<Resultaat 1332 van 2074

>

p1
Den Eerw. Heer
Guido Gezelle te Kortrijk

Eerwaarde en Hooggeachte Heer

Hartelijk dank ik u voor uw opstel[1] over Madoc's droom, dat gij zoo vriendelijk waart mij te zenden. Ik heb het met veel belangstelling gelezen. De door u aan het licht gebrachte plaats uit een der refereinen[2] van Ed. de Dene schijnt mij zeer belangrijk toe.

Behalve uit het zenden van dat opstel, bleek mij nu weêr uwe welwillendheid uit de mededeeling, die gij onlangs[3] aan den Heer Winkler hebt gedaan over de beteekenis van onzen naam, en die deze weder aan mij heeft overgebriefd. Geloof mij, dat ik u daarvoor zeer erkentelijk ben.

Over deze nieuwe gissing nopens onzen naam wil ik u nu even schrij-p2ven. Ik hoop, dat ik daardoor niet te veel van uw kostbaren tijd in beslag neem.

Uwe mededeeling heeft mij zeer verrast. Immers de verklaring door uwen vriend gegeven schijnt mij zoo eenvoudig en ongezocht toe, dat zij ook wel de ware zal zijn. Boekenooge = bruinoog is zoo geëigend voor eenen bijnaam, als er maar een wezen kan. Ik vind dan ook onder de geslachtsnamen op -ooge zoowel Bruynooge als Swartoghe; - daarvan zou Boekenooge dan een tegenhanger zijn.

De beteekenis levert dus geen bezwaren op; het is daarom alleen de vraag, of er ook taalkundige bezwaren tegen deze verklaring zijn.

Boek of beuk beduidt niet alleen beukeboom, maar ook beukenoot. Alle woordenboeken geven die beteekenis op (Verdam, Mnl. Wdb op boeke, boek; Teuthonista op boick; Kiliaen op boecke; van Dale op beuk; Lübben, Mnd. Wtb. op bôk, enz.). Dit komt ons zeer wel te stade. Maar Boekenooge kanp3niet rechtstreeks van dit boek komen, want dan zou de naam Boekooge of Boeke-ooge luiden, en aan eene ten gemake der uitspraak ingeschoven n wil ik, zonder noodzaak, niet denken. Ook is het onwaarschijnlijk, dat boeken in Boekenooge het meervoud van het znw. boek zou zijn, en dat het de 2de naamval enkelvoud zou zijn, laat de beteekenis niet toe. Er blijft dus niet anders over, dan boeken voor een bijvoeglijk naamwoord te houden, dat afgeleid is van boek (= beukenoot) en boekenootachtig, boekenootkleurig, bruinkleurig beduidt. Wanneer nu aangetoond kan worden, dat dit bnw. deze beteekenis kan (gehad) hebben, dan zijn er ook geen taalkundige bezwaren tegen de verklaring van Boekenooge als bruinoog.

