<Resultaat 730 van 2074

>

p1
Eerweerde Heer en zeer goede Vriend!

Van herten blijde was ik, gisteren avond, als uw brief met de bijlagen[1] goed en wel mij ter hand gesteld werd, en ik uw welkom schrijven mochte lezen, en mij verheugen in uwen welstand. Hoe lange ook was het al geleden, sedert ik iets van U vernam! Toch was ik gerust aangaande uwen welstand; immers de nummers van Loquela, die ik geregeld van uwe goedgunstigheid ontving - en steeds met blijdschap - overtuigden mij daarvan. Meermalen was ik zelve ook willens U een levens- en vriendschapsteeken van mijne hand te zenden. Maar telkens kwam d'eene of andere beslommeringe mij daarin beletten. Nu echter maant uw schrijven mijn geweten, en doet mij mijne schuld te meer gevoelen. Dies toeve 'k nu ook geen amerijken[2] langer, maar tijge terstond te werke met dezen brief, al is het dat ik hem waarschijnelik niet in eene zitting gedaan maken kan. Wat dan over blijft - daar voor is het morgen ook een dag.

Vriendelijk dank voor de toezendinge van den toognumero van "Ons oud Vlaemsch". Vriendelik dank voor dat welkome blaadje. Met het allermeeste genoegen heb ik er kennis mede ge-p2gemaakt. Het is juist geworden wat ik er mij van had voorgesteld, juist gelijk ik verwachtte. Moge dit bladeken zegen vinden op zijne wegen, en den sluimerenden onder de Vlamingen in de fransche verstrooiinge opwekken, den stikzienden de bloode oogen verhelderen, den onverschilligen begeesteren tot voordeel en roem der vaderlandsche volks- en taalzake die wij - Gij en ik en onze medestrijders en medestanders, voorstaan. Dat Gij eenige zinsneden uit mijn Dialecticon hebt overgenomen[3] in het fransch vlaamsche blaadje, doet mij in der daad genoegen. Wel verre van dit noode te zien, verheugt het mij veeleer, en acht ik het mij eene eere. De vervlaamschinge waar aan Gij die zinsneden hebt onderworpen, vervroolijkt mijne eigene woorden en versiert ze grootendeels. Ai! hoe zoet en liefelik is de volkssprake, zoo schoon en rein en eenvoudig! hoe behagelik voor 't onverdorvene gemoed - tegenover de stijve, afstootelike, schoolsche boekentaal. Mijn eigen werk van voor 10 jaren en meer kan mij nu niet meer behagen. Mocht ik het Dialecticon nog een keer maken, 't zou nu veel beter worden. Sedert ik mij zelven al meer en meer toeleg op eenen eenvoudigen, natuurliken, volkseigenen trant in 't schrijven en opstellen, sedert walcht mij nu dikwijls wat ik voor jaren te boek stelde. En dat ik tot inzicht ben gekomen van de voordeelen p3eener eenvoudig-natuurlike schrijfwijze, dat dank ik mede aan het letterkundig verkeer dat ik met mijne hoog geachte en wel beminde vlaamsche vrienden mag onderhouden.

Ik zal bij den heer Julius de Meester, van Rousselaere, op "Ons oud Vlaamsch" gaan inschrijven, en ik beloof mij zelven, voor 't vervolg, veel genot er van.

