<Resultaat 676 van 2074

>

p1
Eerweerde Heer en goede Vriend!

In den zelfden omslach waar Gij dezen brief in vindt, zende ik U de aanteekeningen terug over de oude Friesen in Vlanderen. Het zijn belangrijke aanteekeningen; die mij ten deele onbekend waren. Ze zijn mij van groot nut geweest bij 't opstellen van mijn west vlaamsche reisverhaal[1] ik heb ze daarin te pas kunnen brengen. En ik heb de vrijheid genomen den name des heeren Claerhout bij die gelegenheid met dankbaarheid te vermelden. Dat verslach van mijne westvlaamsche reize heb ik verledene weke mijnen vrienden en bekenden alhier voor gedragen - gelijk Rond den Heerd, 't laatst verschenen nummer, vermeldt.[2] Eerlang - in Januari en Fébruari a.s. - wordt het opgenomen in "De Tijdspiegel", en 'k hope U en den heer Claerhout alsdan eenen afdruk te kunnen zenden.

Wil nu nog mijnen herteliken dank aanveerden voor uwe bemiddeling in 't overzenden van des heeren Claerhout’s aanteekeningen, en p2wil dan ook zoo goed zijn, als 't U belieft, bij 't terugzenden van deze aanteekeningen, den heere Claerhout mijnen besten dank te betuigen voor de moeite die hij wel heeft willen nemen, ten mijnen behoeve.

Ook dank ik U voor de verklaringen, in uw laatste schrijven vervat, betreffende den geslachtsname Daenekindt. Zou Daenekindt en eveneens Daeninck niet beteekenen: kind of zoon van den Daene, van eenen Dene, eenen Noorman? Daar is allichte in de 8st en 9de eeue, als Denen en Noorlui zoo dikwijls al plunderende, moordende en zengende in de landen aan de Noordzee, vooral ook in Vlanderen vielen, eenen Noorman of Dene achter gebleven, of heeft eener friesch-vlaamsche maged moeder gemaakt van een Daenekindt, van eenen Daeninck. Immers de bekende oud-brugsche dichter Eedwaert den Dene bewaarde in zijnen name ook de gedachtenisse aan die noordsche vikingen, vrijbuiters en zeeroovers, niet waar? Zoo denk ik.

Was Janus Erasmius, wiens levensbeschrijvinge ik U zond[3] den zelfden dien Gij zocht?

Een lijstje van oude en verouderde woorden heb ik niet. Ik zal er een voor U aanleggen.p3Uwe laatste Loquela heb ik wederom, als immer met dit blad het geval is, met groot genoegen gelezen en betracht, en er veel bijzonders in gevonden. Vooral uwe "Wisselbank"[4] acht ik eene zake van groot belang voor den bloei onzer algemeene dietsche tale. Uw "spoorhuis" en "spoorhalle"[5] heb ik terstond in gebruik genomen in mijn opstel over West-Vlaanderen (met opgave van herkomste) - gelijk Gij eerlang zult kunnen lezen.

Houd mij, als 't U belieft, de volgende kleine aanmerking ten goede. Zij betreft de woorden die ik leze in 't laatste nummer van Loq[6] bl. 41, op 't woord bouterame: "ik verbeelde door u°, de korte oe, fransche ou". Ik weet wel, het afbeelden van zekere klanken door zekere letterteekens is slechts eene zake van overeenkomst, van onderling goedvinden, tusschen de lieden van eene en de zelfde schrijftale. Het is eene onwezenlike zake, zonder vasten grondslach. In zoo verre hebt Gij alle vrijheid en ook alle recht om den zelfden klank dien de Duitschers met u, en de Franschen met ou afbeelden, voor te stellen door u° - als men 't dan maar weet. Maer juist dit letterteeken door U voorgesteld, acht ik ongeschikt, wijl het lichtelik tot verwarring en misverstand aanleiding geven kan. Immers de twee-p4klank, die in de hoogduitsche en hollandsche talen uitgestorven is, maar in de friesche en vlaamsche talen nog duidelik wordt gehoord, en die ook in het oude hoogduitsch bestond, wordt door uo afgebeeld; te weten de klank, de tweeklank die wij, Gij als Vlaming, ik als Fries, uitspreken in de woorden bloed en moed, als bloe-od en moe-od, waar de Hollanders en Hoogduitschers slechts den enkelvoudigen oe klank hooren laten. Geeft men aan de u van uo de volle weerde, spreekt men haar als ou in 't fransch, dan beeldt de letterverbinding van uo (oe-u, ou-o) naukeurig de oude, echte, vlaamsche en friesche uitspraak der woorden bloed, moed af. En zoo boekstaafden ook de oude Duitschers, de oude Germanen in 't algemeen dezen tweeklank: bluod, muoth.

En dies komt het mij ongeschikt voor om den enkelvoudigen, korten oe klank (b.v. in bouterame) af te beelden door u°, 't welk te weinig verschilt van uo. Inderdaad, naar mijne bescheidene meening, blijft ons Vlamingen en Friesen niets anders over, zoo wij onze zuivere, korte, enkelvoudige oe- of ou-klank willen afbeelden (en waartoe we de fransche ou niet willen, de hollandsche oe niet kunnen gebruiken) - dan om hier de hoogduitsche, laat ik liever zeggen de algemeene germaansche, ja p5p2de algemeene wereld-u te gebruiken. En te schrijven buterame. Wil men deze oorspronkelike u nog nader onderscheiden van de fransche u, wel, dat men de eerste dan û schrijve, zoo als de Friesen doen in hun bûter = boter, en de tweede ü, als de Hoogduitschers. Maar u° kan te lichtelik de jammerlike verwarringe tusschen de oe, de uo, de ou, de u, de ü of ue vermeerderen.

