<Resultaat 1350 van 2074

>

p1Gezegend Zij Jesus Christus+
Eerw. Heere ende Meester,

'T schiet mij al met nen keer te binnen dat het Woensdag aanstaande zeker zitdag[1] is voor de Taalkamer[2] en dat die verdietschingen voor het Gouwhuis wel zouden kunnen te berde komen.[3]

Ik ben meer en meer overtuigd dat het jammer en spijtig zoude zijn, moeste de Taalkamer van ambtswege eene verdietschinge voornstellen. Want nen keer dat ze dien weg ingeslegen is, zoo moet en zal zij voort gaan, en... dan hebben wij eene wetgevende kamer! Tracht dan a.u.b. met alle middels zulks te beletten, en verzendt ze liever naar den Bastaardwoordenboek.

Viele er nogtans over die woorden te spreken, dan zou ik u vragen aan Gouwe, gouwhuis, gouwgrave, gouwraad enz. te houden.

Bewindhebber is zoo algemeen mogelijk: koning, arrondissementscommissaris, gouverneur zijn altemale "bewindhebbers". p2En daarenboven, hoe zegt gij dan provintie enz?

Gouwe is 't ware woord.

1) Namèche Cours abrégé d'histoire nationale 1e Deel bl. 35 zegt: "La division du territoire en comtés ou districts (pagi, gauen), centuries (centenae, pagi minores, hundredi) et décuries (marcae), remonte au premier âge de la monarchie mérovingienne. Le comte (comes, graf ou gaugraf) était chargé de l'administration du district. Le centenier (centenarius, tungerefa[4]) et le dizainier (decanus) étaient à la tête des subdivisions du comté. Chacun de ces officiers tenait une cour ou assemblée (placitum, mallum) où se rendait la justice,* où toutes les affaires qui intéressaient le ressort étaient mises en déliberation !! »

2) Poullet , Hist. politique interne de la Belg. bl. 15: "au VIe siècle (à la suite de l'invasion des Germains) on vit le territoire franc, comprenant alors la Gaule presqu'entière avec de vastes contrées sur la rive droite du Rhin, se fractionner en 4 royaumes, distincts de mœurs et d'intérêts, subdivisés eux-mêmes en pagi ou gauen."p33) Raepsaet, in Analyse de l'origine et des progrès des droits des Belges et Gaulois Ch. III, zegt: "La division territoriale des Francs-Germains consistait en pagos et vicos ; et la division personnelle en centenas ou centuries. Ces pagi et vici étaient administrés au civil et au militaire par des chefs ou préfets que Tacite appelle "principes qui jura per pagos vicosque reddunt" Le pagus formait, dans notre sens, une province, le vicus une lieutenance senéchaussée, chateltellenie ou district, administré par un vicaire ou lieutenant du comte" En overal noemt hij die pagos, gauen

Daar waren, 't is waar 3 slag van pagi: pagi fortiores, pagi mediocres, pagi minores. En alle 3 hieten gouwen B.v. Henegouw was een pagus fortior; oostergoo of Oostergouw een mediocris, en de gouw van den Yzer een minor. Daaruit volgt de vrage: Is gouw niet eerder 't woord voor arrondissement of kanton?

Neen 't, want 1) volgens Wauters o.a. en waren de 2 laatste geen deel van het eerste, maar stonden, alhoewel minder, op den zelfsten voet; en Wauters berispt Chs Piot die in zijnen “mémoire couronné” van 't jaar 1871 “subordonne[5]p4 "les pagi, les grands, les moyens et les petits, et les compare à nos circonscriptions administratives de province, arrondissement et canton" En ook ten 2) al waren 't nog onderverdeelingen, nog zou gouw vooruit vooral op pagus fortior passen, lijk het blijkt uit verschillige plaatsen van Raepsaet, Warnkönig, enz. (Haspengouw en is nu noch provintie noch arrondissement noch kanton; eertijds was 't een pagus fortior zegt Poullet doch strekte merkelijk verder als nu.)

4) z. Gouw in Kil. Meyer, enz.

5) Grimm zegt "Die erreichbar älteste Bedeutung ist: Landgebiet, lat. regio, pagus, provincia"

6) Dunger zegt: Provinz = Landschaft, Bezirk, Gau, Landesteil"

7) Franck Etymolog. Woordenb. 1885 zegt: "Gouw (landschap) vr. uit middelnederlandsch gouwe, beantw. aan oudhoogduitsch gouwa vr. gewoonlijk gouwi, gewi, middelhoogduitsch gou, göu; (nieuwhoogduitsch gäu onz., gau m.) gotisch gawi onz. "gouw, landschap, streek" enz. ... Gooi en goo in samengestelde namen, zijn bijvormen.