Hier bij het opstel[4] van uwen jongen limburgschen vriend terug[5] Ik heb het wel geheel en naukeurig doorgelezen, maar heb geene vrijheid gevonden om er iet in te veranderen. Het geheel toch is zóó eigenaardig, zóó bijzonder, dat het mij jammerde om het te verknoeien. Het moet blijven lijk als het is. Wat de inhoud aangaat, wel! waarom U niet ronduit te antwoorden op uwe vraag: "die inhoud is zwak." Maar daarom nog geenszins afkeurensweerd. Hier geldt ook d'uitsprake dat men de rookende vlaswiek niet uitblusschen zal! - Het geschiedkundig gedeelte overtreft in weerde verre weg het taalkundige deel. Op de geschiedenis-feiten er in vermeld, en heb ik geene aanmerkinge. Ook gaat mijne kennis van d'oud-limburgsche geschiedenis niet zoo diep. Het taalkundig gedeelte is zeer zwak, eigenlik te zwak. Weet de schrijver geene andere, betere kenmerken der verschillende limburgsche gouspraken te vermelden? Kenmerken die duideliker spreken, en scherper bepalen, doen hier nood. Ook p4moest meer acht geslagen zijn op de gouspraken en volksstammen van oostelik Limburg - ik meen het noord-nederlandsch, Gij lieden zegt het "hollandsch" gedeelte van dat gewest. "Belgisch"- en "hollandsch" Limburg vormt immers, in taal- en geschied- en oudheidkundig op zicht, slechts één enkel geheel.

Van eenen dier wakker limburgsche volk- en taal-beminnaars ontving ik eenen brief, om eenige toegenegenheid en mogelike hulpe. Zekerlik door uwe goedkeuringe. Ik heb den ijverigen jongen man ook geerne een antwoord gezonden, maar moet het betreuren, niet in de gelegenheid te wezen, zijn en zijner vrienden arbeid meer te steunen en te voorderen. Mij ontbreekt tijd. Ik kan geen hooi meer op mijnen vork nemen nochte meer riemen in mijnen kiel. Ik kan mijne briefwisseling niet meer uitbreiden. De wal keert het schip. Dies heb ik hem ook wat korter moeten antwoorden dan ik anders, van mijnes herten wegen, anders wel gedaan had.

Wel! heeft onze hoog geachte Vriend, Eerw: Duclos U geschreven van mijnen zoon, dat hij nu niet meer bij zijnen vader is? Duclos heeft wel geschreven! Mijn lieve zoon, thans onder 's Heeren zegen tot eenen stoeren, gezonden jongeling opgegroeid (grooter als zijn vader is, en haast even breed) - mijn beste jongen, thans ook een vrome, deugdzame, bedaarde jonkman, p5p2is nu "akker-student", gelijk men het noemt, dat is: leerling der Rijks-Landbouwschool te Wageningen. Landbouwer te worden, wetenschappelik landbouwer - "stroom, oeconoom, heerenboer of latijnschen boer" - hoe noemt men dat in Vlaanderen? was al van zijne knapenjaren af zijn lust en begeerte. En ik heb er mij niet tegen mogen verzetten, al strookt het nu juist niet met mijne eigene verwachting en welbehagen. Maar er is met grond niets tegen in te brengen. Zulk een "gentleman-farmer", op eene schoone, groote hoeve gezeten, op eigen bodem, vrank en vrij in een schoon oord, verre van 't ijdele gewoel der stadsche zeden, eenvoudig en degelik en waar, is als een koning, en kan een benijdensweerdig leven voeren. Daartoe helpe hem ons Heere-God! En dat mijne oogen mijnen lieveling nog in dien stand mogen aanschouwen, in eere voor God en menschen! Dat helpt Gij mij wenschen, en bidden, niet waar?

Maar voorshands -ai! hoe stil is het in mijn huis nu mijn zoon het heeft verlaten. Hoe ledig is het in mijn hart, nu hij niet meer nederzit aan mijne zijde rond den heerd, noch naast mij wandelt door deze schoone Haarlemsche landstreek, nu mijne oogen zich niet meer dagelijks mogen verlustigen in zijne gezonde, kloeke gestalte. Ja! 't is mij zóó verlaten, zoo eenlik in mijn huis p6en hart! Aanvankelik meende ik onder het leed te zullen bezwijken. De goede tijdingen echter, de uitmuntende berichten van gedrag en leerijver, van gezondheid en tevredenheid die alle 14 dagen mij uit Wageningen toekomen, troosten mij grootelijks. -

Vergeef mij, mijn goede Vriend! deze misschien weinig gepaste uitwijdingen over mijne eigene verwantschaps-aangelegenheden.

