<Resultaat 1210 van 2074

>

p5

Verloofd:

Andries J. Winkler,

Stud. Phil.

met

Ybeltje C. Witteveen

Haarlem, Maart 1889.
 
p1
Eerweerde Heer en Goede Vriend!

Gisteren ontving ik van eenen mijner vrienden, die tot Lier woont in het Geweste van Antwerpen, de blijde mare dat Gij door uwen Heer Koning tot Ridder geslegen zijt in Leopold's orde. Deze eere U bewezen, en die U zekerlik is toegekomen als eene rechtmatige hulde wegens uwe groote verdiensten als taalgeleerde en als lid van 's Konings vlaamsche taalkamer - deze eere vervult ook mijn herte, in troue vriendschap aan het Uwe verbonden, met billiken trots en met blijdschap. En ik wensche U met uw ridderschap van herten geluk, en dat deze eere nog vele jaren U eene oorzake van genoegen wezen moge!

O! 'k wete ja dat Gij naar eerdsche eere niet en jaagt, maar dat uw begeeren is naar d' hemelsche eere (en ik ben hetp2daarin volkomen met U eens!) - nochtans zoo uw Heer Koning U, den Priester Gods, zoo hoogelik en rechtmatig eert, moge dit onzen tegenstanders en tegenstrevers met allerlei wereldlingen en verachters van den Godsdienst, tot naijver en ijverzucht, en alzoo tot bekeeringe ende beternisse wekken!

Ook mijn zoon, die eenige weken t'huis vertoeft, verheugt zich om uwentwille en wenscht U almede ten herteliksten geluk, waarvan het ingeslotene naamkaarteken U ten teeken moge dienen.

De blijde mare van zijne verlovinge, die mijn zoon U verledene weke heeft toegezonden, hebt Gij toch ontfangen? Die gewichtige en heugelike gebeurtenis is voor mij eene zake van groote blijdschap, en, ik ben er van overtuigd, Gij wenscht met alle onze vrienden, dat deze verlovinge het blijde voorspel van een gelukkig huwelijk moge zijn. Andries heeft, te minerp3blijdschepe, eene reine, eerbare, vroome en kloeke maged gekozen, uit eene eerzame, oud-friesche maagschap gesproten, de dochter van deftige liên, mij van der jeugd aan bekend, ook te Leeuwarden geboren en getogen - gelijk reeds voor 100 jaren de grootouders en overgrootouders der jongeliên te Leeuwarden goê-vrienden geweest zijn. Nu zal ik mettertijd, waneer het eens bij de jongeliên tot een huwelijk zal gekomen zijn, (dat echter nog wel een paar jaarkens kan aanhouden, want Ybeltje is dezen winter eerst 20 jaren oud geworden) - nog eene lieve dochter nevens mijnen braven zoon gewonnen hebben - als 't God belieft. En zoo is er nu blijdschap in mijn huis, ende vreugde in onzer maagschap.

Hoe of het tegenwoordig met uwen gezondheidstoestand is? Van herten hoop ik dat Gij deswegen mij spoedig eens de beste berichten zult kunnenp4zenden. Maar ook daarin en mag ik van U niets vergen - want ik wete hoe volhandig het Gij in deze weken hebt met uw herderlik werk in den dienst des Heeren, en hoe Gij ook met uwen taalkundigen arbeid zijt overlast, en ten achteren.

Zoo en wille 'k dan ook dezen brief niet verder uitspinnen, maar hiermede kortelik afbreken, en U, ook uit name van mijnen zoon en zijner verloofde, ten herteliksten groeten met eenen trouen handdruk, als
Uw liefhebbende Vriend
Johan Winkler.

N.S. Heeft mijn vriend Dr J.W. Muller, te Leiden, U reeds eenen brief[1] geschreven (over Madoc?[2]) - Hij vroeg mij verledene weke uwe t'huisrichtinge. Hij is een medewerker aan het Woordeboek, en der vlaamsche en friesche volkstaal-beweginge zeer wel genegen.

Als boven
J.W.