Gouwgrave

1) ziet Namèche 1) hierboven

2) ziet graaf bij Kramers. Daar hebt ge pluimgraaf, dijkgraaf nog hedendaags gebezigd met den algemeenen en ouden zin van "bestierder, toeziender van…"p5p53) Dr Franck Etymol. Wrdb. geeft "Graaf. uit middelnederlandsch grâve, b.a. oudhoogduitsch gravô, grâvjo, middelhoogduitsch grâve, graeve , middelnederlandsch nederlandsch grave, greve, nieuwhoogduitsch graf (Groef als familinaam). Dit woord heeft, gelijk nog heden in dialecten (vgl. pluimgraaf enz.), de algemeene beteekenis "bestuurder, opziener, opzichter" gehad; graaf als titel is eigenlijk het ambt der koninklijke opzichters of beambten met zeker toezicht belast. Indien met het duitsch-nederlandsch woord het synon. Ags. gerêfa (scîrgerêfa="hoofd van een landschap", engelsch sheriff) identisch is, moet de grondvorm gramfio zijn."

Gazette van Brugge, Vl. Vlagge enz. - De student tijdschrift uit Braband, De Kabouter tijdschrift uit het land van Loon ( Limburg) bezigen gedurig: gouwraad, gouwgrave of gouwgraaf, gouwdag der studenten enz. De gouwgilden te Leuven zijn van iedereen gekend. Zoo dat er 't woord deure is, - zonder Taalkamer! - Gouwhuis (vgl. gemeente-stadhuis enz., het Landshuis eertijds de Brugge schijnt mij beter als gouwhof - Huis is geheel in den aard der germaansche talen vgl. het Engelsch. enz. In Holland zeggen Het LagerHuis, voor Chambres des Communes en Angleterre zie Kramers het Heerenhuis?

Schrijfkamer

is de verdietschinge van Kramers.p6Daar zijn in 't Gouwhuis 3 slag van overheden:

1) Les 2 Directeurs, en onder deze:

2) Les chefs de division (verschillige) - daaronder

3) Les chefs de bureau verschillige .

Dat noemden wij:

1) De opperbestierders

2) De bestierders

3) De onderbestierders

men ziet 't verband. Daarbij het moet één woord zijn, is 't mogelijk, want: chef de bureau luidt bij dat volk alsof 't één woord ware.

Chef de la 4o division b.v. noemen wij: 4de Bestierder.

Chef de bureau de la 4e division = 4de onderbestierder.

Daar zijnder dus verschillige die b.v. 4de Bestierder, 3de Onderbestierder heeten. Maar dat en belet niet.

-Ja maar! Een Chef de bureau de la 4e division b.v., en staat in 't Gouwhuis niet leeger als een Chef de bureau de la 3e division. En als ge zegt in 't vlaamsch.: 4d Onderbestierder, en 3de Onderbestierder - wilt dat niet zeggen dat de eerste onder den anderen staat? - Niet meer als 't fransch 4e division in 't Gouwhuis onder 3e division is. Die daar verkeeren weten wel wat zulks te bedieden heeft.p7Maar hoe zoudt ge zeggen, b.v.

1er chef de bureau de la 4e division,

2de chef ------------------------------------ ?

Zoudt ge uitkomen met: 1s 4de onderbestierder? 2de 4de onderbestierder?

Antwoord Zulk onderscheid en bestaat in de gouwhuizen niet.

Garçon de bureau is een achterlooper, die moet briefzakskes halen, het thuiswijs[6] schrijven enz. bij den schrijver ofte buraliste. Dus: een schrijversknape, inderdaad.

Dit schreef ik u met zeven haasten, of het moeste te passe komen. Doch, nog eens gezeid, besluit liever dat zulk werk in de bezigheid der Taalkamer niet en komt. Als een woord wel is, het zalder met tijd en stond van zijn eigen deure booren.

Groete u vriendelijk en eerbiedig
J. Craeynest

willen zij van “zate" niet, voor "Cabinet du gouverneur of du greffier provincial" dan kunt ge misschien "ambtkamer van den Gouwgrave of Gouwschrijver" voornstellen.

Als' t nen keer beslist is dat de Taalkamer heur daar niet mede en moeit, dan zal ik wel hier of daar Gouwe enz. in eenen opstel kleeden en ievers teberde brengen.