In den maagschapsname Quatannens zie ik eerder eenen tweeden-naamval van Quat-hanne, de kwade Hanne; de kwade Johannes - eerder dan van de kwade Johanna. Immers zoo algemeen de patronymika zijn, zoo zeldzaam zijn de metronymika. De t is aan het oorspronkelike woord quaet in dit geval gehecht gebleven, wijl er eene stomme h op volgde, dus om hiatus te vermijden. - Over Paeschbrugghe en waag ik geen oordeel. Toch schroom ik niet te verklaren dat uwe afleidinge dezes naams van den woorde Paeschberd mij te gezocht voorkomt. Dikwijls zoekt men in de verte, wat nabij en als voor d'hand ligt.

Van maagschapsnamen gesproken - het zal U zekerlik belang inboezemen en U verheugen omdat het mij verblijdt, te weten de tijding: dat ik in dit najaar een groot werk voltooid heb over de nederlandsche p7geslachtsnamen in 't algemeen, zoo wel uit Zuid- als uit Noord-Nederland, zoo wel vlaamsche als friesche, hollandsche als brabantsche. Namelik die namen in hunnen oorsprong, geschiedenis en bediedenis. En 'k hebbe er eenen allerbesten uitgever voor gevonden, hier ter stede. Ook de drukkerij is hier - een groot gemak. Een omvangrijk werk zal het worden en wel 40 vellen druks beslaan. Wij zijn reeds begonnen te drukken - maar meer dan een vel 's weeks en werk ik niet af. Het zal dus al lichte het najaar zijn van 1885, eer het geheel gereed zal zijn (in afleveringen wil ik het niet uitgegeven hebben, en ook niet bij inteekening; het boek moet in eens en geheel gereed verschijnen. Ik hecht aan dat oude en goede gebruik.

Wanneer ik nog eens naar Vlaanderen kom vraagt Gij. Mijn antwoord is: 'k en weet het niet, dierbare vriend! Ik hoop van herten in den volgenden zomer.[6] Immers zal ongetwijfeld mijn zoon sterkelik begeeren om den antwerpschen toogdag[7] te zien. Ik en mag, als trou vader, den onbedorvenen jongeling niet aleen laten gaan in zulke plaatsen en bij zulke wereldsche feesten die zoo gevaarlik zijn voor een jong gemoed, in opzicht van deugd en zedelikheid. Hij is, God-dank! braaf. Ik moet ook mijn best doen hem braaf te houden.p8Dies zal ik hem dan vergezellen, en daar bij maar al te geerne naar Brugge en Kortrijk komen, al en zal het dan langer niet dan een of hoogstens twee dagen kunnen zijn. Ook trekt mijn herte naar Aerschot, naar den Eerw: Heere Jan Bols, met wien ik ook in aangename briefwisseling verkeere. Door dien Heer ben ik in vriendschappelike betrekking gekomen met eenen wakkeren jongeling, student te Loven, en ten herteliksten begeesterd voor de vlaamsche zake. Hij is de zoon eens deftigen borgers tot Hoboken onder de rook van Antwerpen, en deze heeft mij ten vriendeliksten huis-verblijf aangeboden onder zijn dak, waneer ik den antwerpschen toogdag zal bezoeken. Reden te meer om te gane.

Oud-friesch reikt oud-vlaamsch de hand. Ook wij noemen eene zeer pijnlike verzweringe van een uterste vingerkootje: fyk of fîk (men spreke fiik met zuivere lange i); de Hollanders noemen het vijt. En ook wij zeggen in de dageliksche volksspreektale lulk voor leelik; een lulke feint is goed-friesch.[8] De vorm lulk geldt echter voor minder fijn en welgemanierd dan lilk. "Leelik", als in Holland, zegt men in Friesland nooit.

