Nu nadert, tot mijne blijdschap, de tijd, die ik voor mijne aanstaande vlaamsche reize bestemd hebbe. Weldra hoop ik U te Kortrijk een bezoek te komen brengen,[1] en ik verlange van herten daar naar, U weer eens de vriendenhand te kunnen drukken. Mijn voornemen is om Dinsdag den 30st Juni a.s. te Kortrijk te komen, en wensch U alsdan des morgens terstond na negen ure reeds een bezoek te brengen. Maar, gelijk ik U in mijnen vorigen brief reeds schreef, Gij en moet geenerhande drukte of beslag met een middagmaal of gasterije mijnentwege maken. Dat zoude mij niet aangenaam zijn; ik ben vast van voornemens, aleen en in mijne herberge het middag- en avondmaal te nemen. Want mijn bezoek te Kortrijk en heeft geen ander doelp2dan aleenlik eenige uren in eenvoudig en kalm vriendschappelik samenzijn met U door te brengen. Kunnen wij dan misschien des voormiddags eens door en om de stad wandelen - en wellicht des namiddags eens een rijtochtje doen, in een open rijtuigje, naar een der omliggende dorpen, b.v. naar Harlebeke, of naar Heule, of misschien naar Meenen, ten einde ook eens het vlaamsche land in d'ommestreken van uwe woonplaats te kunnen zien, of misschien naar St-Genois, ten einde ook onzen vriend Eerw: Jul: Claerhout een kort bezoeksken te brengen, dat ware mij recht aangenaam. Maar dat kunnen wij wel bespreken, als ik eerst maar te Kortrijk bij U ben - want dat hangt ook van het weder af, en, als het als dan te Kortrijk niet beter is als tegenwoordig alhier, dan zoude men liever bij de warme stove gaan zitten als in een open rijtuig - zoo koud is het hier.
De vraag is nu maar, of U den dag van Dinsdag 30 Juni voegt? Gaarne had ik hierop nog een paar letterkensp3tot antwoord, aleer ik van hier vertrekke, 't welk bepaald is op Maandag 22 Juni a.s. - want vóór ik te Kortrijk kom, wensch ik eerst nog naar Duinkerke, Kales, Boonen en St-Omaars te gaan. Ik hoop van herten dat de bepaalde dag U voegt, want ik kan de tijd moeielik veranderen. Gij moet weten, dat ik het dezen zomer overmatig volhandig hebbe met allerlei werk en bemoeiingen, zoo dat ik geen dag missen kan, en alles van te voren nauwkeurig moet berekenen.
Een week of drij geleden mocht ik van wege den Eerw: Heer Van Costenoblen, Pastoor te Vleteren in Fransch-Vlaanderen, te miner blide verrassinge ontvangen eenen afdruk van Courtois, l'Ancienne Idiome Audomarois,[2] het werk dat ik zoo zeer verlangde te bezitten. Dat is mij natuurlik door uwe vriendelik en hulpveerdige bemiddelinge toegekomen, en ik zeg U daarvoor bij dezen mijnen herteliken dank. Wij zullen daar eerlang ten uwent nader van spreken, hoop ik. Daar en was bij die zende uit Vleteren, buiten de t'huis-p4richtinge, en d'aanwijziginge van den afzendere, geen letterken schrifts, dus ik en wete niet hoe die zende bedoeld is, of ik namelik haar te beschouwen hebbe als een geschenk, dan wel als eene leeninge. Ik heb den Eerw: Heer Van Costenoblen vriendelik bedankt voor zijne goedheid en hulpveerdigheid, en hem gevraagd hoe zijne meeninge was in deze zake - maar nog geen antwoord van hem ontvangen. Nu, als ik bij U ben, zult Gij mij ongetwijfeld ook dienaangaande wel nader bescheid kunnen geven.