(Bestier voor bestuur is Vlaamsch Brabansch enz. Staat in Kiliaen, Kramers enz. Zoo schrijft David van Leuven, een groot gezag voor die mannen.)

Noten

[1] Zitting van woensdag 22/10/1890; de brief is gedateerd op 15 van Bâmesse (oktober).
[2] Taalkamer staat voor ”Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde”. Deze alternatieve benaming is typisch voor Craeynest.
[3] In de zitting van 15/05/1889 besloot de Koninklijke Vlaamsche Academie, tot de samenstelling en de uitgave van een Algemeen Nederlandsch Vak- en Kunstwoordenboek. De “verdietsingen“ van onderstaande vaktermen zijn te situeren binnen deze context.
[4] Angelsaksische term
[5] Charles Piot, Les pagi de Belgique et leurs subdivisions pendant le Moyen Âge. In: Mémoires: 39 (1874) p. 1-260. Craeynest geeft foutief aan dat Piot zijn bijdrage voor Mémoire couronné schreef in 1871 i.p.v. 1874 : 39 (1874) p. 1-260.
[6] Thuiswijs = adres

Register

Correspondenten

NaamCraeynest, Jan; Craeye
Datums° Oostrozebeke, 01/03/1858 - ✝ Sint-Michiels, 23/04/1929
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor; auteur
BioJan Craeynest liep lagere school in Oostrozebeke, waarna hij naar het Sint-Jozefscollege in Tielt trok. Hij werd er beïnvloed door de Blauwvoeterie die vanuit Roeselare was overgeslagen. Als poësis-leerling werd Craeynest lid van de in 1875 opgerichte afdeling van het Davidsfonds in Tielt. Vervolgens trok hij naar het kleinseminarie voor één jaar, en in oktober 1878 begon hij aan het grootseminarie in Brugge. In 1881 startte hij aan de universiteit van Leuven, waar hij in twee academiejaren het diploma in de filologische en taalkundige wetenschappen behaalde. In augustus 1882 ontving hij zijn priesterwijding. In september 1883 werd hij retoricaleraar in het Sint-Lodewijkscollege van Brugge. Hij bleef er leraar tot 12 augustus 1892. Ondertussen publiceerde hij in De Vlaamsche Vlagge (onder de schuilnaam ‘Craye’) en in Rond den Heerd. Hij was betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Het Belfort (1886) waarin hij taalkundige bijdragen leverde. Ook voor Loquela bezorgde hij uitdrukkingen en woorden. In 1887 was Craeynest medestichter van de Biehalle. Craeynest nam deel aan de eerste literaire prijsvraag van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De wedstrijd kwam er op 18 februari 1887 en betrof het opstellen van een alfabetische lijst van bastaardwoorden. In de redactie van Biekorf zette hij zich in vanaf het eerste nummer in 1890. Hij bleef een ijverige medewerker en publiceerde er heel wat artikels. Vanaf 1898 hielp Craeynest Gezelle bij de vertaling van Goddelijke Beschouwingen. Eén jaar na de dood van Gezelle werd hij benoemd tot aalmoezenier van de gevangenis in Brugge. Hij werd aangepord om de vertaling van die Meditationes Theologicae af te werken. Hij zette dit werk verder waar Gezelle gestopt was. De vertaling bleef echter onvoltooid. In 1904 werd Craeynest benoemd tot pastoor van de Sint-Michielsparochie in Brugge. Dat jaar publiceerde hij ook Woordkunst van Guido Gezelle. In 1907 verscheen het woordenboek Loquela, alfabetisch geordend door de karmeliet Hyacinthus. Caesar Gezelle hielp hem daarbij. Jan Craeynest werd gevraagd om het ‘voorbericht’ te schrijven waardoor hij ook verder het woordenboek ging samenstellen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; medewerker Rond den Heerd en Loquela; medestichter van Biekorf
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamCraeynest, Jan; Craeye
Datums° Oostrozebeke, 01/03/1858 - ✝ Sint-Michiels, 23/04/1929
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor; auteur
BioJan Craeynest liep lagere school in Oostrozebeke, waarna hij naar het Sint-Jozefscollege in Tielt trok. Hij werd er beïnvloed door de Blauwvoeterie die vanuit Roeselare was overgeslagen. Als poësis-leerling werd Craeynest lid van de in 1875 opgerichte afdeling van het Davidsfonds in Tielt. Vervolgens trok hij naar het kleinseminarie voor één jaar, en in oktober 1878 begon hij aan het grootseminarie in Brugge. In 1881 startte hij aan de universiteit van Leuven, waar hij in twee academiejaren het diploma in de filologische en taalkundige wetenschappen behaalde. In augustus 1882 ontving hij zijn priesterwijding. In september 1883 werd hij retoricaleraar in het Sint-Lodewijkscollege van Brugge. Hij bleef er leraar tot 12 augustus 1892. Ondertussen publiceerde hij in De Vlaamsche Vlagge (onder de schuilnaam ‘Craye’) en in Rond den Heerd. Hij was betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Het Belfort (1886) waarin hij taalkundige bijdragen leverde. Ook voor Loquela bezorgde hij uitdrukkingen en woorden. In 1887 was Craeynest medestichter van de Biehalle. Craeynest nam deel aan de eerste literaire prijsvraag van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De wedstrijd kwam er op 18 februari 1887 en betrof het opstellen van een alfabetische lijst van bastaardwoorden. In de redactie van Biekorf zette hij zich in vanaf het eerste nummer in 1890. Hij bleef een ijverige medewerker en publiceerde er heel wat artikels. Vanaf 1898 hielp Craeynest Gezelle bij de vertaling van Goddelijke Beschouwingen. Eén jaar na de dood van Gezelle werd hij benoemd tot aalmoezenier van de gevangenis in Brugge. Hij werd aangepord om de vertaling van die Meditationes Theologicae af te werken. Hij zette dit werk verder waar Gezelle gestopt was. De vertaling bleef echter onvoltooid. In 1904 werd Craeynest benoemd tot pastoor van de Sint-Michielsparochie in Brugge. Dat jaar publiceerde hij ook Woordkunst van Guido Gezelle. In 1907 verscheen het woordenboek Loquela, alfabetisch geordend door de karmeliet Hyacinthus. Caesar Gezelle hielp hem daarbij. Jan Craeynest werd gevraagd om het ‘voorbericht’ te schrijven waardoor hij ook verder het woordenboek ging samenstellen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; medewerker Rond den Heerd en Loquela; medestichter van Biekorf