Wij kennen het bnw. boeken, dat afgeleid is van boek (= beukeboom) en "van beukenhout" beteekent (bv. boeken balken, boeken borden, enz.) en evenzoo kan van boek (= beukenoot) een bnw. boeken worden gemaakt. Maar kan dit nu beukenootachtig beteekenen? De bnww. op -en (in het Mnl. ook -ijn; Gotisch -eins) zijn zoogenaamdp4stoffelijke bnww.; zij duiden aan, dat iets bestaat uit de stof, die het znw., waarvan het bnw. is afgeleid, aanwijst (vgl. gouden (= van goud), steenen (= van steen) enz.). Ik ken nog geen Nederlandsche bnww. op -en, die eene andere beteekenis hebben, en als dit de eenig mogelijke beteekenis is, dan kan boeken niet anders zijn dan "uit boekenoten bestaande" en niet "boekenootachtig". Ik denk echter, dat dit geen bezwaar is, want die beteekenissen liggen dicht bij elkaar; en werkelijk hebben in het Gotisch de bnww op -eins eene ruimere beteekenis gehad, dan onze hedendaagsche op -en. Behalve silubreins, gulþeins, enz (ons: zilveren, gouden), vindt men daar ook aiveins (eeuwig; van aivs, eeuw), leikeins (vleeschelijk, van leik, vleesch), airþeins (aardsch, van airþa, aarde), rigizeins (duister, van rigis, duisternis), sunjeins (waar, van sunja, waarheid). - Van sommige dezer kan men de oorspronkelijke beteekenis nog duidelijk herkennen (bv. leikeins = van vleesch; airþeins = van aarde) en deze vormen dus den overgang tusschen de ruimere en engere opvatting. Het komt mij daarom niet onwaarschijnlijk voor,p52/dat men boeken ook in den zin van boekenootachtig, boekenootkleurig kan opvatten. Ik zal echter opletten, of ik ook meerdere voorbeelden van deze verruimde beteekenis in het Nederlandsch kan vinden.

Dat men de kleur, die men nu naar de vrucht van den kastanjeboom kastanjebruin noemt, vroeger naar de boekenoten noemde, laat zich zeer goed denken. Toch zou ik zeer gaarne weten, of men dit tegenwoordig in Vlaanderen nog doet. Het zou de verklaring van Boekenooge door bruinoog zeker maken, als men werkelijk nog van boeken oogen sprak, om aldus gekleurde oogen aan te duiden. Het zou dus voor mij van belang zijn te weten, of de verklaring van uwen vriend steunt op eene gelukkige gissing, of op het feit, dat hij werkelijk bruine oogen boeken oogen heeft hooren noemen. Wellicht zijt gij zoo vriendelijk mij of den Heer Winkler dit bij gelegenheid eens te melden. Dat zou mij veel genoegen doen.

Of de uitspraak van den naam Boekenooge te Kortrijk met eene andere o dan die in ooge (oculus) een onoverkomelijk bezwaar is voor de gelijkheid vanp6ooge in Boekenooge en ooge, het zintuig, kan ik, die met de eigenaardigheden der Vlaamsche gouwspraken niet bekend ben, natuurlijk niet bepalen. Ik kan niet beoordeelen hoeveel gewicht deze omstandigheid in de schaal legt.

Nu nog iets over de ingevoegde t in ontstuc(ken). Ik word hoe langer hoe meer versterkt in de meening, dat onstuc(ken) de oorspronkelijke vorm is, en wel omdat ik, nu ik er op ga letten, herhaaldelijk voorbeelden vind, dat on- tot ont- verbasterd wordt, en niet alleen in het Mnl., maar ook in onze hedendaagsche taal. Zulk eene verkeerde t vinden wij bv. in (ver)ontrusten, (ver)ontreinigen, (ver)ontschuldigen, enz., die natuurlijk afgeleid zijn van onrust, onrein, onschuld. Zulk eene t staat bv. in het Mnl.[4] ontscamelheit voor onscamelheit en in verscheidene andere woorden. Hoe men er toe gekomen is, om die t's in te schuiven is natuurlijk niet met zekerheid uit te maken. Wij moeten er, dunkt mij, eenvoudig eene vergissingp7der spraakmakende gemeente in zien, die de woorden ten onrechte in overeenstemming bracht met andere woorden, waarin ont- wel oorspronkelijk thuis behoorde; zoo bv. ontreinigen en ontrusten naar het voorbeeld van werkwoorden als ontnemen, ontloopen, enz.

Het ontstaan van ontstuc(ken) voor onstuc(ken) kan ook nog anders verklaard worden, maar na het zooeven gezegde is deze verklaring eigenlijk overbodig. Naast onstuck(ken) stond in de middeleeuwen te stuc, dat dezelfde beteekenis had. Deze beide uitdrukkingen kunnen zijn samengevallen en zoodoende ontstuc(ken) hebben doen ontstaan.

