Hier bij ingesloten vindt Gij een klein opstelleken, dat ik in den Biekorf wensch te plaatsen[1] Wiste ik maar wie het is, die met het Bestier van dat tijdschrift is belast, of aan wien ik mij in deze zake te wenden hebbe, ik en zoude U zekerlik hier mede niet lastig vallen. Maar 'k en wete dat niet, en "Biekorf" en doet het mij ook niet weten. Zoo vinde 'k mij wel genoodzaakt U vriendelik te vragen, gelijk ik bij dezen doe, of Gij zoo goed wilt zijn het ingeslotene opstelleken wel aan het Bestier van Biekorf te willen doen toekomen, met mijn verzoek om opneminge daarvan, en - om drukproeve ter verbeteringe te mogen hebben, aleer het wordt afgedrukt. Bij voorbate biede ik U voor dezen vriendendienst mijnen welgemeenden dank.
Mijne zende van eenen overdruk "Ytlike bledsiden" hebt Gij toch wel ontvangen? Spoedig hoop ik U ook eenen overdruk te zenden van het Duitsche opstel waar ik U over gesproken heb, als ik laatstleden bij U te Kortrijkp2was.[2] Gij ziet dus dat ik goed vlijtig ben
Hier is alles in den besten welstand. Van herten hoop ik dat het ten uwent en met U-zelven niet anders en is.
Ik peize nog dikwijls in zoete herinnering aan den schoonen dag dien ik met U te St-Denis heb doorgebracht, vooral ook aan die heerlike wandeling door de velden naar Boer Delputte. Hoe schoon was dat vergezicht over de heuvelen naar Doornik en Ronse. Zoo, juist zoo is het ook in Gelderland, in d'omstreken van Arnhem, Nijmegen en Kleef.
Voor 't oogenblik en heb ik niets van eenig belang op taalkundig gebied te melden.