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamCraeynest, Jan; Craeye
Datums° Oostrozebeke, 01/03/1858 - ✝ Sint-Michiels, 23/04/1929
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; pastoor; auteur
BioJan Craeynest liep lagere school in Oostrozebeke, waarna hij naar het Sint-Jozefscollege in Tielt trok. Hij werd er beïnvloed door de Blauwvoeterie die vanuit Roeselare was overgeslagen. Als poësis-leerling werd Craeynest lid van de in 1875 opgerichte afdeling van het Davidsfonds in Tielt. Vervolgens trok hij naar het kleinseminarie voor één jaar, en in oktober 1878 begon hij aan het grootseminarie in Brugge. In 1881 startte hij aan de universiteit van Leuven, waar hij in twee academiejaren het diploma in de filologische en taalkundige wetenschappen behaalde. In augustus 1882 ontving hij zijn priesterwijding. In september 1883 werd hij retoricaleraar in het Sint-Lodewijkscollege van Brugge. Hij bleef er leraar tot 12 augustus 1892. Ondertussen publiceerde hij in De Vlaamsche Vlagge (onder de schuilnaam ‘Craye’) en in Rond den Heerd. Hij was betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Het Belfort (1886) waarin hij taalkundige bijdragen leverde. Ook voor Loquela bezorgde hij uitdrukkingen en woorden. In 1887 was Craeynest medestichter van de Biehalle. Craeynest nam deel aan de eerste literaire prijsvraag van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De wedstrijd kwam er op 18 februari 1887 en betrof het opstellen van een alfabetische lijst van bastaardwoorden. In de redactie van Biekorf zette hij zich in vanaf het eerste nummer in 1890. Hij bleef een ijverige medewerker en publiceerde er heel wat artikels. Vanaf 1898 hielp Craeynest Gezelle bij de vertaling van Goddelijke Beschouwingen. Eén jaar na de dood van Gezelle werd hij benoemd tot aalmoezenier van de gevangenis in Brugge. Hij werd aangepord om de vertaling van die Meditationes Theologicae af te werken. Hij zette dit werk verder waar Gezelle gestopt was. De vertaling bleef echter onvoltooid. In 1904 werd Craeynest benoemd tot pastoor van de Sint-Michielsparochie in Brugge. Dat jaar publiceerde hij ook Woordkunst van Guido Gezelle. In 1907 verscheen het woordenboek Loquela, alfabetisch geordend door de karmeliet Hyacinthus. Caesar Gezelle hielp hem daarbij. Jan Craeynest werd gevraagd om het ‘voorbericht’ te schrijven waardoor hij ook verder het woordenboek ging samenstellen.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; medewerker Rond den Heerd en Loquela; medestichter van Biekorf
NaamNameche, Alexandre-Joseph
Datums° Perwez, 26/07/1811 - ✝ Heverlee, 30/01/1893
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; professor; rector; historicus
BioNameche werd op 13/06/1835 tot priester gewijd te Mechelen. Hij was hoogleraar geschiedenis, vicerector en rector magnificus van de Katholieke Universiteit te Leuven (1872-1881). Hij is vooral bekend door zijn standaardwerk Cours d'histoire nationale, 30 dln. (1853-1894).
Links[odis], [wikipedia]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamLeuven
GemeenteLeuven

