<Resultaat 1084 van 2074

>

p1
Eerweerde Heer en Goede Vriend!

Wij beiden, w'en kunnen niet lange geduren zonder woord en wederwoord, niet waar? Mij althans gaat het alzoo: steeds verlange ik naar eenig bericht van U en uwe taal-onderzoekingen, en als ik het ontfange, 't zij dan eenen brief of een No van Loquela - dan verheugt zich mijn herte en verkwikt zich mijn geest. En dan - 't laat mij geen ruste, voor ik mijn hertsbegeeren vervuld hebbe, en U een wederwoord gezonden. Uwe vriendschap is mij toch zoo zoet, uwe taalwijsheid mij zoo opwekkend, 't eerste naar het herte, het tweede naar den geest. Moge 't zoo blijven nog lange, lange jaren!

Uwen betoog van den woorde tieren[1] in den laatsten Loquela No, heb ik wederom met groot genoegen en instemminge gelezen. 'K en hebbe daar niet op aan te merken ofte bij te voegene. - Dat de oudfriesche geveltjes in het friesche Vlaanderland U de oude volksspreuke (hier niet ge-p2kend) van: “dat viel in Jan z'ne gevele" heeft doen verstaan, was mij aangenaam te lezen. Zie hier, dit is zulk een oud friesch huuske.

tekening van een huis

Binnen in 't huus, tusschen de gevelramen, is de heerd. Dit is een woonhuus van eenen geringen man, eenen werkman. De woning van den boer is in hooftsaak eveleens[2] maar wat grooter en ruimer, en op kelders geboud, die, onder den naam van "molkenkeamer" dient ter bewaringe van den zuivel. Achter zulk een huis staat de groote schuur (skuorre) waar het hooi bewaard wordt, en het vee overwintert (înnath bûthûs - bûthûs, men spreekt "bouthousse"), volgens fransche stavenweerde, in tegenstelling, als buitenhuis, tegenover het binhûs, de woning van den boer. Skuorre en hûs zijn door het milhûs (middelhuis), met lager dak, verbonden. In het milhûs staat de tsjerne, de karn, en de tsjîspars, kaaspers; daar wordt de zuivel bereid.

tekening van een "binhûs", een "milhûs" en een "skuorre"

p3In het milhûs is de hoofddeur voor de menschen. En zoo ziet de achtergevel van de schuur er uit.

tekening van een achtergevel - de letters op de tekening verwijzen naar de hiernavolgende uitleg

a. Ulegat (toegang voor de uilen die de schuur zuiver houden van ratten en muizen. b. Banderdoar, toegang voor de hooiwagens tot de eigentlike schuur. c. Klein deurke in de banderdeur tot toegang voor de menschen. d. Bûthûsdoar. Het hedendaachsche woord banderdoar, of banderdeur is eigenlik te zeggen ban-deur-deur. Oorspronkelik is het bandoar, barndore, de dore of deur van den barn of schuur, hedendaachsch engelsch: barndoor.

De Salesius-bode bracht mij "boussemare" (slechte tijding) van domheid, en schoolmeesterachtige verwaandheid. Hij mag in 't vervolg mijn huis wel voorbij gaan. - De Friesen zijn al zoo verre, dat zij hunne nieujaarskaarten niet langer in het Hollandsch hoeven te koopen, maar in het Friesch. Gij vindt er een hier bij ingesloten, die Gij verscheuren kunt.p4Behaagt U die briefkaert niet?

Dat Gij den, zekerlik dubbel verdienden prijs van de Taalkamer hebt moeten derven, doet mij van herten leed; en zoude dit zijn omdat Gij uw antwoord in onze friesch-vlaamsche uitspraak hebt gelezen - de zaak ware dubbel ergerlik en verdrietig. Wij kunnen ons hier in het Noorden, waar alles kalmer en redeliker in zijn werk gaat, zoo iets kwalik voorstellen. Deze gantsche zake is mij uit der maten verdrietig. Mijne instemminge ende genegenheid is met U. Moge 't U ten troost zijn!