Voor ontwee en de beteekenis van on- in dit woord en in onstucken verwijs ik naar mijn vorig schrijven over ont.[5]

En hiermede eindig ik dezen brief, na u gelukgewenscht te hebben met uwe benoeming[6] tot lid der Maatsch. v. Ned. Lettk., terwijl ik u nogmaals dank voor uwe vriendelijkheid.

Eerwaarde Heer, ik heb de eer te zijn uw altijd bereidwillige dienaar
G. J.Boekenoogen.

Noten

[1] G. Gezelle, Madoc. In: Het Belfort: 2 (1887), p.603-619.
[2] Zie f. 255v in De Denes Testament Rhetoricael.
[4] Boekenoogen lijkt de afkorting Mnl. (Middelnederlandsch) eerst met een kleine letter m te hebben willen beginnen; het eerste 'pootje' van de m laat hij echter opgaan in de aanzet van de hoofdletter M.
[5] Zie brief van 10/05/1890 van G.J. Boekenoogen aan J. Winkler, die Winkler doorstuurde naar Gezelle.
[6] Dat Boekenoogen hier al verwijst naar Gezelles benoeming die officiëel gedateerd wordt op 15/08/1890, is niet vreemd: tot de benoeming werd al besloten in de vergadering van de Maatschappij van 19/06/1890, twee weken vóór deze brief.

Register

Correspondenten

NaamBoekenoogen, Gerrit Jacob
Datums° Wormerveer, 18/04/1868 - ✝ Leiden, 20/08/1930
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige (lexicograaf); volkskundige
VerblijfplaatsNederland
BioGerrit Jan Boekenoogen studeerde onder J. Verdam Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden en promoveerde in 1896 cum laude op een dissertatie over de Zaanse volkstaal. Hij was als redacteur voltijds verbonden aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en hield zich daarnaast vooral bezig met de studie van sprookjes, rijmpjes, oude raadsels, volksboeken en volksliedjes. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde van 12/06/1900 tot 26/08/1930.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst
Bronnen http://www.biografischportaal.nl/persoon/93679017
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamBoekenoogen, Gerrit Jacob
Datums° Wormerveer, 18/04/1868 - ✝ Leiden, 20/08/1930
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige (lexicograaf); volkskundige
VerblijfplaatsNederland
BioGerrit Jan Boekenoogen studeerde onder J. Verdam Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden en promoveerde in 1896 cum laude op een dissertatie over de Zaanse volkstaal. Hij was als redacteur voltijds verbonden aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en hield zich daarnaast vooral bezig met de studie van sprookjes, rijmpjes, oude raadsels, volksboeken en volksliedjes. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde van 12/06/1900 tot 26/08/1930.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst
Bronnen http://www.biografischportaal.nl/persoon/93679017