Naam - instituut/vereniging

NaamDe Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde
BeschrijvingDit wetenschappelijk genootschap bestudeert en stimuleert de Nederlandse taal- en literatuur. Na een lange voorgeschiedenis werd het opgericht bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1886 als Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. De activiteiten omvatten onder meer maandelijkse bijeenkomsten met wetenschappelijke en letterkundige besprekingen, prijsvragen en publicaties. Guido Gezelle was één van de stichtende leden. Dit was een belangrijke erkenning van zijn werk. Hij was betrokken bij verschillende prijsvragen en schonk ook een deel van zijn boeken aan de academie.
Datering1886-heden
Links[wikipedia]

Titel - ander werk

TitelCours abrégé d'histoire nationale d'après les travaux de David, Namèche etc. Seconde partie
Datum1883
PlaatsBruges
UitgeverVerbeke-Loys
TitelEtymologicum Teutonicae linguae sive dictionarium Teutonico-Latinum
AuteurKiliaan, Cornelis; van Hasselt, Gerard
Datum1777
PlaatsTraiecti Batavorum
UitgeverDe Meyere
TitelAlgemeene Kunstwoordentolk
AuteurJacob Kramers, Jz
Datum1847
PlaatsGouda
UitgeverG.B. Van Goor
Links[dbnl]
TitelGazette van Brugge (periodiek)
Datum1795-1919
PlaatsBrugge
UitgeverJoseph Bogaert; Louis Bernard Herreboudt; Gustaaf Stock
TitelWörterbuch von Verdeutschungen entbehrlicher Fremdwörter
AuteurDunger, Hermann
Datum1882
PlaatsLeipzig
UitgeverB. G. Teubner
TitelDe Student: tijdschrift voor het Vlaamsch Studentenvolk (periodiek)
AuteurJanssen, Gustaaf; Laporta, August (red.) e.a
Datum1881-1930
PlaatsLeuven; Lier; Brussel; Laken
Uitgever[s.n.]
Links[odis]
TitelEtymologisch woordenboek der Nederlandsche taal
AuteurFranck, J.
Datum1884-1892
Plaatss-Gravenhage
UitgeverMartinus Nijhoff
TitelHistoire politique interne de la Belgique
AuteurPoullet, Edmond
Datum1881
PlaatsLeuven
UitgeverPeeters
TitelAnalyse historique et critique de l'origine
AuteurRaepsaet, Jean Joseph
Datum1824
PlaatsGent
UitgeverA.J. Van der Schelden
TitelWoordenschat I.Basterdwoorden II.Kunstwoorden III.Verouderde woorden
AuteurMeyer, Lodewijk
Datum1805
PlaatsDordrecht
UitgeverA. Blussé en Zoon
TitelDe Vlaamsche Vlagge (periodiek)
Datum1875-1933
PlaatsBrugge
UitgeverDelplace
TitelDe Kabouter uit het Land van Loon (alias Limburg) (periodiek)
AuteurPlessers, Lodewijk (hoofdredactie); Leën,Eugeen (hoofdredactie)
Datum1888-1898
PlaatsHasselt
UitgeverM.Ceyssens; St-Quintinusdrukkerij
Links[odis]

Titel15/10/[1890], Brugge, Jan Craeynest aan [Guido Gezelle]
EditeurKarel Platteau; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderCraeynest, Jan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum15/10/[1890]
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieBriefversie van datering: den 15en van Bâmesse ; jaartal en adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en enkele leden van de Dietsche Biehalle en Biekorf. Deel 2: Brieven / door P. Deboever. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1984-1985), p.361, 363-366
Fysieke bijzonderheden
Drager 2 dubbele vellen, 211x135
wit
papiersoort: 7 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem rechts onder de maand: [1890] (inkt, beide hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6372
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12674
Inhoud
Incipit'T schiet mij al met
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.