Hebt Gij de laatste vergadering van de Taalkamer bijgewoond? Mijn stadgenoot Dr jurist Joan Bohl was er aanwezig, zoo als ik uit de Nieusmaren vernomen hebbe. Ik en ken den Heer Bohl volstrekt niet, en weet niet dat ik heb[3] ooit gezien hebbe. Ook woont hij nog maar korten tijd hier ter stede, en hij heeft buitendien d'uitoefening van zijn ambt (hij is pleitbezorger) t' Amsterdam. - Waneer zal de volgende vergaringe gehouden worden? Ik hoop van herten die te zullen kunnen bijwonen. Mijne benoeming tot lid der Vlaamsche taalkamer en heb ik nog steeds niet ontfangen. Hoe lange talmt dat!!!p52/Ach! en nog eene “boussemare” brengt mij uw brief. Ook het oud-vlaamsche gouden oorijzer gestolen!!! Uit de toogkamer in de broeltorre, waar ik met U geweest ben? O! die schelmen!

Houd uw ander oorijzer toch goed bewaard, smeek ik U - en breng het niet naar die oudhedenkamer. Is er anders geen welbewaakt oudheids-museum in uw gewest? Te Brugge niet? -

Mijn zoon Andries is gisteren weer naar Bonn vertrokken, om zijne studiën te vervolgen. Door en met hem heb ik alleraangenaamste feestdagen van Kerstmis en Nieuwejaar beleefd, zoo dat de opoffering die ik zijnentwegen gedaan hebbe, om niet naar de vergaringe te Gent te gaan, mij niet en rout.

Oud Nederland is voor Vlaanderen verkrijgbaar gesteld door mijnen uitgever bij de Seyn-Verhougstraete tot Rousselaere.

Ik meen dat mij in Vlaanderland eens de geslachtsnaam Bouckenooghe is voorgekomen. Is U een man bekend die dezen naam draagt? Zoo ja, ei! meld mij dan, als 't U belieft, zijnep6t'huisrichting. Hier, aan de Zaan te Wormervere woont een welgesteld en achtbaar koopman, een man van groote taal- en letterkundige liefhebberije; hij heet Boekenoogen. Zijn oudvader, levende omstreeks den jare 1600, schreef zijnen naam als Bouckenooghe; hij was een West-Vlaming (uit Ledeghem, meen ik), en is uit zijn Vaderland naar Holland geweken, vluchtender voet, als van de Roomsche kerke afgevallen. Onze wormerveerder Boekenoogen zoude geerne de verloren samenhang tusschen de hollandsche en vlaamsche leden zijner maagschap weêr herstellen. Hij is een achtbaar man. Indien mijn geheugen mij niet grovelik bedriegt (en dit heeft het nog maar zelden gedaan), dan is mij voor een paar jaren in uwe gou die naam nog voorgekomen, op een opschrift of naamberd, of iets dergelijks. Misschien kunt Gij mij te recht helpen.[4]

Voor dit maal genoeg. Met vriendschappeliken groet, en trouen handslag,
Uw toegenegen
Johan Winkler.
p7
Briefkaert.
Oan de Hear Johan Winkler
Haarlem
Ofstjûrd troch Meinsma[5]

p8

Men scoene hast in hekel oan 't nijjierswinskjen krije, om't der just mei dat nijjierswinskjen sa'n heisliken koal forkocht wirdt. Mar as de iene frjeun fen de oare in blyk fen frjeunskip kriget, dat scil him altyd wolkom wêze. En dêrop rekkenje ik by Jo, as ik Jo hjûd “folle lok yn 't nije jier!” tawinskje.[6]

Noten

[1] ’tieren’ verscheen in: Loquela: 7 (Alderheiligen 1887) 7, p.49-56.
[2] Op dezelfde wijze, gelijk. (WNT)
[3] Lees: hem.
[4] Gezelle gaat ten rade bij Frans De Potter, zie brief van G. Gezelle aan F. De Potter van xx/01-02/1888.
[5] Verstuurd door Meinsma (volgens poststempel 01/01/1888, Dokkum). Winkler stuurt Gezelle later nog een kaartje van Meinsma bij zijn brief van 06/01/1891.
[6] Gezelle vertaalde deze wensen, liet ze drukken en verstuurde ze naar zijn vrienden als curiositeit. In het Guido Gezellearchief is een kaartje met Gezelles vertaling nog aanwezig (nr. 9680 bis).

