<Resultaat 1315 van 2074

>

p1
Eerweerde Heer
en Goede Vriend!

Sedert Nieuejaar en hebbe ik, rechtstreeks end' onmiddellik, niets van U vernomen, nochte Gij van mij. Ik verlange dan ook herteliken spoedig wederom eens een eigenhandig schrijven van U t' ontvangen, met vele goede berichten aangaande U-zelven, en betreffende de vlaamsche taalzake.

Ik zoude U zekerlik ook reeds eerder eens geschreven hebben, ten einde een antwoord van U uit te lokken. Maar ik had steeds zoo veel te doene. En ook weerhield mij de gedachte dat Gij-zelve het omstreeks den tijd van Paschen steeds zoo volhandig en volhoofdig hebt met de zaken van uw Heilig Ambt, en dien ten gevolge geene moete tot briefwisselinge. Bijzonderlik niet, alsp2daar toe geene onmiddellike aanleidinge bestaat. Maar nu is er zulk eene aanleidinge. Te weten deze:

Een mijner goede vrienden, een jongeling ende nog student ter Hoogeschole te Amsterdam, maar reeds een groot taalgeleerde, beweert dat het woordeke ont, door U in uwe vervlaamschinge van Hiawatha's zang gebruikt, en waarop ik wees in mijn friesch opstelleken “Frîsk end Flaemsk"[1] (waar van ik eenige maanden geleden U een overdruksken toezond[2]) - niet in de vlaamsche volksspreektaal voorkomt, zoo min in de hedendaagsche, als in die van vroegere eeuen. Hij meent, dat Gij dat woordeken maar zoo gebruikt, omdat het schoone is en handzaam, en U wel dient - maar, nog eens, dat de vlaamsche spreektale, oud ofte nieu, geen ont heeft nocht had. Ik weêrspreek hem, ook op grond van uwe aanteekening[3] over dat woord op bladzijde 195 van uwe vervlaamschten Hiawatha. Maar hij en is niet te overtuigen.p3Och! wees Gij, o Meester! nu onze scheidsrechter - zoo vragen wij vriendelik. "Onthier, ontstuks, onttween", en mogen hier niet gelden. Wij meenen "ont" aleene en op zich zelve, lijk als wij Friesen het gebruiken, en Gij, bij voorbeelde, in uwe woorden:

"Zoo zij worstelden te gare.....
Ont het avond werd en donker.[4]
---

Ik hebbe het werk van den Heer H. Meert, over "het voornaamwoord Du"[5] ontvangen en gelezen - niet met genoegen. Dat is een zeer onvolledig werk, De schrijver moge misschien welbeslagen zijn in oude en zestien- en zeventiende-eeusche geschriften, hij en weet van de nieuwe, of liever van de hedendaagsche gouspraken niet af, niets van heure verspreidinge ende geldigheid. Hadde hij mijn Dialecticon gekend, en ook opgemerkt hoe ik zelve in mijn “Laus Frisiae“[6] in “Oud-Nederland“ overal 't woordeken du gebruike, hij en hadde zoo veel oppervlakkigs en onwaars niet vermeldt, vooral op de 78e en volgendep4bladzijden - en op bladz. 1. Immers hier in Noord-Nederland (immers dat bedoelt hij met "Holland") wordt nooit gesproken met hoogduitsche ü of fransche u; maar altijd doe, met hoogduitsche u en fransche ou; in Friesland bovendien met ou als thou in 't Engelsch, met vollen nadruk: dou, als nou now[7] = nu. Tienduizenden en tienduizenden spreken hier in de noordelike gewesten altijd met du (doe of dou omwisselend), en nooit met gij. - Dat boek van "Meert" en hadde nooit bekroond moeten zijn. De schrijver en kent onze noord-nederlandsche, bijzonderlik onze friesche taalzaken volstrekt niet. -

Loquela en Biekorf blijve 'k steeds met de meeste belangstellinge en instemminge lezen en betrachten, en ik ben U steeds van herten dankbaar daar voor. Weldra hoop ik U weêr eenen afdruk te kunnen zenden van een groot opstel over friesche taal- en letterkunde dat in eenen onzer tijdschriften eene plaats krijgt.[8]

Hier is alles wel - zoo ook te Bonn bij mijnen zoon, die de Paaschdagen in gezondheid en vroolikheid hier bij mij doorbracht.

Gegroet, mijn zeer weerde Vriend! in der minne Jesu Christi des Heilands, ende van herten!
Uw
Johan Winkler.

