<Resultaat 834 van 2074

>

p1

Achtbare Heer en Vriend,

Allereerst dank ik U voor de toezending der “Afrikaansche Taalbeweging”. Ongetwijfeld zal dit boekje mij zeer nuttig zijn.

Ik heb laatst[1] Héliand[2] voor Hildebrand[3] geschreven en vast met recht Uwe verwondering gaande gemaakt! ... Toch werd de Héliand voor nederlandsch uitgegeven[4] zelfs deed men dit met den Beowulf[5] enz., hoe ongerijmd ook. Reeds van over twee jaar ben ik bezig met ons oud-Nederlandsch (waarvan het bestaan door wijlen Heremans mij eens met koddige heftigheid afgeloochend werd), woordje voor woordje uit de hooge middeneeuwsche[6] oorkonden te ziften. ’t Is beestewerk; maar goudzoeken gaat ook niet anders; en het kleine fortuintje woorden aldus opgegaard is alreeds genoeg om iets te kunnen bevestigen nopens onze taal van vòòr ’t jaar 1000, - alweêr in strijd met hetgeen Te Winkel indertijd beweerde: als zou het Nederlandsch van voòr ’t jaar 1000 niet meer te onderkennen zijn.

Ik zie dat de Psalmen door U ook als eene verwarde klos beschouwd worden; en dat het moeielijk zal zijn daarover iets bepaalds te zeggen.p2Bonte = Botte wijst op ons bond, dat, herom, in ‘t fransch alweêr botte gebleven is. Dus is hier eene “nasalirung” [7] te vermoeden. Botte = Bonke = of met t, is eene algemeene wisseling, nietwaar? Workels rond Veurne; qui voor die; quod voor hwod en dat; te Parijs quarkier en charcukier leggen daar getuigenis van af, zoo goed als church[8] nevens kyrka of kèerke en kerk. In ‘t oudste Latijn krielde ‘t van zulke wisselingen.

De muylstoter uit Ulespiegel is het zeinsel[9] zelf niet; maar de man, die ‘t gebruikt. Ulespiegel besloeg een doodshoofd met zilveren banden en zegende de lieden met deze relikwie; hij werd aldus een muylstoter, die veel geld wist af te schaffen. Ik meen dus in muilstooter een volkswoord te erkennen, alhoewel hetzelfde woord, als mulstoterium = patene, nooit buiten de kerken gegaan is.

Friesch is voor mij ook eene taal; het is de brug tusschen de Teutoonsche en de Skandinaafsche soorten.

Hoe foot, meervoud feet werd. Groote kwestie, voorwaar! Wij zouden de oud-friesche en de Angelsche dialekten moeten kennen om dat met zekerheid in den klare te trekken. In de hedendaagsche frieschep3dialekten hoort men nu overal foten, fouten, fäiouten en zelfs voeten; naar ‘t westen op hoort men futten, fòtten en foeten, altemaal met dien meervoudsuitgang. Maar in de Angelsche streken verschilt dat sterk: Het meervoud is aldaar, volgens de streken: föt, fètt, fêtt, fett, fet, fööt, en fête in Sagelterland.[10]

Twee soorten van meervoud zijn dus naar allen schijn van overouds in Oost- en West-Friesland in zwang en zullen dan ook door Angelen en Friso-Saksen tegelijkertijd naar Brittenland overgezet geweest zijn.

Meest al de[11] hooge klanken zijn ten andere, zoowel in meervoud als in enkelvoud van sporte gezonken[12] en dit voornamelijk in ’t Engelsch:

voelen = to feel.
voeden = to feed.
broederen = brethren, naast brothers.
goose = geese.
gelooven = to believe.
tooth = teeth.
mouse = mice.

Maar, wat ik zou moeten onder de hand hebben, is de taal van langs de Deensche westerkust! Toch, in ‘t algemeene Deensch verloopt het enkelvoud Fod in Fødder. Wie weet, of was er in ‘t een of ‘t ander Angelsaksisch dialekt ook geenp4geen[13] Fjod voorhanden, evenals de fjoel, die uit het vroegere friesch in den modernen fugel (spreek uit fŏegel) overgegaan is.?

In de middeneeuwen hadden wij Woke, dat nu nog Westvlaamsch weuke luidt, en algemeener weke geworden is. Doogniet = deugniet en in sommiger mond alreeds deigeniet geworden.

Is nu langs dien weg het verloop van fote tot føt en feet niet te zoeken?

- Over on = men en ne = en, denken wij verschillig. On toch is li homs, hom, lhom; Latijn Homo. En iss ne dan ‘t zelfde niet als in ‘t latijn en in alle talen? In oudfransch heeft men toch nen, Latijn non, alweder door verlaging van toon. Dit is geen teutoonsch neen, want hoe teutoonsch nen-il en nennil (modern nenni) er ook uit zien, peis ik er non-illud in te mogen herkennen.

