Allerlei werkzaamheden draagt men mij wel op, en allerlei betrekkingen doet men mij wel vervullen. Thans is het die van eenen taalkundigen makelaar, tusschen U en mijnen jongen vriend, student Boekenoogen te Amsterdam. (Ge herinnert U wel[2] die van oud-vlaamsche afkomst is, en voortgesproten uit de vlaamsche maagschap Bouckenooghe.) Voor hem heb ik U in mijnen vorigen brief[3] naar 't woordeken ont gevraagd, en uw antwoord, waar voor ik U bij dezen ten vriendeliksten dank zeg, heb ik hem medegedeeld. Thans heeft hij mij daarover wederom eenen grooten brief[4] geschreven, en ik weet er geen beter raad op als om U-zelven dien brief maar te laten lezen - waar toe de heer Boekenoogen zelve trouens mij opwekt. Dien brief dan sluit ik hier bij in - dan kunt Gij zelve te beter over alles oordeelen.
Op zijne vraag betreffende eenep2tweede uitgave van wijlen des Eerw: Heeren de Bo's Woordenboek, en kan ik hem geen antwoord geven.[5] Gij wel, niet waar? Zoudt Gij de goedheid willen hebben dat antwoord mij te geven, opdat ik het wederom aan hem kunne doen toekomen? Ik bevele mij daartoe wel in uwe hulpveerdigheid, die mij zoo dikwijls gebleken is. -
En wilt Gij ook gebruik maken van zijn aanbod in zake papilio-namen? Of is U de bron, die hij opnoemt, bekend?
Zoo Gij er de voorkeur aan zoudet geven, om rechtstreeks en zonder mijne tusschenkomste, uwen brief aan hem te richtene, dat kan ook zeer wel geschieden, en 't zal den jongen man, die een zeer eerbaar en vertroubaar persoon is, gewis hoogelik vereeren en verblijden. Geheel zoo als Gij zelve zult verkiezen! Zijn naam en t'huisrichting is:
"Den Heer Student G.J. Boekenoogen.
Ten huize van den Achtbaren Heer ende Meester
L.F. Boekenoogen.
Schepene
ter
Wormervere a/d Zaen
(Holland)”p3(Of in bijzonder-Hollandsch:
”Wethouder
te
Wormerveer.”)
___
Papilio in 't algemeen heet in het Friesch: "flinter"; de verschillende soorten worden niet met bijzondere namen aangeduid, op één na; dit is de Vanessa atalanta[6] die in de hollandsche leerboeken als "Nommerkapel" beschreven staat, en in de friesche taal Skuonmakker (schoenmaker) heet. - Ja, op twee na: een groote schoone vlinder, tevens de groote schoone rups, behoorende tot het geslacht Sphinx (Sphinx ligustri[7] geloof ik) heet in de friso-frankische, dat is half-friesche half-hollandsche mengelsprake der inwoners van Leeuwarden: "paupiilsteert." De rups heeft een' hoorn of doorn, als een pijl, geheel achter aan op den rug; is het dus: pau-piilsteert? (pauw (om de schoone kleuren) pauw-pijlstaart? of is paupiil eene verbastering van papilio?
Overigens spreekt men in Friesland van "wite flinter" = Pieris brassicae[8] van "giele flinter" = Pieris carda-p4mines[9] Verder: Nachtflinters.
In het eigentlike Holland (de gewesten Noord- en Zuid-Holland spreekt iedereen steeds van "kapel" voor papilio, en men schrijft het ook. In dichterliken stijl schrijft men echter meestal: ”vlinder”. In Friesland is het woord "kapel" onbekend; maar spreekt men altijd: flinter, en schrijft in de friesche taal ook zóó. In kleengedaante flinterke; meervoud: flinters. -
Hier bij een blad van het friesche weekblad "Sljucht en Rjucht" ('t en is niet veel bijzonders, noch om tale noch om inhoud). Ge zult er een opstelleken van mijne hand in vinden[10] Ik biede 't U ter lezinge aan (maar 't en is ook niet veel bijzonders). Na lezing kunt Gij 't blad wel vernietigen, als Gij wilt; 'k en behoeve 't althans niet terug.