Noten

[1] Verschenen in het tijdschrift: For hûs en hiem: (1889) 3. Over ’Frisk end Flaemsk’ zijn bijdragen verschenen in Rond den Heerd: 24 (25 Juli 1889) 35, p.280 (door Adolf Duclos) en in Loquela: Wetensweerdigheden: Bijblad van Loquela: 9 (Sporkele 1889) nr. 108.
[3] ”Het w. onthier is mndsgm. In Vlanderen (Z. Schuerm.), zoo wel als ontstuks, dat in Gailliard, en ontween dat in Kiliaen staat; ja, men zou schaars een eeuwenoud, bij ons nog levend w. kunnen vinden, dat zoo veel recht heeft om gebezigd te worden als ont”. (Dries Gevaert, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Licentieverhandeling UGent, Letteren en Wijsbegeerte, 1984, dl.III, p.511)
[4] De verzen komen uit Hiawadha’s vasten.
[5] Het werd bekroond in de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, afdeling Middel- en Nieuw-Nederlandsche Taal- en Letterkunde. De verslaggevers waren Pieter Willems, Louis Roersch en Gezelle.
[6] Verheerlijking van Friesland; opstel van J. Winkler waarmee hij zijn verzamelbundel Oud Nederland beëindigt op p.334-367.
[7] ”now” staat boven ”nou”.
[8] Het betreft: J. Winkler, Ytlike bledsiden oer Fryske Tael- end Skriftekenisse. In: De Tijdspiegel: 48 (1891) 2, p.166-189 en 291-306.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamBoekenoogen, Gerrit Jacob
Datums° Wormerveer, 18/04/1868 - ✝ Leiden, 20/08/1930
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige (lexicograaf); volkskundige
VerblijfplaatsNederland
BioGerrit Jan Boekenoogen studeerde onder J. Verdam Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden en promoveerde in 1896 cum laude op een dissertatie over de Zaanse volkstaal. Hij was als redacteur voltijds verbonden aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en hield zich daarnaast vooral bezig met de studie van sprookjes, rijmpjes, oude raadsels, volksboeken en volksliedjes. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde van 12/06/1900 tot 26/08/1930.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst
Bronnen http://www.biografischportaal.nl/persoon/93679017
NaamMeert, Hippoliet
Datums° Aalst, 01/04/1865 - ✝ Middelburg, 20/11/1924
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige; flamingant; activist
VerblijfplaatsNederland
BioNa lagere en middelbare studies in Aalst en Gent vatte Hippoliet Meert ingenieurstudies aan bij de Gentse universiteit. Ziekte brak deze studie af en hij ging verder talen, geschiedenis en aardrijkskunde studeren. Hij werd leraar aan de athenea van Ieper, Luik, Brussel, Leuven en Gent. In 1895 richtte hij het Algemeen Nederlandsch Verbond op en ook, samen met zijn neef Leo Meert en Lieven Gevaert, het Vlaamsch Handelsverbond, voorloper van het Vlaams Economisch Verbond. Als taalkundige ijverde hij voor taalzuivering ("Het voornaamwoord Du" (1890), "Distels. Proeve van Taalzuivering" (1897) en "Onkruid onder de Tarwe" (1899)) en tegen taalparticularisme, gallicismen en germanismen. Tijdens WO I trad hij toe tot het activisme en pleitte hij voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. In 1916 werd Meert benoemd tot directeur van het middelbaar onderwijs van het Vlaamse ‘ministerie’ van kunsten en wetenschappen. In 1917 werd hij hoogleraar van de vervlaamste universiteit van Gent en had hij zitting in de Raad van Vlaanderen. In 1918 vluchtte hij naar Duitsland. Hij werd in België veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. In 1924 verhuisde hij naar Den Haag en overleed datzelfde jaar op 20 november in Middelburg.
Links[wikipedia]
NaamWinkler, Andries J.
Datums° Leeuwarden, 03/02/1866 - ✝ Haarlem, 06/08/1914
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris-penningmeester
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioAndries Winkler werd geboren als de zoon van arts en dialectoloog Johan Winkler en Andrieske Tjallings Römer. Zijn moeder stierf enkele dagen na zijn geboorte op 10 februari 1866 op 27-jarige leeftijd. Andries Winkler was Secretaris-Penningmeester te Haarlem. Hij trouwde met Alida van Blaarden op 19 juli 1897 en ze kregen samen vier kinderen: Johan Winkler (6 oktober 1898), Hendrik Winkler, (13 mei 1903), Andries Laurens Winkler (18 januari 1905) en Gerrit Willem Winkler (27 mei 1907). Andries Winkler beroofde zichzelf van het leven in 1914.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.openarch.nl/frl:922bef2f-2441-7167-4a1e-a72d41550152
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Naam - plaats

NaamAmsterdam
NaamHaarlem
NaamBonn

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelThe Song of Hiawatha. Overgedicht in ‘t Vlaamsch.
Links[gezelle.be]
TitelLoquela
Links[gezelle.be]
TitelBiekorf. Dat is een leer- en leesblad voor alle verstandige Vlamingen.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelFrísk end Flaemsk
AuteurWinkler, Johan
Datum[s.d.]
Plaats[Haarlem]
Uitgever[s.n.]
TitelTijdspiegel (periodiek)
Datum1844-1921
PlaatsArnhem
UitgeverD.A. Thieme
TitelAlgemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon
AuteurWinkler, Johan
Datum1874
Plaatss-Gravenhage
UitgeverMartinus Nijhoff
TitelThe Song of Hiawatha
AuteurLongfellow,Henry Wadsworth
Datum1855
PlaatsBoston
UitgeverTicknor and Fields
TitelOud Nederland
AuteurWinkler, Johan
Datum1888
Plaatss-Gravenhage
UitgeverCharles Ewings
TitelHet voornaamwoord du
AuteurMeert, Hippoliet
Datum1890
PlaatsGent
UitgeverA. Siffer

Titel05/05/1890, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum05/05/1890
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 2: Brieven (1884-1899) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.329-331
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 212x133
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6321
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12624
Inhoud
IncipitSedert nieuwjaar en hebbe
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.