<Resultaat 1415 van 2641

>

p1
Eerweerde Heer.

Om eenigen uitleg te bekomen over eene zake die betrek heeft met de Vlaamsche tale peise ik mij niet beter te kunnen wenden dan naar eenen man bekend om de liefde en voledige[1] kenissen der moedertale.

Niettegenstaande ik nooit de eere en had met U persoonlijk in onderhandelinge te treden durf ik toch hopen Mijnheer van uwenswege een kleen woordje uitleg te bekomen.

Zie hier van wat er sprake is.

Als West-Vaamsche student,[2] ben ik, zooals gij ongetwijffeld[3] wel ziet, nog al liefhebber van “de slepende e[4] maar zoo het schijnt uit de bemerkinge van den Heere Leeraar[5] zou ik daar te groot gebruik van maken “’t en is maar als men voledige[6] kenissen van zijne tale bezit, zoo zegt hij, dat men weet waar men de slepende p2e mag gebruiken.” - -

Ik vraag u dus Mijnheer, als het zijn kan mij daar eene kleene regel of bemerkinge van te geven, alsook van het gebruik van en in den onkennenden zien BV.: “Ik en heb hem, niet gezien voor “Ik heb hem niet gezien.” met en te gebruiken zou het juiste beantwoorden aan het fransch - “Je ne l’ai pas vu.”[7]

Vooraleer uit te scheen moet ik u verschooninge vragen over mijne stoutigheid, ge ziet M. dat ik zonder “fransche complimenten” ben en vriend van “Jan rechtuit”

Uw nederige en verkleefde Dienaar
GVan Mullem - Student
Witte Leertouwersstrate 34.
Brugge.
Brugge 25-11-87.

Noten

[1] Sic.
[2] Gustaf Van Mullem studeerde aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge.
[3] Sic.
[4] ‘Slepende e’ verwijst naar een toegevoegde e, zwak, dof uitgesproken (/ə/). Deze wordt veelal toegevoegd in dialectwoorden vb ‘zevene’ i.p.v. ‘zeven’. In zijn antwoordbrief van 28/11/1887 aan G. Van Mullem schrijft Gezelle: “Het woord "slepende e" is een dwaas uitvindsel”. Volgens hem hoef je je niet druk te maken over die toegevoegde ‘e’. Of het nu 'roede' of 'zevene' is, die eind-e klinkt altijd al zacht en slepend. Het is geen grote uitzondering of afwijking.
[5] Vermoedelijk gaat het over Richard Vervaeke.
[6] Sic.
[7] Het oud-Nederlandse loochenwoord ‘en‘ wordt vóór het werkwoord geplaatst om een ontkenning in te leiden, vaak in combinatie met niet, geen, nimmer, enz. Vb: "Ik en weet het niet." Dit gebruik is vergelijkbaar met het Franse ’ne‘ in ”Je ne sais pas”. In zijn antwoordbrief van 28/11/1887 aan G. Van Mullem schrijft Gezelle: “Wat het loochen woord en betreft ik en wete geen geval is ‘t welk ons volk dat woordeken kwalyk gebruikt. De Franschen hebben ‘t van ons geleerd en wy van de Franschen niet. Grimm beklaagt dat het Hoogduitsch het verloren heeft. Het is zoo oud als de germaansche tale zelve. Het begint overal, zelfs in Holland weer in te komen.”

In: P. Baes; H. V. d.B, De Taalsleutel of Vlaamsche Spraakregels tafelwijze geschikt. Thielt: Pollet-Dooms, 1890: 3de Bijvoeg. Taal en Wantaal (p. 65): “6. Het loochenende ‘en’ dient gebruikt te worden.” Dan volgt de mening van Van Beers die de verdwijning daarvan vaststelt sinds het midden van de 17de eeuw. Maar “Johan Winkler van Leeuwarden stelt dat dit “oude loochenwoordeken door onze hedendaagsche taaldwingelanden verworpen is, maar dat het in den volksmond, vooral in onze zuidelike (sic) gewesten, en ook hier en daar in Holland, nog leeft, en dat door de beste vlaamsche schyvers nog wel gebezigd wordt, terwyl het zooveel bevalligheid en zoetfloeiendheid (sic) aan de taal verleent.”

Register

Correspondenten - personen

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Mullem, Gustaf
Datums° Brugge, 22/11/1870 - ✝ Gullegem, 29/08/1931
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; coadjutor; onderpastoor; pastoor
BioGustaf Van Mullem werd geboren in Brugge op 22 november 1870 als zoon van Adolphe Van Mullem, houtdraaier, en Justine Van Pachtenbeke. Na zijn priesterwijding op 8 juni 1895 te Brugge, begon hij zijn geestelijke loopbaan op 30 oktober van datzelfde jaar als coadjutor in Heule, aan de Sint-Eutropiuskerk. Op 23 maart 1898 werd hij onderpastoor in de Sint-Michielskerk te Roeselare, vervolgens op 15 april 1903 in de O.L.Vrouwekerk van Pittem, en vanaf 15 november 1916 in de Sint-Amandskerk te Wingene. Op 29 januari 1925 werd hij benoemd tot pastoor van de Sint-Maartenskerk te Werken en op 5 september 1929 tot pastoor van de Sint-Amandskerk te Gullegem. Daar overleed hij op 29 augustus 1931. Zijn uitvaart vond plaats op donderdag 3 september in de Sint-Amandskerk te Gullegem.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; studentenbeweging