En nu eindelik het einde, mijn beste vriend! Verveelde U mijne langdradigheid niet alreede? Verschooning dan! -

Zij mij nu uit der herten en ten minneliksten gegroet!
In d'oude troue,
Uw
Johan Winkler.

N.S. En hebt Gij geen transvaalsch-dietsch boekje[9] ontvangen, dat ik U eenige weken geleden bij middel der post toezond?

Noten

[1] Het gaat om een verloren gegane brief.
[2] ogenblik
[3] Gezelle neemt een uittreksel uit Winklers Dialecticon waarin hij zegt dat Frans-Vlaanderen een echt Vlaamse streek is en tevens een oproep doet om Frans-Vlaanderen met Oost- en West-Vlaanderen te verenigen. (Dries Gevaert, De Briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler, deel 3, p.468 (Licentiaatsverhandeling RU Gent, 1984).
[4] Vermoedelijk is het opstel niet gepubliceerd.
[5] Identificatie van de persoon via de brief van A. Cuppens e.a. aan G. Gezelle, 25/12/1884?: ”Hierbij ook de schoonen brief van Johan Winkler terug en vriendelik bedankt! Koob gaat zijn werk hermaken bijzonder dat al te zwak taalkundig deel: hij wist van 't begin af dat het niet sterk genoeg was, maar hij was toch van zin van het merkelik te vermeerderen; daar zijn immers groote verschillen genoeg te vinden tusschen ons drij gouspraken. Daar is geen een Limburger, dat is heel zeker, die die verschillen niet en gevoelt en verstaat. Voor ons Limburgers, ware 't zelfs niet noodig zulks te bewijzen. Maar dat Koob de Hollandsche Limburgers wat verwaarloosd heeft is ook waar: hij kent ze immers maar goed tot aan Weert; en achter Weert begint Hollandsch Limburg eerst te goêi....”.
[6] Dit bezoek heeft plaatsgevonden.
[7] De Wereldtentoonstelling te Antwerpen van 2 mei tot 2 november 1885.
[8] In zijn bundel opstellen Oud Nederland wijst J. Winkler aan de hand van deze woorden op de overeenkomst tussen het Fries en het Frans-Vlaams.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamBeyaert-Storie, Karel
Datums° Brugge, 19/08/1848 - ✝ Brugge, 22/02/1922
GeslachtMannelijk
Beroepboekhandelaar; uitgever
BioKarel Beyaert was de zoon van Louis Beyaert-Defoort, een Brugse boekhandelaar en boekbinder. Hij studeerde aan het Sint-Lodewijkscollege van Brugge waar hij les kreeg van L.L. De Bo. Karel volgde zijn vader op en woonde in de Mariastraat in Brugge. Hij gaf veel werk uit van West-Vlaamse prominenten als De Bo, Huys, Duclos, enz. Hij was gehuwd met Marie Virginie Storie. Hij was een van de stichters van de Brugse Eigenaars- en Landbouwersbond en lid van de Confrérie de Saint-Michel die tot doel had de secularisatie terug te dringen.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamBols, Jan
Datums° Werchter, 09/02/1842 - ✝ Aarschot, 15/01/1921
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; folklorist; taalkundige; pedagoog; leraar; pastoor; directeur; auteur
BioJan Bols werd tot priester gewijd op 22/12/1866 te Mechelen. Op 01/10/1866 werd hij leraar aan het Sint-Romboutscollege in Mechelen. Hij was de stichter van het Sint-Jozefscollege in Aarschot, waarvan hij ook de eerste directeur werd op 12/08/1876. Op 24/12/1884 werd hij pastoor te Mechelen en op 25/06/1887 pastoor te Alsemberg. Hij was lid van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal-, Letterkunde en Geschiedenis (vanaf 1876), de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (vanaf 1886) en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden (1912). In 1886 was hij betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Het Belfort. Hij was een belangrijk figuur in de Vlaamse beweging en hij was ook actief als schrijver. Hij publiceerde ook een Nederduitsche bloemlezing voor het middelbare onderwijs. Daarnaast was hij ook een ijverig folklorist en zanter van volksliederen. In 1897 verscheen in Namen zijn bundel “Honderd oude vlaamsche Liederen met woorden en zangwijzen verzameld en voor het eerst aan het licht gebracht”. Uit zijn nagelaten werk publiceerde de Commissie van het Oude Volkslied van het Ministerie van Openbaar Onderwijs postuum de bundel "Godsdienstige kalenderliederen" (1939) en twee bundels "Wereldlijke volksliederen" (1949).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamDe Meester, Jules
Datums° Roeselare, 04/01/1857 - ✝ Wetteren, 06/02/1933
GeslachtMannelijk
Beroepdrukker; uitgever
BioJules De Meester was de zoon van een schoenmaker. Hij vestigde zich in 1877 als boekhandelaar en later ook als uitgever in de Zuidstraat te Roeselare, vlakbij het kleinseminarie. Katholiek en Vlaams was zijn handelsmerk. Hij werd een belangrijke drukker van Guido Gezelle. Samen met de Leuvense boekhandelaar en drukker Karel Fonteyn gaf hij in 1878-1880 vier delen uit van het Verzameld Dichtwerk van Gezelle, en een tweede uitgave van het verzameld werk in 1892-1893. Hij was ook de uitgever van het taalkundige tijdschrift Loquela.