Vertaling van Guido Gezelle: “Men(schen) zoudene haest een ekel aen 't nieuwjaerwenschen krygen, om(dat) der just mee dat nieuwjaerwenschen zoo'n yzelyken ko(uw)el verkocht werdt. Maer als de eene vriend van de a(nd)ere een blyk van vriendschip krygt, dat zal hem altyd welkom wezen. En daerop rekene ik by Jû, als ik Jû huid(en) ‘veel (ge)luk in 't nieuwe jaer!’ toewensche.”

Meer info: H. De Bos, De Friese nieuwjaarswens van Guido Gezelle. Een mystificatie in miniatuur. In: Gezellekroniek 12 (1977) p.157; 151-164. (Ook verwijzing in: Walgrave, Het leven van Guido Gezelle, Vlaamschen priester en dichter, Amsterdam, 1923-1924, p.97, met foute datering 1883).

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamDe Seyn-Verhougstraete, Hendrik
Datums° Wijtschate, 29/12/1847 - ✝ Aalst, 17/05/1926
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; boekhandelaar; uitgever
BioHendrik de Seyn volgde de Normaalschool in Torhout en werd achtereenvolgens onderwijzer in Ieper, Geluwveld en Roeselare, waar hij in 1873 boekhandelaar werd en uitgever onder de naam De Seyn-Verhougstraete, de naam van zijn vrouw. Belangrijke uitgaven van zijn hand zijn de volledige dichtwerken van K.L. Ledeganck (Roeselare 1886) en van Mevr. Courtmans-Berchmans (1883-90). Verder "Onze Vlaamsche Dichters van 1830-1905" en "Het Bargoensch van Roeselare" (1890). Hij verhuisde in 1892 met de zaak naar Aalst, waar hij overleed op 17 mei 1926.
Links[dbnl]
Bronnen http://www.biografischportaal.nl/persoon/20227016
NaamWinkler, Andries J.
Datums° Leeuwarden, 03/02/1866 - ✝ Haarlem, 06/08/1914
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris-penningmeester
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioAndries Winkler werd geboren als de zoon van arts en dialectoloog Johan Winkler en Andrieske Tjallings Römer. Zijn moeder stierf enkele dagen na zijn geboorte op 10 februari 1866 op 27-jarige leeftijd. Andries Winkler was Secretaris-Penningmeester te Haarlem. Hij trouwde met Alida van Blaarden op 19 juli 1897 en ze kregen samen vier kinderen: Johan Winkler (6 oktober 1898), Hendrik Winkler, (13 mei 1903), Andries Laurens Winkler (18 januari 1905) en Gerrit Willem Winkler (27 mei 1907). Andries Winkler beroofde zichzelf van het leven in 1914.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.openarch.nl/frl:922bef2f-2441-7167-4a1e-a72d41550152
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamBohl, Joan; Quos Ego; Hendrik Smits; Constantijn Ager; B. Diodorus
Datums° Zierikzee, 08/10/1836 - ✝ Amsterdam, 21/10/1908
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; auteur; vertaler; dichter
VerblijfplaatsNederland
BioJoan Bohl, Nederlands advocaat en doctor in de rechten en in de letteren en wijsbegeerte, werd geboren te Zierikzee op 08/10/1836 als zoon van Joan Bohl en Joanna Thans. Hij volgde aanvankelijk een handelsopleiding en woonde als zakenman in verschillende Europese hoofdsteden, waar hij vooral het staatsrecht, de staathuishoudkunde, geschiedenis en talen bestudeerde. Op 02/02/1865 promoveerde hij aan de Hogeschool te Leiden tot Meester in de Rechten, waarna hij zich als advocaat te Amsterdam vestigde. Op 10/06/1869 trouwde hij met Cornelia Tachi (Zierikzee 21/03/1844 – Amsterdam, 20/01/1910) bij wie hij twee dochters en drie zonen had. Joan Bohl was een veelschrijver en -vertaler met verhandelingen over zijn vakgebied en, onder pseudoniemen als Quos Ego, Hendrik Smits en Constantijn Ager, verschillende romans en vertalingen uit het Italiaans en het Spaans. Als J. Bohl Jr., J. Bohl. J. Gz., en Diodorus B. publiceerde hij novellen en artikelen in diverse Nederlandse tijdschriften. Het bekendst werd hij met zijn Nederlandse, becommentarieerde vertaling in versvorm van de Divina Commedia van Dante Alighieri (5 dln, 1876-1883). Zijn lijvige dichtbundel Canzonen (1886) lokte scherpe kritiek uit door Willem Kloos in De Nieuwe Gids. Zelf stichtte Bohl in 1876 het tijdschrift De Wachter, gewijd aan Dante.
Links[dbnl]
NaamBoekenoogen, Lukas Fredrik
Datums° Wormerveer, 08/05/1830 - ✝ Wormerveer, 25/05/1906
GeslachtMannelijk
Beroepolieslager; wethouder; koopman
VerblijfplaatsNederland
BioLukas Frederik Boekenoogen was de zoon van Jan Gerrit Boekenoogen en Johanna (van) Overbeek. Hij was koopman en olieslager. Op 3 mei 1855 trouwde hij met Agatha Maria van Gelder en had bij haar 9 kinderen waaronder Gerrit Jacob (1868-1930), vijfde zoon en redacteur van het Woordenboek der Nederlandse Taal.
NaamMeinsema
GeslachtMannelijk
VerblijfplaatsNederland
BioVriend van Johan Winkler uit Dokkum.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamGent
GemeenteGent
NaamLedegem
GemeenteLedegem
NaamRoeselare
GemeenteRoeselare
NaamAmsterdam
NaamHaarlem
NaamBonn
NaamWormerveer