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamWormerveer

Naam - persoon

NaamBoekenoogen, Gerrit Jacob
Datums° Wormerveer, 18/04/1868 - ✝ Leiden, 20/08/1930
GeslachtMannelijk
Beroeptaalkundige (lexicograaf); volkskundige
VerblijfplaatsNederland
BioGerrit Jan Boekenoogen studeerde onder J. Verdam Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden en promoveerde in 1896 cum laude op een dissertatie over de Zaanse volkstaal. Hij was als redacteur voltijds verbonden aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en hield zich daarnaast vooral bezig met de studie van sprookjes, rijmpjes, oude raadsels, volksboeken en volksliedjes. Hij was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde van 12/06/1900 tot 26/08/1930.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst
Bronnen http://www.biografischportaal.nl/persoon/93679017
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamDe Dene, Eduard; Edewaerd, Eduwaert of Edward.
Datums° Brugge, 1505 - ✝ ?, tussen 1576 en 1579
GeslachtMannelijk
Beroeprederijker; dichter
BioDeze laatste grote Brugse rederijker behoorde tot de geletterde middenstand, maar kwam door drankmisbruik in het bestaan van een bohemien terecht. Als factor (secretaris) van de Rederijkerskamer der Weerde Drie Santinnen schreef hij niet bewaard gebleven toneelstukken. Zijn voornaamste werk zijn de 25.000 verzen van zijn "Testament rhetoricael", waarin heel wat afzonderlijke gedichten verwerkt zijn en dat hem de vergelijking met François Villon en François Rabelais opgeleverd heeft. De Bo, Gezelle en vele anderen hebben dit handschrift bestudeerd dat pas in 1976-1980 door de Gentse rederijkerskamer De Fonteine op wetenschappelijke wijze in drie delen gepubliceerd werd. Voor Marcus Gheeraerts’ emblematisch fabelboek "De Warachtighe Fabulen der Dieren" (Brugge, Pieter De Clerck, 1567) dichtte De Dene de teksten bij de prenten. Voordien had hij de bloemlezing "Rethoricale Werken" (Antwerpen, Jan II Van Ghelen, 1562) uitgegeven uit de gedichten van zijn grote stadsgenoot Anthonis De Roovere (Brugge ca. 1430 - 1482).
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamWormerveer

Naam - instituut/vereniging

NaamMaatschappij voor Nederlandse Letterkunde Leiden
BeschrijvingDe Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (MNL) is een in 1766 in Leiden opgericht letterkundig-historisch genootschap (gesticht door Frans van Lelyveld e.a.), en daar nog steeds gevestigd. Haar belangrijkste activiteiten zijn het organiseren van letterkundige en wetenschappelijke bijeenkomsten, het uitgeven van boeken en tijdschriften (o.m. het ‘Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde’, sinds 1881) en het toekennen van wetenschappelijke prijzen. Ze bestaat uit diverse commissies en werkgroepen. De maatschappij stond in 1999 aan de basis van de Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren (DBNL), een website over de Nederlandse taal en literatuur.
Datering1766-heden

Naam - gebeurtenis Guido Gezelle

GebeurtenisLid Maatschappije der Nederlandsche Letterkunde te Leyden
Periode15/08/1890
BeschrijvingLid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde

Titel - ander werk

TitelTeuthonista of Duytschlender ...
AuteurVan Der Schueren, Gherard
Datum1804
PlaatsLeiden
UitgeverHerdingh
TitelNieuw woordenboek der Nederlandsche Taal
AuteurVan Dale, Hendrik Johan; Manhave, Johannes
Datum1884
Plaats's-Gravenhage; Leiden
UitgeverM. Nijhoff ; A.W. Sijthoff
TitelMiddelnederlandsch Woordenboek
AuteurVerdam, J.
Datum1884
Plaatss Gravenhage
UitgeverM. Nijhoff
TitelTestament rhetoricael [handschrift]
AuteurDe Dene, Edward
PlaatsBrugge
Links[dbnl]
TitelEtymologicum Teutonicae linguae sive dictionarium Teutonico-Latinum
AuteurKiliaan, Cornelis (van Kiel, Cornelis)
Datum1599
PlaatsAntverpiae
Uitgeverex officina Plantiniana, apud Ioannem Moretum
TitelMittelniederdeutsches Wörterbuch, Vol. 1-5
AuteurSchiller, K. en Lübben, A.
Datum1875-1880
PlaatsBremen
UitgeverKühtmann, J.

Titel04/07/1890, Wormerveer, Gerrit Jacob Boekenoogen aan Guido Gezelle
EditeurDirk Geirnaert; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderBoekenoogen, Gerrit Jacob
OntvangerGezelle, Guido
Verzendingsdatum04/07/1890
VerzendingsplaatsWormerveer
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 dubbele vellen, 179x114
wit
papiersoort: 7 zijden beschreven; zijde 1 met adres, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6343
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12646
Inhoud
IncipitHartelijk dank ik u voor uw
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.