<Resultaat 907 van 2616

>

p1+
Wel Eerweerde en Hooggeachte Heer,

Ik had U al lang moeten schrijven en mijne papieren opzenden, doch Gij zult genoeg zien aan dezen brief dat Onze Lieven Heer er groote beletselen heeft tusschen gesteken. Hij heeft mij mijne dierbare, mijne goede Moeder ontnomen, en zoo een slag zal uw priesterhert genoeg verstaan. Ik steek hierbij eene gedenkenis en durf U verzoeken om een gebed; 't is het eenigste dat ik doen kan en aan wie zal ik dat beter vragen als aan eenen priester? Duizend keeren bedank ik er U voor en vraag U wel vergiffenis over mijne stoutheid.

Volgens uwen goeden raad heb ik op kleine papierkens geschreven[1] (toch niet te klein, hoop ik?) al wat ik zoo al hoorde. Daar zal misschien niets bezonders bij zijn, niets dat al niet geboekt staat, maar 'k en kan dat niet nazien en stuur dus kaf en koren, alles ondereen op; was er in dien kluts al maar een goed korreltje p2't zou mij deugd doen, en 'k zou mij zeggen dat ik toch geen nuttelooze werkman ben.

De Heeren van Luik, die mij in 't zanten zoo wijd voor zijn, Hr Aug. Cuppens bij name, schrijven nog al dikwijls en spellen mij een lesken voor dat mij doet rood worden over mijnen armzaligen oogst. In Luik zanten[2] ze met nen heelen hoop en hier in Mechelen pakt dat niet. Ik ben geen goede apostel, dat is zeker want meewerkers heb ik nog niet. Daar zou hun van ieverands anders moeten toegeroepen worden, met betere redens en met meer klem als dat ik het deed, en dan zouden er wel eenigen luisteren. En daarvoor was ik zoo blij als Hr Cuppens schreef dat onze Student[3] van U wat mocht verwachten;[4] het zwijgen daarover was hem opgelegd, dat weet ik wel, maar de schrijversgilde[5] moest dat toch weten en zoo ben ik er ook achtergeraakt: 't is maar om te doen zien dat Hr Cuppens geen kijven verdient dat ik dit zeg. En nu bedank ik U op voorhand voor hetgeen Gij ons belooft. Met twee handen wachten wij er naar, en wij zullen fier zijn en gelukkig het te krijgen. Maak dan als het U belieft, niet alleen eenen lijst met uitleggingen gereed, maar om van voren aan te zetten ook een goed woord dat zanters en zoekers voortbrenge. Ho, en dat zal als Gij schrijft!p3Nu zou ik U nog geren twee dingen vragen: Eerstens wat kwaad gij rechtzinnig peist van De Student? Dat is wel eene vieze vraag maar ze is gemeend. Waar en wat is er aan te verbeteren? Is er iets goeds aan, dat blijve onverlet, dat en moeten ze ons niet zeggen, maar de gebreken, en die zijn er natuurlijk, die moeten opgeteekend worden. Wij moeten die toch eerst kennen, willen we er kunnen tegen vechten of vichten. Die "correptio fraterna"[6] zult Gij ons niet weigeren: ik hoop het vast; en dankbaar zal zij aangenomen worden: dat moet ik er niet bijvoegen.

Tweedens: we waren van zin met ons tweeën Hr Cuppens en ik, nu met Nieuwjaar in De Student het dees te doen, om de jongens aan te zetten tot het zanten. "Alwie van de inschrijvers ons opzendt 100 woorden, spreuken, enz. enz. van volksspraak die nog ongeboekt zijn krijgt eene belooning, eene goede. Maar daar zijn twee moeilijkheden aan. 1o wat belooning? Een boek? Eene inschrijving op Loquela (voorstel van Hr Cuppens)? Daarover waren we nog niet te akkoord. 2° Het ergste nog: wat zijn ongeboekte woorden, wendingen? We hadden reeds zoo opgesteld: "ongeboekte woorden en wendingen dat is al wat nog niet staat in De Bo, Schuermans, Tuerlinckx, Loquela en Volkstaal." Maar nu zie ik, Loquela n° 7 in "Bleevelingen"[7] dat er p3al wat ander plaats is om geboekt te staan. Wat nu daarmee? Wat gaan wij ongeboekt heeten, en wie zal dat ongeboekt nazien? Mogen wij, ik durf het bijkans niet vragen, mogen wij die woorden en wendingen naar U sturen? Gij ziet ze na en houdt ze, want ze zijn toch bestemd voor Loquela. Doch die last is te groot. Ja dat is hij wel, en wij zullen het ontwerp maar laten zakken. En toch ik had het zoo geren aangesteken! Maar als 't niet en kan, kan het niet. En toch....