Relatie tot Gezellecorrespondent; drukker werk Gezelle
Bronnen http://users.skynet.be/sb176943/AndriesVandenAbeele/druk_gezelle.htm ;
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de “Gazette van Brugge”, werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamLenaerts, Leonard Willem Jakob
Datums° Zonhoven, 30/04/1862 - ✝ Landen, 16/12/1913
GeslachtMannelijk
Beroepdichter; priester
BioJacob Lenaerts werd geboren te Zonhoven op 30 april 1862. Zijn ouders overleden toen hij nog zeer jong was en hij werd opgevoed door zijn heeroom Willem Arnold Lenaerts, pastoor-deken van Vlijtingen. Hij volgde de humaniora in het seminarie van St.-Roche in de provincie Luik en studeerde daarna wijsbegeerte aan het kleinseminarie te St.-Truiden. In 1884 stichtte hij als seminarist, samen met August Cuppens en op impuls van Gezelle, "’t Daghet in den Oosten" (1885-1914), een taal- en volkskundig weekblad voor de provincie Limburg. In 1886 werd hij priester gewijd en aangesteld als kapelaan in Val-Saint-Lambert. Daarna werd hij achtereenvolgens pastoor in Bevingen-Halmaam (St.-Truiden), Membruggen en Landen, waar hij overleed op 16 december 1913. Lenaerts schreef talrijke artikels over taal- en volkskunde, lokale geschiedenis en hagiografie. Zijn meest geslaagde publicatie is "De Verdwijning der Auwelen" (1890). Hij verwerkte hierin, onder invloed van Gezelle, oude sprookjes en sagen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot GezelleLimburgsch Zantersgildeken; correspondent
Bronnen https://nevb.be/wiki/Lenaerts,_Jacob_(eigenlijk_Leonard_W.J.)
NaamPauwels, Adolf
Datums° Berchem, 12/09/1864 - ✝ Antwerpen, 31/03/1902
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus; redacteur
BioAdolf Pauwels was vanaf 1877 leerling aan het O.L.V.-college van Antwerpen en stichtte er in het schooljaar 1880-81 de Vlaamsche Bond ter verspreiding van Vlaamse tijdschriften als "De Student" en "De Vlaamsche Vlagge". Als retoricaleerling (sept. 1881) richtte hij te Hoboken een Davidsfondsafdeling op die zich strijdbaar Vlaams opstelde en werd hij de voorman van een groeiende studentenbeweging. In 1883 ging Pauwels rechten studeren in Leuven en werd hij daar bestuurslid van Met Tijd en Vlijt dat zijn invloed deed gelden op de taalwetgeving en de vernederlandsing van het onderwijs. Na zijn studies in 1887 droeg hij als advocaat veel bij aan de vernederlandsing van de rechtsspraak. Hij werd lid van de Nederlantsche Bond en hoofdredacteur van een eigen maandblad "De Nijptang" (1889-1890). Na de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht (1893) werd Pauwels een van de grondleggers van de Vlaamsche Christene Volkspartij in Antwerpen, maar keerde na twee jaar terug tot de radicalere Meetingpartij. Hij overleed onverwacht op 37-jarige leeftijd te Antwerpen op 31 maart 1902.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://nevb.be/wiki/Pauwels,_Adolf_(eigenlijk_Adolphus)_E.
NaamWinkler, Andries J.
Datums° Leeuwarden, 03/02/1866 - ✝ Haarlem, 06/08/1914
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris-penningmeester
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioAndries Winkler werd geboren als de zoon van arts en dialectoloog Johan Winkler en Andrieske Tjallings Römer. Zijn moeder stierf enkele dagen na zijn geboorte op 10 februari 1866 op 27-jarige leeftijd. Andries Winkler was Secretaris-Penningmeester te Haarlem. Hij trouwde met Alida van Blaarden op 19 juli 1897 en ze kregen samen vier kinderen: Johan Winkler (6 oktober 1898), Hendrik Winkler, (13 mei 1903), Andries Laurens Winkler (18 januari 1905) en Gerrit Willem Winkler (27 mei 1907). Andries Winkler beroofde zichzelf van het leven in 1914.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.openarch.nl/frl:922bef2f-2441-7167-4a1e-a72d41550152
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamTjeenk Willink, Hermanus Diedericus
Datums° Zwolle, 21/07/1843 - ✝ Haarlem, 08/03/1917
GeslachtMannelijk
Beroeptheoloog; predikant; uitgever; gemeenteraadslid
VerblijfplaatsNederland
BioH.D. Tjeenk Willink was promoveerde te Utrecht in theologie. Hij was Doopsgezind predikant te Tjalbert. Daarna werd hij uitgever te Haarlem, van o.m. de werken van Johan Winkler. Hij was medeoprichter (1880) van de Nederlandse uitgeversbond en ook gemeenteraadslid te Haarlem.
Links[dbnl]

