Ik verhaast mij U een nieuws te spreken, dat Gij ongetwijfeld met geen ongenoegen vernemen zult: De Heer Noterdaeme, van Brugge, over wien ik U reeds gesproken heb[1] heeft, op mijn aanraden (en zoo volledig mogelijk) eene alfabetische tafel[2] opgemaakt van al de letter- en klankwisselingen, assimilatiën, enz., die in de 10 jaar van Loquela aangestipt of besproken staan. Die tafel zou uiterst wel plaats vinden in ‘t laatste nummer van het 10e jaar; want naar onze berekening zou zij juist vier sponden of een half blad van Loquela vullen. - Zeg mij eens wat gedaan om best te doen.
Op blz. 42 van ‘t Daghet in den Oosten (1891) staat er: “De maagden wierden betacht (beticht), maar niemand en wist hoe ‘t kwam.” - Kan deze woordvorm in eeniger mate overeen of in verband gebracht worden met: “dit saerter noch eens betacht” waaroverp2In ‘t Bijblad van Loquela van Allerheiligen 1886 voor den laatsten keer uitleg gevraagd werd?[3] Ik denk van neen, maar twijfel toch.
En hoe staat het met de vervlaamsching der bastaardwoorden?
Uw dienstwillige