In Loquela in de laatste nrs kom ik hier en daar iets tegen dat ik niet wijs word: een spreekwoord, een woord. enz. Mag ik dat aanteekenen en opzenden? 

Gij ziet, Eerweerde Heer, mijn heele brief is eene vraag aaneen. 'k Ben zeker dat ik U te veel last aandoe: maar laat al wat te veel is onverlet; ik zou moeten verstaan dat ik niet te veel mag willen en dat zoo een gedurig gevraag over zijn hout gaat.[8]

Vergeef dit, Eerweerde Heer, aan den iever van

Uwen verkleefden dienaar in Christo
Gustaaf Janssens
student, Groot Seminarie, Mechelen.
Mechelen, 12 December 1883.

Noten

[1] Guido Gezelle gaf ook die raad aan August Laporta in zijn brief van 22/10/1884 : “Als ge iet optekent waarom dan niet elke optekening op een afzonderlijk stuk papier zoo groot b.v. als 1/4 postpapier? Zet een woord, het bezonderste, in den hoek aan uwe slinkere kant als op schildwacht, klaar geschreven. Aldus kunt ge 10, 20, 100 bladjes abc wijs leggen en u een papieren geheugen maken, anders zult ge zakboeken vol schrijven en geen weg erin vinden. Hoe moet ik nu doen met uwen brief, te weten, dat aJtemaal overschrijven elk op zijn blad en dat kost tijd, weet ge, en veel taaie geduldzaamheid. “ Gezelle gebruikte hetzelfde principe voor de samenstelling van zijn Woordentas, een taalkundige verzameling van 150.000 taalkundige fiches.
[2] Zanten: bijeenrapen, verzamelen van woorden.
[3] De Student was een invloedrijk studententijdschrift dat verscheen tussen 1881 en 1930. Het werd opgericht door Frans Drijvers en Gustaaf Janssens met als doel het gedachtegoed van de katholieke Vlaamse studentenbeweging te verspreiden en het pleitten voor cultuurflamingantisme. Het blad vond voornamelijk succes in het aartsbisdom Mechelen, maar verspreide zich ook naar Brussel en Leuven. Ook Gezelle maakte deel uit van de abonnees.
[4] Guido Gezelle liet woorden opsturen naar De Student die hij en anderen verzameld hadden omdat hij zich naar eigen zeggen schuldig voelde dat hij dit studentenblad gratis kreeg toegestuurd. Daarnaast kreeg hij te veel woorden toegestuurd waardoor hij op zoek was naar een manier om ze allen te bewaren. Ze laten drukken in De Student leek hem een oplossing. Dit schreef hij in een brief naar August Cuppens.
[5] De redactie van het tijdschrift De Student.
[6] Foute spelling voor Correctio. Vertaling (Latijn): broederlijke correctie.
[7] G. Gezelle, Bleevelingen. In: Loquela: 3 (Alderheiligen 1883) 7, p.50-52.
[8] Uitdrukking, ‘over zijn hout gaan’: te ver gaan, de perken te buiten gaan.
‘Vindekoorn’ was de naam van een rubriek in het blad De Student, toegevoegd in 1884, waarin de ingezonden gewestwoorden opgelijst en verklaard werden.