Naam - plaats

NaamAarschot
GemeenteAarschot
NaamAntwerpen
GemeenteAntwerpen
NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamHoboken
GemeenteAntwerpen
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamLeuven
GemeenteLeuven
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare
NaamHaarlem
NaamWageningen

Naam - instituut/vereniging

NaamRijkslandbouwschool Wageningen
BeschrijvingDe Rijkslandbouwschool Wageningen is ontstaan in 1876 door bijeenvoeging van de gemeentelijke HBS en de gemeentelijke landbouwschool. Ze werd in 1904 omgevormd tot Rijks Hoogere Land- en Boschbouwschool, in 1918 verheven tot academische instelling (Landbouwhogeschool) en in 1986 tot universiteit. Sinds 2016 stelt ze zich voor als Engelstalige onderzoeksinstelling: ‘Wageningen University & Research’.
Datering1876-heden

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelOns Oud Vlaemsch

Titel - ander werk

TitelAlgemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon
AuteurWinkler, Johan
Datum1874
Plaatss-Gravenhage
UitgeverMartinus Nijhoff
TitelDe Nederlandsche Geslachtsnamen
AuteurWinkler, Johan
Datum1885
PlaatsHaarlem
Uitgever[s.n.]

Titel24/11/1884, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum24/11/1884
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 2: Brieven (1884-1899) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.203-208
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 dubbele vellen, 210x135
wit
papiersoort: 8 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5448
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11758
Inhoud
IncipitVan herten blyde was ik, gisteren
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.