Blijve UEdeles dienstwillige dienaar

K. Deflou

Noten

[1] Zie brief van 24/01/1886 van Karel Deflou aan Guido Gezelle, Deflou zegt hier dat hij in die brief verkeerdelijk Heliand schreef, maar Hildebrand bedoelde.
[2] De Heliand is een religieus, episch gedicht over het leven van Jezus Christus, geschreven in het Oudsaksisch en geplaatst in een Saksische context uit die tijd.
[3] Hildebrand is een personage uit de middeleeuwse Thidrekssaga over de held Dietrich van Bern, omstreeks 1250 voor het eerst opgeschreven, waarschijnlijk in het Oudnoors.
[4] Toch werd de Heliand uitgegeven als zijnde Nederlands.
[5] Beowulf is de naam die in de 19de eeuw gegeven werd aan een Oudengels, episch gedicht in allitererende versvorm uit, naar men schat, de 10de eeuw. Het gedicht kan uit de 8e eeuw stammen en verhaalt de strijd van de held Beowulf tegen het monster Grendel. Het manuscript werd pas in 1815 voor het eerst uitgegeven.
[6] Hoogmiddeleeuwse.
[7] Duitse term voor nasalisering, nasalisatie, neusklankvorming.
[8] Onder de 2 c’s van church schrijft Deflou telkens tj om de klankwisseling t-k aan te geven; in kerk hoor je geen t, in church zelfs twee.
[9] Handrelikwiehouder of pateen met handvat die gelovigen kussen bij de offergang in de Rooms-Katholieke eredienst. De priester houdt (duwt, stoot) het zeinsel (zeinen = zegenen) tegen de wang (mule = gezicht) van de gelovige. In het Uylenspieghelverhaal is de mulestoter, zoals Deflou zegt, niet hetgeen waarmee men zegent, maar de (nep)priester.
[10] Nu Saterland, is een gemeente in Oost-Friesland, provincie Cloppenburg, deelstaat Niedersachsen in Duitsland. Het ligt op een 15 km lang en 4 km breed zandeiland en was tot in de 19de eeuw enkel per schip bereikbaar. Door dit isolement bleef de Saterfriese taal, een Fries dialect, er behouden, terwijl andere Friese dialecten verdwenen.
[11] De meeste.
[12] Een trapje lager bemand, d.i. lager uitgesproken.
[13] Het woord “geen” staat dubbel geschreven bij de paginaovergang.

Register

Correspondenten

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamHeremans, Jacob Frans Johan
Datums° Antwerpen, 28/01/1825 - ✝ Gent, 13/03/1884
GeslachtMannelijk
Beroephulpbibliothecaris; leraar; politicus; hoogleraar; criticus
BioJacob Heremans volgde middelbaar onderwijs aan het atheneum te Antwerpen (1837-1843). Vanaf 1 april 1843 was hij hulpbibliothecaris van de Antwerpse stadsbibliotheek. Hij werd leraar aan het college van Pitzemburg te Mechelen (1844) en aan het Gentse atheneum (1845). In 1854 werd hij aangesteld als docent Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Gent. Hij was literair actief, schreef literaire kritieken in tal van tijdschriften en was medestichter van "Het Taelverbond" (1845), "De Eendragt" (1846), "Leesmuseum" (1856), "De Toekomst" (1857) en het "Nederlandsch Museum" (1874). Als criticus stond hij afwijzend t.o.v. het werk van Guido Gezelle. Door zijn literaire activiteiten werd Heremans lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, lid van de Académie royale de Belgique en van de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam. Heremans was Groot-Nederlander en sprak principieel Nederlands als liberaal politicus in provincie en gemeenteraad.
Links[wikipedia], [dbnl]
Bronnen https://nevb.be/wiki/Heremans,_Jacob_F.J.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Titel - ander werk

TitelBeowulf
AuteurGarnett, James M.
Datum1893
PlaatsBoston
UitgeverGinn & Company
TitelHeliand
Datumca 825
TitelGeskiedenis van die Afrikaanse Taalbeweging, ver vriend en vyand, uit publieke en private bronne Bewerk deur 'n Lid van die Genootskap van Regte Afrikaners
Auteurdu Toit, Stephanus Jacobus
Datum1880
PlaatsPaarl
Uitgeverdu Toit & C°
TitelHistorie van Thijl Ulenspiegel : uan sijn schalcke, listige boetsen ende boevereijen, die hy in sijn leven bedreef. : Seer tijdt kortigh en genoegelijck om lesen ende in figueren af-ghebeldt.
Datum[1637-1750]
PlaatsAmsterdam
UitgeverBroer Jansz

Titel28/01/1886, Brugge, Karel Deflou aan [Guido Gezelle]
EditeurJohan Van Eenoo
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDeflou, Karel
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum28/01/1886
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 179x112
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden watermerk: Imperial Treasury De La Rue
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.); zijden 1, 3 en 4 met inkt doorgehaald en op zijde 2 stukken tekst met inkt doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5596
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11907
Inhoud
IncipitAllereerst dank ik U voor de toezending der
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.