Register

Correspondenten - personen

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamJanssens, Gustaaf Hendrik Jozef
Datums° Mechelen, 23/08/1858 - ✝ Brussel, 30/04/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; auteur; redacteur
BioGustaaf Janssens deed zijn middelbare studies aan het Sint-Romboutscollege te Mechelen, waar hij o.m. les kreeg van Jan Bols. In 1876-77 was hij er medestichter van de ‘jonge Kerelsgilde’ die zich bezighield met letterkundige oefeningen in de volkstaal; ze werd een onderafdeling van ‘De jonge taalvrienden’ van het kleinseminarie van Mechelen. Samen met enkele medeleerlingen probeerde hij de katholieke Vlaamse studenten te groeperen, wat zou leiden tot het in 1890 opgerichte Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS). Als filosofiestudent aan het kleinseminarie van Mechelen (1878-1880) was hij medeoprichter en redacteur van de studentenalmanak "Driesken de Nijper". Dit was de voorloper van "De Student. Tijdschrift voor het Vlaamsche Studentenvolk" (1881-1930), dat hij samen met Frans Drijvers oprichtte tijdens zijn studies aan het Groot Seminarie van Mechelen. Als redactielid van "De Student" schreef hij zelf weinig artikelen, maar nam hij het zakelijke beheer van het tijdschrift op zich. Hij voerde de onderhandelingen met de drukker, beheerde de administratie van de abonnees en was verantwoordelijk voor de financiële afhandeling en overige bureautaken. Hij betrok ook Guido Gezelle bij het tijdschrift via de taalkundige rubriek ‘vindekoorn’. Ondertussen sprokkelde hij ook woorden voor Gezelles taalkundig tijdschrift “Loquela”. Janssens werd op 7 jun 1884 tot priester gewijd en op 8 juni vierde hij zijn eerste mis. Op 13 april 1884 begon hij als leraar aan het Sint-Aloysiuscollege van Geel, waar hij onder andere lesgaf in "Vlaams". Voor de invulling van deze lessen vroeg hij advies aan Guido Gezelle. Hij bleef er lesgeven tot 14 oktober 1890 en stond er bekend om zijn Vlaamsgezindheid. In 1890 en 1898 werd hij respectievelijk diocesaan inspecteur en hoofdinspecteur van het lager onderwijs. Hij overleed in Brussel op 30 april 1902.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter; studentenbeweging

Briefschrijver

NaamJanssens, Gustaaf Hendrik Jozef
Datums° Mechelen, 23/08/1858 - ✝ Brussel, 30/04/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; auteur; redacteur
BioGustaaf Janssens deed zijn middelbare studies aan het Sint-Romboutscollege te Mechelen, waar hij o.m. les kreeg van Jan Bols. In 1876-77 was hij er medestichter van de ‘jonge Kerelsgilde’ die zich bezighield met letterkundige oefeningen in de volkstaal; ze werd een onderafdeling van ‘De jonge taalvrienden’ van het kleinseminarie van Mechelen. Samen met enkele medeleerlingen probeerde hij de katholieke Vlaamse studenten te groeperen, wat zou leiden tot het in 1890 opgerichte Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS). Als filosofiestudent aan het kleinseminarie van Mechelen (1878-1880) was hij medeoprichter en redacteur van de studentenalmanak "Driesken de Nijper". Dit was de voorloper van "De Student. Tijdschrift voor het Vlaamsche Studentenvolk" (1881-1930), dat hij samen met Frans Drijvers oprichtte tijdens zijn studies aan het Groot Seminarie van Mechelen. Als redactielid van "De Student" schreef hij zelf weinig artikelen, maar nam hij het zakelijke beheer van het tijdschrift op zich. Hij voerde de onderhandelingen met de drukker, beheerde de administratie van de abonnees en was verantwoordelijk voor de financiële afhandeling en overige bureautaken. Hij betrok ook Guido Gezelle bij het tijdschrift via de taalkundige rubriek ‘vindekoorn’. Ondertussen sprokkelde hij ook woorden voor Gezelles taalkundig tijdschrift “Loquela”. Janssens werd op 7 jun 1884 tot priester gewijd en op 8 juni vierde hij zijn eerste mis. Op 13 april 1884 begon hij als leraar aan het Sint-Aloysiuscollege van Geel, waar hij onder andere lesgaf in "Vlaams". Voor de invulling van deze lessen vroeg hij advies aan Guido Gezelle. Hij bleef er lesgeven tot 14 oktober 1890 en stond er bekend om zijn Vlaamsgezindheid. In 1890 en 1898 werd hij respectievelijk diocesaan inspecteur en hoofdinspecteur van het lager onderwijs. Hij overleed in Brussel op 30 april 1902.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter; studentenbeweging