Naam - instituut/vereniging

NaamDe Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde
BeschrijvingDit wetenschappelijk genootschap bestudeert en stimuleert de Nederlandse taal- en literatuur. Na een lange voorgeschiedenis werd het opgericht bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1886 als Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De activiteiten omvatten onder meer maandelijkse bijeenkomsten met wetenschappelijke en letterkundige besprekingen, prijsvragen en publicaties. Guido Gezelle was één van de stichtende leden. Dit was een belangrijke erkenning van zijn werk. Hij was betrokken bij verschillende prijsvragen en schonk ook een deel van zijn boeken aan de academie.
Datering1886-heden
Links[wikipedia]
NaamMuseum voor Oudheidkunde en Sierkunst Kortrijk
BeschrijvingHet Museum voor Oudheidkunde en Sierkunst bevond zich oorspronkelijk in een van de twee Broeltorens. Het was door toedoen van Joseph de Bethune en Guido Gezelle dat de gemeenteraad op 23 december 1879 besliste om in de Speietoren een Museum voor Archeologie in te richten. Het project werd pas op 1 maart 1885 gerealiseerd. De in 1886 opgerichte Sint-Lucasgilde hield er vrij regelmatig tentoonstellingen en voordrachten. Het museum werd, na het bombardement van de Lakenhallen in 1944, samengevoegd met het aldaar toen gevestigde Museum voor Schone Kunsten tot het zgn. Broelmuseum, gelegen aan de Broelkaai, vlak bij de historische Broeltorens. Het gebouw kreeg een herbestemming als platform voor beeldende kunsten onder de naam Broelkaai 6.
Datering1885-2014
Links[wikipedia]

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelOud Nederland
AuteurWinkler, Johan
Datum1888
Plaatss-Gravenhage
UitgeverCharles Ewings
TitelDe Salesiusbode (periodiek)
Datum1879
PlaatsLuik
UitgeverH. Dessain

Titel06/01/1888, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum06/01/1888
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieBriefversie van datering: Dry-Koningendag van 1888. ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 2: Brieven (1884-1899) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.284-287
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel en enkel vel, 212x135 ; bijlage: 93x141
wit
papiersoort: 6 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden op zijde 2 bovenaan en onderaan: 2 schetsen ter illustratie
op zijde 3 bovenaan: schets ter illustratie (beide van de hand van Johan Winkler)
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5965
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12253
Inhoud
IncipitWy beiden, w'en kunnen niet
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; fry
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.