<Resultaat 1313 van 2074

>

p1+
Eerweerde Heere,

Hier volgt hetgene ik gevonden heb over g-hermen[1]

Aug. Fick: Wörterb. der indogerm. Sprachen, 2de uitgave, 1870 (Ik schrijve den artikel uit gelijk hij gaat en staat.)

KRAM, kramyati = müde werden, erschlaffen, ruhen.

Sanskrit klam, klam-ati, klâmyati und çram çrâmyati = müde werden, erschlaffen, ruhen. + κλάμαρος = schlaf, schwach, matt Hesych; ('t is te zeggen dat het woord bij Hesychius te vinden is) lateinisch clêment ruhig = sanskrit çrâmyant, klâmyant; althochdeutsch hirmju, hirmêm, mittelhochdeutsch hirme = ruhen, rasten; altnordisch (altnordisch) hruma = schlaff, schwach, matt werden.

Aloïs Vaníček: Griechisch-Latenisch etymolog. Wörterb., geeft κλάμαρος onder den wortel KAR = zerstossen, schlagen, treffen, p2maar alleenlijk tusschen haakjes op de volgende wijze:

KAR, = stossen, zerstossen enz.

κήλον . . . . κλάω . . . κλάδος . . . . κλάδ-αρό-ς = zerbrechlich, übertr. gebrochen, wollüstig, verliebt (κλάμαρός, κλάδαρός, άσθενής Hesych.) κλών . . . .

Den artikel van Vaníček over KRAM schrijve ik ook geheel uit, met de bemerkingen die erop volgen:

KRAM = ermüdet, schlaff, beunruhigt sein.

Sanskrit ÇRAM = müde, überdrüssig werden, sich abmühen; causativ müde machen, ermüden (PW, VII. 336.) - (PW betekent: Sanskrit-Wörterbuch. Herausgegeben von der kaiserlichen Academie. Bearbeitet von Otto Böhtlingk und Rudolph Roth. Theil I-VII. St. Petersburg. 1855-75.)

-clēm-en-s (ti-s) (Part. = Sanskrit çrāmjant-) = languescens1), gelassen, gelinde, mild, nachsichtig, gnädig; Clemens, clēment-ia = Gelassenheit; (clěm-) lěm-ŭr-es = die Geister oder Schatten der Verstorbenen, insbesondere insofern sie als ruhelos umherschweifend und Ruhe p3suchend gedacht werden, 2) übertr. Nachtgeister, nächtliche Schreckbilder (larvae nocturnae et terrificationes imaginum et bestiarum, Non. p.125. 15); lemur-ia = das Fest zur Sühne der Abgeschiedenen Seelen am 9 Mai.

1) Bechstein St. VIII. 351; (dat is Studien zur griech. und latein. Grammatik, herausgegeben von Georg Curtius. Band I-IX. 1868-1876. Leipzig, Hirzel); woselbst L. Meyer Vergl. Gr. II. 269 angeführt wird: clē-ment, clē aus clet = deutsch hold. — F(ick) W(örterb) 49 (daar staat hetgene ik uitgeschreven heb); anders ib. 1073: KAL = schlagen, brecken, biegen: clē-mens = gebrochen = mild (alzoo geeft Fick het inderdaad op in: Berichtigungen und Zusätze, bl. 1073. Hij zet onder denzelfden wortel κλά-μα-ρος, κλάω, κλημα enz., per-cello, cul-tro- (stam van culter) enz... germaansch Hil-di = Kampf, en hold.)

Schweizer-Sidler, K.Z., XIV 153 (dat is Zeitschrift für Vergleichende Sprachforschung von Dr Kuhn, Band I-XXIII. Berlin. Dümmler. 1852-1877): "sinnig und lautlich gerechtfertigt ist die Vergleichung (L. Meyers Vergl. Gr. II Bd, 1 Theil 1863) von clemens, deutschem huld u.s.f. mit Sanskritp4çrat in çrad-dadhāmi = credo."

-2) Grassmann. K.Z. XVI, 181.

Gij ziet dat er weinig overeenkomst is, en niet zonder reden. κλάμαρος zou ik gemakkelijk laten varen, en clemens nog gemakkelijker. Maar de vergelijking van Germaansch hirm- en Sanskrit çram- schijnt mij alleszins "sinnig und lautlich gerechtfertigt."

De vormen met -wouter en -bout(er) schijnen mij van langs om meer niet "lautgesetzlich" maar ontstaan door samenstellinge van flie-, vijv-, vijf-, vliege- enz... met een ander afzonderlijk bestaande woord. Het bestaan Koren-bout = libellula en charançon schijnt mij nogal een zeker bewijs te leveren. Ik zou wel ievers wouter willen vinden hebben met eenen voldoenden zin.

Het is mij onmogelijk eenen zekeren keus te doen tusschen falth- (dat Corssen slecht uitlegt) en (s)-pal.