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamMechelen
GemeenteMechelen

Naam - persoon

NaamCuppens, August
Datums° Beringen, 28/05/1862 - ✝ Loksbergen, 01/05/1924
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; pastoor; dichter
BioNa zijn klein seminarie in Sint-Truiden studeerde Cuppens aan het seminarie in Luik en werd er priester gewijd op 9 april 1886. In 1885 al stichtte hij samen met zijn medestudenten Jacob Lenaertst en Jan Mathijs Winters het tijdschrift “‘t Daghet in den Oosten”. Hij was onderpastoor te Ans vanaf zijn wijding. In 1888 werd hij onderpastoor te Verviers, in 1895 rector van de Armenzusters in Luik, en in 1899 terug in Limburg wordt hij pastoor in Loksbergen. Vlaamse kunstenaars en schrijvers kwamen bij hem vaak over de vloer (Verriest, Streuvels, Belpaire, Nahon…) en hij onderhield een levendige briefwisseling met Guido Gezelle en Maria Belpaire. Hij schreef proza, poëzie en toneel en publiceerde vele bijdragen in literaire tijdschriften. Zijn Frans was hoogstaand, zo vertaalde hij 58 gedichten van Gezelle naar het Frans. Hij was medeoprichter van “Dietsche Warande en Belfort” en speelde een voorname rol in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Limburgsch Zantersgildeken; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; ’t Daghet in de Oosten
NaamJanssens, Gustaaf Hendrik Jozef
Datums° Mechelen, 23/08/1858 - ✝ Brussel, 30/04/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; auteur; redacteur
BioGustaaf Janssens deed zijn middelbare studies aan het Sint-Romboutscollege te Mechelen, waar hij o.m. les kreeg van Jan Bols. In 1876-77 was hij er medestichter van de ‘jonge Kerelsgilde’ die zich bezighield met letterkundige oefeningen in de volkstaal; ze werd een onderafdeling van ‘De jonge taalvrienden’ van het kleinseminarie van Mechelen. Samen met enkele medeleerlingen probeerde hij de katholieke Vlaamse studenten te groeperen, wat zou leiden tot het in 1890 opgerichte Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS). Als filosofiestudent aan het kleinseminarie van Mechelen (1878-1880) was hij medeoprichter en redacteur van de studentenalmanak "Driesken de Nijper". Dit was de voorloper van "De Student. Tijdschrift voor het Vlaamsche Studentenvolk" (1881-1930), dat hij samen met Frans Drijvers oprichtte tijdens zijn studies aan het Groot Seminarie van Mechelen. Als redactielid van "De Student" schreef hij zelf weinig artikelen, maar nam hij het zakelijke beheer van het tijdschrift op zich. Hij voerde de onderhandelingen met de drukker, beheerde de administratie van de abonnees en was verantwoordelijk voor de financiële afhandeling en overige bureautaken. Hij betrok ook Guido Gezelle bij het tijdschrift via de taalkundige rubriek ‘vindekoorn’. Ondertussen sprokkelde hij ook woorden voor Gezelles taalkundig tijdschrift “Loquela”. Janssens werd op 7 jun 1884 tot priester gewijd en op 8 juni vierde hij zijn eerste mis. Op 13 april 1884 begon hij als leraar aan het Sint-Aloysiuscollege van Geel, waar hij onder andere lesgaf in "Vlaams". Voor de invulling van deze lessen vroeg hij advies aan Guido Gezelle. Hij bleef er lesgeven tot 14 oktober 1890 en stond er bekend om zijn Vlaamsgezindheid. In 1890 en 1898 werd hij respectievelijk diocesaan inspecteur en hoofdinspecteur van het lager onderwijs. Hij overleed in Brussel op 30 april 1902.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter; studentenbeweging
NaamGeets, Anna Elisabeth Regina
Datums° Hever, 07/09/1819 - ✝ Mechelen, 13/11/1883
GeslachtVrouwelijk
BioAnna Elisabeth Regina Geets werd geboren op 7 september 1819 te Hever als dochter van Eustachius Geets en Maria Catharina Buellens. Ze trouwde er met Jacob Hendrik Janssens in 1843. Samen kregen zij een zoon, Gustaaf Janssens, die correspondeerde met Guido Gezelle. Ze overleed te Mechelen op 13 november 1883.
Bronnen https://agatha.arch.be/data/acts/Visu-511_9999_999_1979955_000_H_0277-00000009

