig houde. Dus nogmaals dank! Ik ben geholpen. -
De heer Karel de Gheldere had de bizondere goedheid mij eenen afdruk zijner schoone Landliederen aan te bieden. Waarlik! ik rake beschaamd wegens al de vriendschap die de Vlaamsche geleerden en letterkundigen mij voortdurend bewizen. Onder die verzen van d. Gh. las ik eenigen met veel genoegen. Intusschen, zoo als Gij weet, verzen en zijn mijn bizondere liefhebberije niet. -
De naam van uwe oud-vlaamsche stede Veurene, Vorene en staat in geenerlei verband met dien onzer aloude voormalige friesche hoofdstad Staveren. Gij denkt of vermoedt zulks, op een dwaalweg gebracht door de spelling Stavoren! Och! die o en behoort volstrekt niet in dien naam. Het is Staveren, de stemsate valt sterk op Sta; - veren is zonder klank; zoo spreken alle Nederlanders, en te recht. De Friesen zelven zeggen Starum, Starom, dat is een versleten form van Stav'rum, Staverheim. Volgens de volksoverlevering, die veel gelijkt als of ze uitgebroeid ware onder de krulpruik van een zeventiende of achttiende-eeuschen kamergeleerde en would-be etymoloog, hebben d'oude Friesen, bevoor Kerstendom bij hen ingevoerd werd, te Staveren een afgod vereerd, die Stavo hiette. En sedert dien p3schreef men der stede naam wel Stavoren, als of die naam van Stavo ware afgeleid. Ge ziet, mijn vriend! die afleidinge is te dom om aleen te loopen. De schrijfwijze Stavoren is tegenwoordig dan ook nog maar bij weinige luiden in gebruik.
Hebt Gij in Vlaanderen ook zulk een schoonen Mei als wij hier? Alle dagen is het weder hier zoo schoon, vol zonneschijn en levenslust, als men maar wenschen kan. Gansch Holland is een lusthof tegenwoordig, met prachtig bloeiende vruchtboomen en bloemrijke weiden. Nu behoort er bizondere lust toe tot de studien, om nog in 't studeervertrek te wijlen. Alles noodigt naar buiten. De bosschen hier zijn een ware pracht; in geen jaren was het loof zoo schoon en frisch en vol en ongeschonden. Moge het een rijk gezegend jaar worden (zoo als 't aanvankelik schijnt en belooft), vooral ook voor den boer, en niet het minst voor den frieschen boer, die door misoogsten jaren aaneen, verarmt is, en in welvaart veel achteruit gegaan. Zoo kome 't!
Neen! 't werk "Habillements, moeurs et coutumes dans les prov. sept. des Pays-bas", en zou ik U niet aanraden voor 8 fr. te koopen. De prijs is niet hoog - lijkwel voor dat werk, dat weinig waard is, met zeer leelike prentjes, nog altijd te veel. ‘T en is 't niet weerd! -
D'amsterdamsche toogdag[5] begint al veel bezoekers uit den vreemde te trekken; althans zoo ik hoore en leze. Ik zelve en ben er nog niet geweest, p4maar hoop er, aanstaande Zondag, met mijn zoon, een bezoek te brengen. Op Zondag, omdat de school - ach! die eischt zoo veel tijd, te veel tijd en inspanning - hem in de week geen vrijen tijd laat. Komt Gij ook niet eens naar Amsterdam ten toogdage? Eerw: Heer Duclos uit Brugge hoopt er te komen[6] en wil mij dan hier te Haarlem ook een bezoek brengen. Ik verheuge mij zeer daarin, en verlange zeer om met hem ook persoonlik kennis te maken; ook hij en ik zijn, al brief wisselende, ware vrienden geworden. En daarna kom ik Vlaanderwaarts, en, zoo als ik aan 't hoofd van dit schrijven U al meedeelde, hoop ik tegen den avond of in den namiddag van Woensdag 27 Juni te Kortrijk te komen en U te bezoeken. Maar zoo ik langer da n nu mijne meening is, te Brugge worde vast gehouden of te Ruysselede, dan kom ik toch in allen gevalle Donderdag ochtend 28 Juni ten uwent en verlang zeer U dan te zien, van ooge t'ooge, en te spreken, Gij vlaamsch en ik friesch, en den vriendenhand te drukken. Hoort of leest Gij vooraf niets naders van mij, dan blijf ik bij mijn voornemen - ten zij Gij mij schreeft dat die dag en ure U geenszins voegden - dan moest het veranderd worden, want U te zien en te spreken, is de hoofdreden mee, die mij Vlaanderwaarts drijft. Komt er van mijn kant, onverhoopter ende onverwachter wijze verhindering ende dies veranderinge, dan zal ik U daarvan in kennis stellen. Ontvang nu mijn vriendelikste groeten. Vaarwel, mijn goede vriend! tot ziens te Kortrijk. -