Ik vroeg U, eenigen tijd geleên, mij eenen name te noemen voor een oostendsch visschersdochterkijn. Gij antwoorddet mij: "Lite". Wat is dat voor eenen name? Van welken vollen of oorspronkeliken name is het een "koseform"? - Of las ik verkeerd, en schreeft Gij Mite? Immers Mite is hier eenen "koseform" van Maria. Mag ik hierop een antwoord van U ontvangen als Gij weêr eens de penne opvat om mij te verblijden met eenen brief?

Het gaat mij als U; ook ik ben overladen met arbeid. Maar ik doe het geerne. Het stormt hier alle dagen - en de eene hevige regenvlage verdrijft de andere; daar bij is 't zoel en maf. Kwam er maar eene frisschen Ooster, die ons vorst bracht en zonneschijn! Dat ware mij liever.

Zij mij herteliken gegroet!
Uw vriend
Johan Winkler.

Noten

[1] Land, volk en taal in West-Vlaanderen. In: De Tijdspiegel (1884) 1 en 2. Overdruk in de handbibliotheek van Gezelle.
[2] Lovende bespreking van Winklers ”Land, volk en taal in West-Vlaanderen“ door A. Duclos. In: Rond den Heerd: 18 (1883) 52, p.406.
[4] De ’Wisselbank’ is een rubriek in Loquela waarin naast bastaardwoorden (vooral uit het Frans) hun Vlaamse of Nederlandse equivalent wordt geplaatst.
[5] Zie: Loquela: (Bamesse 1883) 6, p.48: Station, = vl. Spoorhuis. — Het waterhuis, te Brugge, stond over en aan de waterbuizen, langs welke het drinkwater in stad kwam. Onvl. statie, station, bahnhof, enz.
[6] Loquela: (Bamesse 1883) 6.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamClaerhout, Juliaan
Datums° Wielsbeke, 09/12/1859 - ✝ Kaster, 12 /02/1929
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; bestuurder scholen; pastoor; auteur
BioJuliaan Claerhout, zoon van Constant Claerhout, landbouwer, en Amelia De Volder, werd op 22/12/1883 tot priester gewijd te Brugge. Hij werd leraar aan het college te Tielt (18/09/1884) en aan de normaalschool te Torhout (10/09/1887). Vervolgens was hij onderpastoor te Sint-Denijs (23/09/1889), bestuurder van de scholen te Pittem (24/11/1894) en pastoor te Kaster (17/02/1911). Claerhout werd bekend door zijn archeologische opgravingen in Pittem en Dentergem. Hij schreef o.m. verschillende artikels in het tijdschrift Belfort en was nauw betrokken bij Gezelles tijdschrift Biekorf.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Biekorf
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamDe Dene, Eduard; Edewaerd, Eduwaert of Edward.
Datums° Brugge, 1505 - ✝ ?, tussen 1576 en 1579
GeslachtMannelijk
Beroeprederijker; dichter
BioDeze laatste grote Brugse rederijker behoorde tot de geletterde middenstand, maar kwam door drankmisbruik in het bestaan van een bohemien terecht. Als factor (secretaris) van de Rederijkerskamer der Weerde Drie Santinnen schreef hij niet bewaard gebleven toneelstukken. Zijn voornaamste werk zijn de 25.000 verzen van zijn "Testament rhetoricael", waarin heel wat afzonderlijke gedichten verwerkt zijn en dat hem de vergelijking met François Villon en François Rabelais opgeleverd heeft. De Bo, Gezelle en vele anderen hebben dit handschrift bestudeerd dat pas in 1976-1980 door de Gentse rederijkerskamer De Fonteine op wetenschappelijke wijze in drie delen gepubliceerd werd. Voor Marcus Gheeraerts’ emblematisch fabelboek "De Warachtighe Fabulen der Dieren" (Brugge, Pieter De Clerck, 1567) dichtte De Dene de teksten bij de prenten. Voordien had hij de bloemlezing "Rethoricale Werken" (Antwerpen, Jan II Van Ghelen, 1562) uitgegeven uit de gedichten van zijn grote stadsgenoot Anthonis De Roovere (Brugge ca. 1430 - 1482).
Links[wikipedia]
NaamErasmius, Janus
Datums° Utrecht, 1604 - ✝ Alkmaar, 12/04/1658
GeslachtMannelijk
Beroepclassicus; humanist; hoogleraar; rector; dichter
VerblijfplaatsNederland
BioReeds in 1634, op dertigjarige leeftijd, werd hij er hoogleraar aan de Illustere School en twee jaar later hoogleraar Geschiedenis aan de universiteit. Hij was ook tot Rector benoemd in Tiel en vanaf 1641 in Harderwijk, waar hij tevens hoogleraar Grieks werd aan de Hogeschool. Daarna werd hij nog Prorector in Alkmaar. Zijn nagelaten werken bestaan uit talrijke artikelen, toespraken en Latijnse gelegenheidsgedichten.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamHaarlem

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]
TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelLand, volk en taal in West-Vlaanderen
AuteurWinkler, Johan
Datum[1884]
Plaats[S.l.]
Uitgever[s.n.]
TitelTijdspiegel (periodiek)
Datum1844-1921
PlaatsArnhem
UitgeverD.A. Thieme

Titel26/11/1883, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum26/11/1883
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inJuliaan Claerhout (1859-1929). Gemiste kans of menselijk tekort ? / door Jan Persyn. - Antwerpen / Amsterdam : De Nederlandse Boekhandel, 1975, p.183-184 ; De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 1: Inleiding en brieven (1881-1883) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.188-191
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel en enkel vel, 211x133
wit
papiersoort: 5 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5371
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11682
Inhoud
IncipitIn den zelfden omslach waar
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.