Het verheugde mij van herten in uwen laatsten brief te lezen dat mijn Oud Nederland[1] U zoo welgekomen was, en dat Gij er behagen in gevonden had. Uw welgevallen is mij de schoonste lofspraak op mijn boek. Zoo het uwe goedkeuring mag hebben, dan ben ik te vrede en ten volsten voldaan en dankbaar toe.
Wederkeerig dank ik U ten vriendeliksten voor de toezendinge en schenkinge van Richter's "Unterricht in der Muttersprache", een zeer belangrijk boeksken, 't welk mij aangenaam is aan uwe jonste te danken te hebben. Ofschoon ik het, wegens tijdsgebrek, nog niet met de noodige aandacht van het begin tot het einde doorlezen hebbe, nogtans zoo hebbe 'k reeds vele schoone uitspraken daarin gelezen. En ik beklage 't maar, dat ik dit boeksken niet eer gekend hebbe, voor en aleer ik mijn eerste opstelp2van Oud Nederland schreef. Want ik hadde zoo menig kernachtig gezegde van Richter, bij d'andere kernspreuken aan 't einde van mijn opstel plaatsen kunnen.
Nu heb ik nog eene schuchtere vraag U te doen, na U vooraf voor mijne vrijpostigheid om verontschuldiging gebeden te hebben. Ze is deze: Mag ik, a.u.b, eenen Vlaamschen Duikalmanak van U hebben voor 't volgende jaar? De vorige, die van '86 heeft mij toch dag op dag zoo veel genoegen verschaft, dat ik zulken genoegen ook in '88 zoo geerne zoude hebben. En heb ik dan dien Almanak aan uwe jonste ende vriendschap te dankene, zoo veel te liever is hij mij, en zoo veel te aangenamer is mij dan de dageliksche herinnering. -
Geluk met uw voornemen in zake 't woord tieren[2] En ik verlange er naar wederom zulk eenen helderen betoog in echt-volksaardig taalkundigen zin te lezen, als Gij maar aleen schrijven kunt. "Tieren" heeft in Holland en Friesland (in Friesch als tieria of tierje) heden ten dage den volkseigenen zin van: levenslustig zijn. Zoo vindt Gij het b.v, in Oud Nederland op bladzijde 327, regel 18 van beneden; en op bl. 336, regel 2 van boven. Dan herinner ik U aan goedertier (verouderd) en goedertieren (nog in volle gebruik) en goeder-p3tierenheid. Ook aan het friesche maltierje, werkwoord, om den overmoed van tierige kinderen en jongelieden, die zich uit in het bedrijven van allerlei malle of zotte kluchten en streken, guiterijen, enz. aan te duiden. "Maltierig wêse", zóó zijn, zóó zich aanstellen. -
O ja! Oud Nederland wordt in Belgenland verkrijgbaar gesteld; misschien is dit reeds het geval. De heer Uitgever zelve is verledene weke daar om naar de zuidelike gewesten gegaan, om met de boekhandelaars aldaar onderhandelingen aan te knoopen en overeenkomsten te treffen. Ik heb hem, onder anderen, daar toe ook den name genoemd des heeren Julius de Meester, te Rousselaere. Of hij ook naar Rousselaere gereisd is, en wete 'k niet. Hij wilde naar Antwerpen en Brussel, Gent en Leuven. Maar ik hebbe 'm ook vooral Brugge, als d'hooftstede van 't West vlaamsche land op het herte gebonden.
Aangaande mijne, mij zoo eervolle en welaangename benoeminge tot lid van uw Konings Vlaamsche Taalkamer, heb ik niets naders vernomen, sedert ik, kort na uwe mededeeling, een gedrukt briefken ontfing van den heer Fransp4de Potter, uit Gent als “Bestendige Secretaris der Academie”, waarop ik hem onmiddellik geantwoord hebbe. In dat briefken stond dat een Koninklik besluit mijne benoeming of verkiezing nog eerst moest bekrachtigen. Zoude die bekrachtiging dan nu nog niet hebben plaats gevonden? Het "Handelsblad van Antwerpen", mij door eenen brabantschen vriend gezonden, vermeldde dat "J. Winkler te Arnhem" benoemd was, en dies meende men hier dat niet ik, maar een ander man de bedoelde was. Immers zijn er hier te lande zoo velen die "J. Winkler" heeten. En juist daarom schrijve 'k mijnen naam steeds voluit als Johan W. - Ook Profr Alberdingk Thijm uit Leuven, die mij, bij briefkaarte, eene verwelkoming zond, had als t'huisrichtinge op die kaarte gezet: ”J. Winkler te Arnhem". Maar eene andere hand, vermoedelik van eenen postbeambte(?) had dat "Arnhem" doorstreept, en er "Haarlem" voor in de plaats gezet. Zoodat, ook wegens het uitblijven der eindgeldige koninklik bekrachtigde kennisgeving, ik al half en half begin te vreezen dat zekere J. Winkler te Arnhem" met d'eere zal gaan strijken, die uwe vriendelike welwillenheid mij had toegedacht. Ik heb Profr Alberdingk Thijm op zijne misstelling opmerkzaam gemaakt.
Haarlem.
LIEU DE DESTINATION:
Kortrijk.
DÉCLARATION EN DOUANE.
Nombre. Een
Espèce. pakje, in papier gewikkeld
Een boek
Zeven (Sept) franks.
Kilogr. 0
Gram. 750
Kilogr. 0
Gram. 700
L’expéditeur,
N°. 77.
Mars 1882.