Naam - plaats

NaamMechelen
GemeenteMechelen
NaamLuik

Naam - instituut/vereniging

NaamGrootseminarie Luik
BeschrijvingHet Grootseminarie van Luik werd opgericht als priesteropleiding voor het bisdom Luik in 1592. Sinds 1804 is het gevestigd in de door de Franse Revolutie opgeheven St.-Norbertusabdij van Luik, samen met het Prins-Bisschoppelijk Paleis. Vanaf 1840, na het ontstaan van België, diende het voor de opleiding van priesterstudenten (filosofie en theologie) van de bisdommen Luik en Limburg, tot in 1967 het bisdom Hasselt werd opgericht. Op dit moment is het een onderdeel van het interdiocesaan seminarie Notre Dame te Namen.
Datering1592-heden
NaamGrootseminarie Mechelen
BeschrijvingHet Grootseminarie Mechelen werd in 1595 opgericht door aartsbisschop Mathias Hovius in het voormalige Standonckcollege, naar aanleiding van het Concilie van Trente. In 1746 begon de bouw van een nieuw seminarie. Doorheen de jaren kende het seminarie verschillende periodes van sluiting en heropening, onder meer tijdens het bewind van Jozef II en de Franse Revolutie. In 1830 kon de priesteropleiding definitief herstarten. Gedurende de 20e eeuw werden seminaristen onder meer getraind voor militaire dienst en vonden er meerdere herstructureringen plaats. In 1970 werd het Grootseminarie van Mechelen gesloten en verhuisden de opleidingen naar Leuven en later ook naar Brussel. In 1995 werd het seminarie tijdelijk heropend als Theologicum, maar door een gebrek aan seminaristen werd het in 2006 volledig geïntegreerd in het Johannes XXIII-seminarie te Leuven.
Datering1595-2006
Links[odis]

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelWestvlaamsch idioticon
AuteurDe Bo, Leonard Lodewijk
Datum1873
PlaatsBrugge
UitgeverGailliard
TitelAlgemeen Vlaamsch Idioticon
AuteurSchuermans, Lodewijk W.
Datum1865-1883
PlaatsLeuven
UitgeverGebroeders Vanlinthout en Karel Fonteyn
TitelDe Student: tijdschrift voor het Vlaamsch Studentenvolk (periodiek)
AuteurJanssen, Gustaaf; Laporta, August (red.) e.a
Datum1881-1930
PlaatsLeuven; Lier; Brussel; Laken
Uitgever[s.n.]
Links[odis]
TitelBijdrage tot een Hagelandsch idioticon
AuteurTuerlinckx, J.F.
Datum1886
PlaatsGent
UitgeverHoste
TitelOnze volkstaal, tijdschrift gewijd aan de studie der Nederlandsche tongvallen (periodiek)
Auteurde Beer, Taco Hajo
Datum1882-1890
PlaatsKuilenburg
UitgeverBlom & Olivierse
Links[dbnl]

Titel12/12/1883, Mechelen, Gustaaf Hendrik Jozef Janssens aan [Guido Gezelle]
EditeurJoppe Werbrouck; Marc Carlier (research); Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenJoppe Werbrouck; Marc Carlier (research); Universiteit Antwerpen, Janssens Gustaaf Hendrik Jozef aan Gezelle Guido, Mechelen (Mechelen), 12/12/1883 . In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderJanssens, Gustaaf Hendrik Jozef
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum12/12/1883
VerzendingsplaatsMechelen (Mechelen)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 206x133
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden rouwpapier
Toevoegingen op zijde 4 rechts in de benedenrand: vindekoorn (blauw potlood, hand G.G.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5375
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11686
Inhoud
IncipitIk had U al lang moeten schrijven en
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.