Briefschrijver

NaamVan Mullem, Gustaf
Datums° Brugge, 22/11/1870 - ✝ Gullegem, 29/08/1931
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; coadjutor; onderpastoor; pastoor
BioGustaf Van Mullem werd geboren in Brugge op 22 november 1870 als zoon van Adolphe Van Mullem, houtdraaier, en Justine Van Pachtenbeke. Na zijn priesterwijding op 8 juni 1895 te Brugge, begon hij zijn geestelijke loopbaan op 30 oktober van datzelfde jaar als coadjutor in Heule, aan de Sint-Eutropiuskerk. Op 23 maart 1898 werd hij onderpastoor in de Sint-Michielskerk te Roeselare, vervolgens op 15 april 1903 in de O.L.Vrouwekerk van Pittem, en vanaf 15 november 1916 in de Sint-Amandskerk te Wingene. Op 29 januari 1925 werd hij benoemd tot pastoor van de Sint-Maartenskerk te Werken en op 5 september 1929 tot pastoor van de Sint-Amandskerk te Gullegem. Daar overleed hij op 29 augustus 1931. Zijn uitvaart vond plaats op donderdag 3 september in de Sint-Amandskerk te Gullegem.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; studentenbeweging

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker; Gonsalvo Megliori
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamVan Mullem, Gustaf
Datums° Brugge, 22/11/1870 - ✝ Gullegem, 29/08/1931
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; coadjutor; onderpastoor; pastoor
BioGustaf Van Mullem werd geboren in Brugge op 22 november 1870 als zoon van Adolphe Van Mullem, houtdraaier, en Justine Van Pachtenbeke. Na zijn priesterwijding op 8 juni 1895 te Brugge, begon hij zijn geestelijke loopbaan op 30 oktober van datzelfde jaar als coadjutor in Heule, aan de Sint-Eutropiuskerk. Op 23 maart 1898 werd hij onderpastoor in de Sint-Michielskerk te Roeselare, vervolgens op 15 april 1903 in de O.L.Vrouwekerk van Pittem, en vanaf 15 november 1916 in de Sint-Amandskerk te Wingene. Op 29 januari 1925 werd hij benoemd tot pastoor van de Sint-Maartenskerk te Werken en op 5 september 1929 tot pastoor van de Sint-Amandskerk te Gullegem. Daar overleed hij op 29 augustus 1931. Zijn uitvaart vond plaats op donderdag 3 september in de Sint-Amandskerk te Gullegem.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; studentenbeweging
NaamVervaeke, Richard; Vervaecke, Richard; Vervaeke Leo Richard
Datums° Desselgem, 14/03/1858 - ✝ Poperinge, 03/01/1941
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor-deken; schooldirecteur
BioRichard Vervaeke werd op 10 november 1883 leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Hij ontving zijn priesterwijding op 22 december 1883 te Brugge. Vervolgens ging hij aan de slag als principaal van het college van Menen (13/12/1894) en het Sint-Lodewijkscollege van Brugge (26/09/1896-19/02/1909). Hij ontving de titel van erekanunnik op (14/12/1906) en werd pastoor-deken te Poperinge (19/02/1909). Na zijn ontslag (16/12/1937) werd hij bestuurder van de benedictinessen van Poperinge.
Links[odis]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - instituut/vereniging

NaamSint-Lodewijkscollege Brugge
BeschrijvingHet Sint-Lodewijkscollege werd vanaf 9 oktober 1834 als bisschoppelijk college ingericht in de gebouwen van de voormalige Duinenabdij aan de Potterierei. In 1846 verhuisde de school naar de hoek van de Noordzandstraat en de Dweersstraat, waar het steeds verder uitbreidde tot de site te klein werd. In 1972 verliet het college de binnenstad voor zijn huidige locatie. Gezelle volgde er lagere school van 1 oktober 1841 tot 17 augustus 1846. Hij had er onder meer les van Ferdinand Van de Putte. Na zijn terugkeer naar Brugge hield hij nauw contact met de school, o.m. via Leonard Lodewijk De Bo die hij op het Grootseminarie had leren kennen en via oud-leerlingen als Hugo Verriest. Zo kwam hij ook in contact met een nieuwe generatie leerkrachten als Edward Van Robays, Jan Craeynest en Cyriel Delaere met wie hij het tijdschrift Biekorf stichtte.
Datering1834
Links[odis], [wikipedia]

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Van Mullem, Gustaf

Correspondenten - personen

Gezelle, Guido
Van Mullem, Gustaf

Naam - instituut/vereniging

Sint-Lodewijkscollege Brugge

Naam - persoon

Van Mullem, Gustaf
Vervaeke, Richard

Naam - plaats

Brugge

Plaats van verzending

Brugge

Titel25/11/1887, Brugge, Gustaf Van Mullem aan [Guido Gezelle]
EditeurKarel Platteau; Universiteit Antwerpen; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2025
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenKarel Platteau; Universiteit Antwerpen; Marc Carlier (research), Van Mullem Gustaf aan Gezelle Guido, Brugge (Brugge), 25/11/1887. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. 2025 Available from World Wide Web: link .
VerzenderVan Mullem, Gustaf
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum25/11/1887
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager 1 enkel vel, 210 mm x 135 mm
papier, wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem rechts: 25/11 1887 (inkt, beide hand P.A.); idem rechts: 25 9ber (potlood)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5938
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12228
Inhoud
IncipitOm eenigen uitleg te bekomen over
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.