Doet met het werk volgens uw best dunken.

Mijne hertelijkste groetenissen
Totus tuus in Christo
A. Dassonville.

Noten

[1] Zie: “hermen” In: Loquela: 9 (1889), 6, k.43-47

Register

Correspondenten

NaamDassonville, Alfons
Datums° Heule, 20/06/1860 - ✝ Kortrijk, 18/01/1936
GeslachtMannelijk
Beroepleraar, priester; kloosterdirecteur; pastoor
BioAlfons Dassonville was de zoon van Ludovicus Dassonville en Sophie Roelant. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 19/12/1884. Hij was vervolgens leraar aan het college van Oostende (10/09/1885), aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (15/09/1886), aan het college van Poperinge (10/09/1887) en aan het college van Kortrijk (20/09/1896). In 1900 werd hij rector van San Andres de los Flamencos te Madrid. Hij keerde in 1906 naar Kortrijk terug als directeur van de zwarte zusters aldaar, en aalmoezenier van het O.L.Vrouwehospitaal (1907). In 1912 werd hij pastoor te Ieper, Sint-Jacobskerk, en daarna pastoor te Roesbrugge (1920). In 1924 werd hij opnieuw aalmoezenier van het O.-L.-Vrouwhospitaal te Kortrijk. Hij overleed er plots op 18/01/1936.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Biekorf; zanter
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDassonville, Alfons
Datums° Heule, 20/06/1860 - ✝ Kortrijk, 18/01/1936
GeslachtMannelijk
Beroepleraar, priester; kloosterdirecteur; pastoor
BioAlfons Dassonville was de zoon van Ludovicus Dassonville en Sophie Roelant. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 19/12/1884. Hij was vervolgens leraar aan het college van Oostende (10/09/1885), aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (15/09/1886), aan het college van Poperinge (10/09/1887) en aan het college van Kortrijk (20/09/1896). In 1900 werd hij rector van San Andres de los Flamencos te Madrid. Hij keerde in 1906 naar Kortrijk terug als directeur van de zwarte zusters aldaar, en aalmoezenier van het O.L.Vrouwehospitaal (1907). In 1912 werd hij pastoor te Ieper, Sint-Jacobskerk, en daarna pastoor te Roesbrugge (1920). In 1924 werd hij opnieuw aalmoezenier van het O.-L.-Vrouwhospitaal te Kortrijk. Hij overleed er plots op 18/01/1936.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Biekorf; zanter

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamPoperinge
GemeentePoperinge

Naam - persoon

NaamDassonville, Alfons
Datums° Heule, 20/06/1860 - ✝ Kortrijk, 18/01/1936
GeslachtMannelijk
Beroepleraar, priester; kloosterdirecteur; pastoor
BioAlfons Dassonville was de zoon van Ludovicus Dassonville en Sophie Roelant. Hij werd tot priester gewijd in Brugge op 19/12/1884. Hij was vervolgens leraar aan het college van Oostende (10/09/1885), aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (15/09/1886), aan het college van Poperinge (10/09/1887) en aan het college van Kortrijk (20/09/1896). In 1900 werd hij rector van San Andres de los Flamencos te Madrid. Hij keerde in 1906 naar Kortrijk terug als directeur van de zwarte zusters aldaar, en aalmoezenier van het O.L.Vrouwehospitaal (1907). In 1912 werd hij pastoor te Ieper, Sint-Jacobskerk, en daarna pastoor te Roesbrugge (1920). In 1924 werd hij opnieuw aalmoezenier van het O.-L.-Vrouwhospitaal te Kortrijk. Hij overleed er plots op 18/01/1936.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Biekorf; zanter

Naam - plaats

NaamPoperinge
GemeentePoperinge

Titel - ander werk

TitelUber Aussprache, Vokalismus und Betonung der Lateinischen Sprache
AuteurCorssen, W.
Datum1870
PlaatsLeipzig
UitgeverTeubner
TitelGriechisch-lateinisches etymologisches Wörterbuch
AuteurVaníček, A.
Datum1877
PlaatsLeipzig
UitgeverTeubner
TitelVergleichendes wörterbuch der indogermanischen sprachen, 2. umgearbeitete Aufl.
AuteurFick, A.
Datum1870
PlaatsGöttingen
UitgeverVandenhoeck & Ruprecht

Titel28/04/1890, Poperinge, Alfons Dassonville aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDassonville, Alfons
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum28/04/1890
VerzendingsplaatsPoperinge (Poperinge)
AnnotatieBriefversie van datering: 28 in Oostermaand, 1890. ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 213x135
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem rechts boven de maand: [April] (inkt, beide hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6316
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12447
Inhoud
IncipitHier volgt hetgene ik gevonden heb
Tekstsoortbrief
TalenNederlands; Duits
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.