Achtbare Heer en Vriend,
Allereerst dank ik U voor de toezending der “Afrikaansche Taalbeweging”. Ongetwijfeld zal dit boekje mij zeer nuttig zijn.
Ik heb laatst[1] Héliand[2] voor Hildebrand[3] geschreven en vast met recht Uwe verwondering gaande gemaakt! ... Toch werd de Héliand voor nederlandsch uitgegeven[4] zelfs deed men dit met den Beowulf[5] enz., hoe ongerijmd ook. Reeds van over twee jaar ben ik bezig met ons oud-Nederlandsch (waarvan het bestaan door wijlen Heremans mij eens met koddige heftigheid afgeloochend werd), woordje voor woordje uit de hooge middeneeuwsche[6] oorkonden te ziften. ’t Is beestewerk; maar goudzoeken gaat ook niet anders; en het kleine fortuintje woorden aldus opgegaard is alreeds genoeg om iets te kunnen bevestigen nopens onze taal van vòòr ’t jaar 1000, - alweêr in strijd met hetgeen Te Winkel indertijd beweerde: als zou het Nederlandsch van voòr ’t jaar 1000 niet meer te onderkennen zijn.
Ik zie dat de Psalmen door U ook als eene verwarde klos beschouwd worden; en dat het moeielijk zal zijn daarover iets bepaalds te zeggen.p2Bonte = Botte wijst op ons bond, dat, herom, in ‘t fransch alweêr botte gebleven is. Dus is hier eene “nasalirung” [7] te vermoeden. Botte = Bonke = of met t, is eene algemeene wisseling, nietwaar? Workels rond Veurne; qui voor die; quod voor hwod en dat; te Parijs quarkier en charcukier leggen daar getuigenis van af, zoo goed als church[8] nevens kyrka of kèerke en kerk. In ‘t oudste Latijn krielde ‘t van zulke wisselingen.
De muylstoter uit Ulespiegel is het zeinsel[9] zelf niet; maar de man, die ‘t gebruikt. Ulespiegel besloeg een doodshoofd met zilveren banden en zegende de lieden met deze relikwie; hij werd aldus een muylstoter, die veel geld wist af te schaffen. Ik meen dus in muilstooter een volkswoord te erkennen, alhoewel hetzelfde woord, als mulstoterium = patene, nooit buiten de kerken gegaan is.
Friesch is voor mij ook eene taal; het is de brug tusschen de Teutoonsche en de Skandinaafsche soorten.
Hoe foot, meervoud feet werd. Groote kwestie, voorwaar! Wij zouden de oud-friesche en de Angelsche dialekten moeten kennen om dat met zekerheid in den klare te trekken. In de hedendaagsche frieschep3dialekten hoort men nu overal foten, fouten, fäiouten en zelfs voeten; naar ‘t westen op hoort men futten, fòtten en foeten, altemaal met dien meervoudsuitgang. Maar in de Angelsche streken verschilt dat sterk: Het meervoud is aldaar, volgens de streken: föt, fètt, fêtt, fett, fet, fööt, en fête in Sagelterland.[10]
Twee soorten van meervoud zijn dus naar allen schijn van overouds in Oost- en West-Friesland in zwang en zullen dan ook door Angelen en Friso-Saksen tegelijkertijd naar Brittenland overgezet geweest zijn.
Meest al de[11] hooge klanken zijn ten andere, zoowel in meervoud als in enkelvoud van sporte gezonken[12] en dit voornamelijk in ’t Engelsch:
voelen = to feel.
voeden = to feed.
broederen = brethren, naast brothers.
goose = geese.
gelooven = to believe.
tooth = teeth.
mouse = mice.
Maar, wat ik zou moeten onder de hand hebben, is de taal van langs de Deensche westerkust! Toch, in ‘t algemeene Deensch verloopt het enkelvoud Fod in Fødder. Wie weet, of was er in ‘t een of ‘t ander Angelsaksisch dialekt ook geenp4geen[13] Fjod voorhanden, evenals de fjoel, die uit het vroegere friesch in den modernen fugel (spreek uit fŏegel) overgegaan is.?
In de middeneeuwen hadden wij Woke, dat nu nog Westvlaamsch weuke luidt, en algemeener weke geworden is. Doogniet = deugniet en in sommiger mond alreeds deigeniet geworden.
Is nu langs dien weg het verloop van fote tot føt en feet niet te zoeken?
- Over on = men en ne = en, denken wij verschillig. On toch is li homs, hom, lhom; Latijn Homo. En iss ne dan ‘t zelfde niet als in ‘t latijn en in alle talen? In oudfransch heeft men toch nen, Latijn non, alweder door verlaging van toon. Dit is geen teutoonsch neen, want hoe teutoonsch nen-il en nennil (modern nenni) er ook uit zien, peis ik er non-illud in te mogen herkennen.
Blijve UEdeles dienstwillige dienaar