Met dezen brief stuur ik U eenige papieren, die weinig of geen nieuws voor U zullen bevatten, maar misschien toch niet geheel nutteloos zullen zijn. Ze zien er maar vies uit, dboch laat mij dat in eenige woorden uitleggen. Wat ik deed is wel verwaand en vermetel van mij; doch ik wil rechtuit biechten en de schaamte als eene zalige penitentie dragen.
Verleden jaar schreef een West-Vlaming "Willem" een artikel[1] in "De Student"[2] over het aanteekenen en opzoeken van gewestwoorden, spreuken, enz.[3] Daarop was ik aan 't zoeken gegaan, en hier is mijne vonst op het papier geschreven, lijk ik het meende op te sturen naar het bureel van "De Student." Eerst had ik de woorden en uitdrukkingen zoo maar achtereen opgeteekend, maar dat scheen me toch zoo droevig droog, dat ik besloot er wat uitweiding bij te doen. Ik zou geerne het een en het ander woord verklaard hebben, ja maar p2+dat ging niet van der hand. In de bibliotheek van 't Seminarie hebben wij enkel Kiliaen en in 't stad wist ik geen ander werken te krijgen. Ik zocht dan in Kiliaen en gaf het lijk ik vond. Ik was, rechtuit gezegd, al blij over mijn werk, en ging het opsturen, toen mij "Loquela" waar ik zooveel goeds van gehoord had, in de hand viel. Veel genoegen vond ik daar in, maar ook eene groote les: ik zag dat er heel wat anders van doen is dan Kiliaen uit te schrijven, om over woorden en wendingen te spreken. Beschaamd dat ik mij met iets had willen bemoeien, waar ik niets, neen, nu zie ik het, niets van ken, en dat ik zoo valsche begrippen bij anderen ging opwekken, meende ik mijn papier kapot te scheuren. Maar dat deed ik gelijk ook niet geerne: ik had er zoo lang aan gewerkt! Na peinzen en herpeinzen zei ik mij dees: ik zal alles naar "Loquela" sturen, alles lijk het daar gaat en staat. Ginder zullen ze zeker hertelijk lachen met mijne vermetele en verwaande bemoeiingen, maar dat heb ik verdiend. Misschien toch zullen zij nog watp3+overhebben voor mijnen goeden wil, en dan..! En dan, dacht ik er hopend bij, dan zal men ginder wel zoo goed zijn, mij op den rechten weg te zetten, mij te zeggen wat ik doen moet om mijn Vlaamsch, mijn lief Vlaamsch te leeren.
Ja, Eerweerde Heer, dit durf ik U vragen, en zoo gij tijd hebt, gun mij dan, bid ik U, een antwoord: Wat moet ik doen om mijn Vlaamsch als taal te leeren. Hoe moet ik beginnen, en op welken voet zal ik voortgaan? Ik wil mijne taal leeren en geene moeilijkheid zal mij daarvoor te groot zijn: help mij een handje met uwe geleerde ondervinding en dankbaar blijf ik U altijd.
Wil mij ook opschrijven voor "Loquela", en als er nog zijn stuur mij dan de twee eerste jaargangen ook, niet naar 't Seminarie, want dat zou niets gekort zijn, maar op de volgende thuisrichting:
Hendrik van Hammée, Smid,
Keizerstraat, 13
(stad) Mechelen.p4+Daar zal ik iedere aflevering wel krijgen en ze binnengesmokkeld op zijn beste ten nutte stellen.[4]
Vergeef mij, Eerweerde Heer, mijn stout schrijven en geloof mij