Noten

[2] Opstel van Gezelle over ’Madoc’. In: Het Belfort: 2 (1887) 9 en 10, p.603-619.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamMuller, Jacob Wijbrand
Datums° Amsterdam, 14/06/1858 - ✝ Leiden, 18/03/1954
GeslachtMannelijk
Beroepletterkundige; leraar
VerblijfplaatsNederland
BioJacob Wijbrand Muller was de tweede zoon van de boekhandelaar-antiquair Frederik Muller. Hij werd door zijn vader naar Leipzig gestuurd om er zich voor te bereiden op een handelsfunctie, maar koos voor een letterenstudie te Leiden, waar hij in de leer ging bij o.a. Matthias de Vries. Hij promoveerde er in 1881 op een proefschrift over De oude en de jongere bewerking van den Reinaert. In dat jaar huwde hij Catharina Heynsius en werd hij leraar aan het gymnasium in Haarlem. Hij verhuisde in 1888 naar Leiden omdat hij tot medewerker was aangesteld aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal. In 1902 volgde zijn benoeming tot hoogleraar te Utrecht. Op 12 juni 1900 was hij ook buitenlands erelid geworden van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Nadat zijn vrouw in 1911 overleden was, hertrouwde Muller in 1916 met de dochter van Verdam. Zijn belangrijkste publicaties betroffen kritische uitgaven en analyses van de Reynaert (1939, 1944) en de uitgave van de Spelen van Cornelis Everaert (1920).
NaamWinkler, Andries J.
Datums° Leeuwarden, 03/02/1866 - ✝ Haarlem, 06/08/1914
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris-penningmeester
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioAndries Winkler werd geboren als de zoon van arts en dialectoloog Johan Winkler en Andrieske Tjallings Römer. Zijn moeder stierf enkele dagen na zijn geboorte op 10 februari 1866 op 27-jarige leeftijd. Andries Winkler was Secretaris-Penningmeester te Haarlem. Hij trouwde met Alida van Blaarden op 19 juli 1897 en ze kregen samen vier kinderen: Johan Winkler (6 oktober 1898), Hendrik Winkler, (13 mei 1903), Andries Laurens Winkler (18 januari 1905) en Gerrit Willem Winkler (27 mei 1907). Andries Winkler beroofde zichzelf van het leven in 1914.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.openarch.nl/frl:922bef2f-2441-7167-4a1e-a72d41550152
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamWitteveen, Ybeltje Christina
Datums° Leeuwarden, 12/11/1868 - ✝ Zeist, 13/05/1920
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsNederland
BioYbeltje Christina Witteveen wad de dochter van Cornelis Witteveen en Catharina Johanna Santee. Ze was verloofd met Andries Winkler in maart 1889, maar er uiteindelijk niet mee getrouwd.

Naam - plaats

NaamAntwerpen
GemeenteAntwerpen
NaamLier
GemeenteLier
NaamHaarlem
NaamLeeuwarden
NaamLeiden

Naam - instituut/vereniging

NaamDe Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde
BeschrijvingDit wetenschappelijk genootschap bestudeert en stimuleert de Nederlandse taal- en literatuur. Na een lange voorgeschiedenis werd het opgericht bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1886 als Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De activiteiten omvatten onder meer maandelijkse bijeenkomsten met wetenschappelijke en letterkundige besprekingen, prijsvragen en publicaties. Guido Gezelle was één van de stichtende leden. Dit was een belangrijke erkenning van zijn werk. Hij was betrokken bij verschillende prijsvragen en schonk ook een deel van zijn boeken aan de academie.
Datering1886-heden
Links[wikipedia]

Naam - gebeurtenis Guido Gezelle

GebeurtenisRidder Leopoldsorde
Periode06/03/1889
BeschrijvingRidder in de Leopoldsorde.

Titel - ander werk

TitelWoordenboek der Nederlandsche Taal
AuteurDe Vries, D.; Te Winkel, L.A.
Datum1864-2001
Plaatss-Gravenhage
UitgeverNijhoff
Links[wikipedia]

Titel18/03/1889, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum18/03/1889
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel en enkel vel, 211x136; 88x114
wit
papiersoort: 5 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6132
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12489
Inhoud
IncipitGisteren ontving ik van eenen
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.